bezien. Ieder die de mondelinge enquête heeft beoefend, weet, dat zegslieden van deze suggestibele leeftijd anders op vragen van taalkundige aard reageren dan volwassenen en vooral, dat zij steeds grote aarzeling betonen om den ondervragenden ‘meneer’ attent te maken op eventueel onjuist gehoorde en weergegeven taalvormen.
Van algemeen belang voor onze gehele neerlandistiek lijkt mij het feit, dat wij nu eindelijk een goed overzicht kunnen krijgen van de taalgeografische structuur van het hartje van Brabant en dat wij over gegevens beschikken ter bestudering van de invloed van Brussel: ‘Van Brussel uit straalt nog steeds de invloed van het Brusselsch dialect, dat onverwoestbaar voortleeft en door de drommen werklieden, die dagelijks naar Brussel komen, tot in de landelijke gemeenten doordringt!’. Enzelfde gang van zaken heb ik vroeger geconstateerd ten aanzien van plat-Amsterdamse eigenaardigheden, die in de rondom de hoofdstad gelegen dorpen en stadjes zienderogen of wel horenderoren veld winnen. Deze waarneming heeft mij indertijd min of meer verrast en mij ten slotte tot het inzicht gebracht dat de wetten der taalgeografie niet van toepassing geacht kunnen worden op leven en verspreiding van het zogenaamde A.B. Immers, van tweeën één: òf de beschaafde taal verovert het taallandschap door het vanuit een kerngebied voorwaartsschuiven der isoglossen, of wel een lagere milieutaal vervult deze rol. Constateert men nu voor een bepaalde streek, dat een zodanige lagere milieutaal zich, cartografisch gezien, als een olievlek om een bepaald centrum uitbreidt, dan is het zonneklaar, dat daarmee niet tegelijk een waarlijk veroverende (in de zin van: substituerende) invloed der beschaafde hogere taal op het terreinverliezende dialect gepaard kan gaan. Het leven der beschaafde taal speelt zich af in een geheel ander vlak en kan niet van de taalgeografische kant worden benaderd.
De Romaanse taalgrens, zoals die door Vangassen wordt getrokken, wijkt niet af van hetgeen tot dusver omtrent het beloop bekend was (zie de gehele taalgrens op mijn grondkaart in Grootaers-Kloeke, Handl.). Op een paar gemeenten, die òp de grens liggen en op een enkel menggebied wordt nog eens opzettelijk gewezen in de inleiding.
In het geheel zijn dus nu de volgende gebieden bewerkt: Klein-Brabant (door Blancquaert), Zuid-Oost-Vlaanderen (door Blancquaert en Vangassen), Noord-Oost-Vlaanderen en Zeeuwsch-Vlaanderen (Blancquaert), Vlaamsch-Brabant (Vangassen). Meer