De Nieuwe Taalgids. Jaargang 35
(1941)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
.... Doen te weten:Op doen als causatief hulpwerkwoord volgt een infinitief zonder te: ik deed hem weten dat.... Bij geven dat in overeenkomstige functie gebruikt kan worden, neemt de infinitief wel te voor zich: ik gaf hem te kennen, te verstaan.... (vgl. ook: ik geef je te raden). In Mnl. taal is doen te weten(e), te verstane zeer gewoon; één vb. uit de Reinaert (vs. 1608-9): Doe leeddickene in een stat, daer ick hem dede te verstane, dat.... Voor verdere vbb. kan ik naar Mnl. Wdb. VIII, 117 verwijzen. Het schijnt wel zò te zijn dat naarmate doen zijn volle, zelfstandige betekenis meer gaat verliezen, het finale te als minder noodzakelijk wordt gevoeld. Is het louter causatief hulpwerkw. geworden, dan vormt het met de volgende infinitief zonder te een meer of minder sterke eenheid. Wij constateren dan hetzelfde proces als bij enkele verba van beweging (komen, gaan), die, met betekenisverzwakking tot hulpwerkw. van actionsact geworden, een infinitief zonder te achter zich krijgen: ik kom je even vertellen dat....; ik ga werken (daarnaast: ik kom om je te vertellen, met duidelijk finale functie; ze gaan elke dag (te) vissen; ze gaan uit om een wandeling te maken). Verschillende dialecten kennen hier niet de constructie met infinitief zonder te; bv. het Gronings niet (Overdiep, Stil. Gramm., § 204); evenmin het Fries; vandaar dat ik als geboren Fries nog aarzel, of: ze gaan te vissen wel gangbaar is in de algemene taal. Ik keer terug tot het causatieve hulpwerkwoord doen. Bekend is dat de wending doen te weten, als verstarde formule, stand heeft gehouden in kanselarijtaal, in de taal van wetten en afkondigingen. Overigens geen te-infinitief bij dit hulpwerkwoord. Toch was in de 17de eeuw die constructie nog bekend. Uit Coster's Ghezelschap der Goden op de ghewenste Bruyloft van Apollo (1618) haal ik aan vs. 13-14 en vs. 131-132: Gheleerde Wetenschap, nummer ghenoch gheprezen,
Doet dan den mensch gherust van ziel en zin te wezen;
vs. 131-132: .... uw deugt, die'ck alsins booch
En roem, en die my deed' mijn min u aen te bieden.
| |
[pagina 90]
| |
Een ander voorbeeld vindt men in het Spel vande Rijcke-Man (1621), vs. 1020-21: 'k Weet dat ghy hebt-een hoope leech gelts in u Kas,
En om u dat te doen met voordeel te besleden
Daerom is dat ick coom.
Doen kan bij Coster nog een zò zelfstandige waarde hebben, dat een objectszin volgt. In het reeds aangehaalde werk vindt men: Dat Wilt-braet, dat daer ginder aen dien eycken stam
Hangt, deed' dat ick niet eer in u gheselschap quam
(vs. 350-51).
Verdere vbb. van deze constructie (doen = bewerken, veroorzaken + objectszin) zijn in 17de-eeuwse literatuur gemakkelijk te vindenGa naar voetnoot1). Ik geef nog één uit Coster's Ithys (vs. 1456): Dit doet dat onghevallich leeft
De Vorst, die....
Daarnaast komt natuurlijk ook ònze constructie voor: U Vader, die 'm van oudts gingh onder 't kroos bedelven,
Dien doet ghy bobren op....
(vs. 25-26).
Ik mag hier ten slotte nog de aandacht vestigen op leeren met infinitief + te in Ghezelschap der Goden, vs. 337 (Bacchus heeft een lofzang op de Rijnse wijn besloten met de woorden: De Bauren zauffen Weyn aus disse steynen backen):
Jupiter: By Rijnsche wiin leert uw mijn zoon oock Riinsch te snackenGa naar voetnoot2);
en op gaen met infinitief + te in Ghezelschap der Goden (vs. 534-535): Droeve Melpomene ontdeckt u voort en gaet
Dit paer gheluck en heyl te wenschen in deez' staet.
Amsterdam, Nov. 1940. A.A. Verdenius. |
|