De Nieuwe Taalgids. Jaargang 35
(1941)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Twee klassieke ontleningen bij Vondel.De wendingen die ik hier bespreek, komen beide voor in een vierregelig gedichtje van Vondel op Jan Vos: Zoo spant Natuur door Vos een' regenboogh van dichten,
Of bogen van triomfe, en leert tooneelen stichten.
Wat hoortge, als hy een wijs op vrede en oorlogh zet?
Een stem, gewrongen door een boghtige trompet.
De ‘klassieke vergelijking om het krachtige van verzen aan te duiden’ (zie de aant. in de grote Vondeluitgave IX, 670) gebruikt Vondel ook in de opdracht van zijn proza-Vergilius. Hoeveel moet er bij een vertaling ‘gespilt worden en verloren gaen,.... behalve dat dicht en ondicht, of vaers en onvaers onderling verschillen, gelijck trompetklanck en bloote stem, en het vaers een stem, door een drieboghtige trompet krachtig uitgewrongen gelijck is’. Het beeld is van SenecaGa naar voetnoot1). Het komt meer voor bij onze 17de-eeuwse dichters, zo in Huygens' Zeestraat: Dit wist ick by de proef, dat rijmens soete macht
Veel' herten, meer als dwang van redenen, verkracht.
T' gedicht is als de wind door een Trompett gedreven,
De nauwte geeft hem 'tscherp, en een veel sneller zweven
Dan of de selve wind vloogh door een' open locht (vs. 315-19).
In onze moderne literatuur vindt men dit beeld niet meer, naar ik meen, maar de gedachte die er aan ten grondslag ligt, blijft leven en komt onder andere vormen tot uiting, zo bij Perk in zijn bekend: Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten... De eerste terzine luidt: De geest, in enge grenzen ingetogen,
Schijnt krachtig als de popel op te schieten,
En de aard' te boren en den blauwen hoogen.
| |
[pagina 92]
| |
In het zesde boek van zijn Aeneïs verhaalt Vergilius, hoe Aeneas afdaalt naar het rijk der schimmen om zijn gestorven vader Anchises te bezoeken. Anchises voorspelt hem de toekomstige grootheid van het Romeinse rijk dat Aeneas volgens de wil der goden in Italië zal stichten. Ik haal enkele van zijn woorden aan uit Vondels prozavertaling: ghy Romain zult passen over de volcken van uw gebiet te regeeren (dit zal uw werck zijn) en een wijze op den vrede te zetten.Ga naar voetnoot1) De gecursiveerde woorden zijn de vertaling van pacisque imponere morem: de regelen voor de vrede opleggen (aan overwonnen volkeren), de vredestoestand regelen. Dezelfde uitdrukking gebruikt Vondel ook in de poëtische opdracht van zijn Vergilius-vertaling in maat en rijm, het gedicht Parnasloof, ‘toegewijt’ aan Cornelis de Graeff, de bekende Amsterdamse burgemeester. Hier dus zonder een direct Lat. voorbeeld. Hier volgen vs. 6-10 uit dat gedicht: Toen alle volcken Rome op haeren middagh zagen,
Den vorst in 't hooftgezagh, en 't aerdtrijck, onder hem
Gebogen, luistren naer d' ontzaghelijcke stem
Van eenen eenigen, geheilight om, door wetten
En maght gesterckt, een wijs op recht en vrê te zetten.Ga naar voetnoot2)
Een derde vb. van Vondel geeft de hiervóór aangehaalde plaats. Ook Hooft gebruikt een soortgelijke wending in zijn Nederlandsche Historiën. Het gaat over Philips II als opvolger van Karel V in deze gewesten: ‘Daar schuilde een heimelijk duchten, dat de liefde der gemeente tot den Koning niet zoude erkent worden met de bejeegheninghen, waar toe zy gewent was van zyne voorzaaten, die haar met alle aanminnigheit gestreelt en gestooft hadden. Want hy zette, daar op, een' andere wyze; nocht mêewaarigh, nocht gespraakzaam’ enz.Ga naar voetnoot3) Men kan hier vertalen: hij volgde in dat opzicht (wat dat betrof) een geheel andere gedragslijn; hij handelde hierin geheel anders. Uit deze voorbeelden blijkt voldoende dat wijze hier is het Lat. mos. met de betekenis regel, voorschrift. En dat men niet heeft te denken aan wijze: melodie. - Harrebomée II, 465 | |
[pagina 93]
| |
vermeldt een zegswijze, die ook hierbij gebracht moet worden, naar het mij voorkomt: Hij stelt er geene wijze op; dezelfde uitdrukking geeft Halma: hij stelt er gansch geene wijze = hij leeft gansch niet wel, il ne prend pas garde à ses affaires. Het Fries kent dit nog; het Fr. Wdb. geeft dit voorbeeld: ‘Broer Sip kin sa gjin keapman bliuwe: hy set der gjin goede wize op, zet de tering niet naar de nering’Ga naar voetnoot1). Duidelijk blijkt dat in deze Wdbb. wijze ook opgevat wordt als mos. Evenwel Tuinman in zijn Sprkw. I, 259 brengt de uitdrukking: hij stelt' er geen wijze op (dat zegt men van ymand die zyne zaaken verwaarloost, en in 't wilde laat loopen) bij de rubriek: Spreekwoorden van zingen, dobbelen, kaatzen enz. Maar, vraagt Tuinman zich af, wat is wijze hier: toon of manier? Weiland hakt in zijn Wdb. de knoop voor hem door: ‘er eene wijs op stellen, is, eigenlijk, eene melodij voor een zangstuk bepalen; fig. zijn leven regelen: hij stelt er geene wijs op’. De conclusie van mijn beschouwingen mag zijn: Weiland heeft ongelijkGa naar voetnoot2). En nu nog onze uitdrukking: daar zal een zware wijs opgaan: dat zal niet zo makkelijk gaan, grote moeilijkheden geven, niet glad zitten. Ook hier moet wijze in oorsprong wel wijze van handelen, weg om iets te bereiken betekenen. Maar wijze, melodie is uit het ruimere wijze ontstaan, en de betekenissen zijn niet altijd scherp te scheiden. Zo kan men licht - van de wijs raken.
Amsterdam, Nov. '40. A.A. Verdenius. |
|