De Nieuwe Taalgids. Jaargang 34
(1940)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen kouter als breekijzer.Bekend is de plaats in Karel ende Elegast, waar verteld wordt, dat de koning een ploegijzer of kouter vindt en het meeneemt als breekijzer, penzende in zijnen moed: Dit es ten ambochte goet
Die graven wille in borghen,
Hi moeter toe besorghen
Sulke dinc, alse hem bedorste.
Dat een meester in het vak als Elegast ‘stont ende loech’, toen hij Karel-Adelbrecht de hand aan het ploegijzer zag slaan om ermee de | |
[pagina 174]
| |
muur te ‘breken’, schijnt de dichter een van zelf sprekende reactie te vinden op Karels inbrekerskunst. Toch dient in later dagen, in de 18de eeuw, een ploegijzer meer dan eens als werktuig om in te breken en het zijn nog wel vakmensen, zoals men de bokkerijders toch mag noemen, die ermee werken. Op vastenavond 1741 wordt op de hoeve ter Waren ingebroken. Een zekere Willem Que. uit Chêvremont ‘bracht met een ploegkouter, dat hij op 't veld had weggenomen, een gat in de muur aan kroop er door, opende de huisdeur en liet de andere kameraden binnen’.Ga naar voetnoot1) 4 Juli 1742 wordt in Locht, op de weg van Horbach naar Heerlen in het huis van Johannes Keularts ingebroken. ‘Met een ploegkouter, dat de hoefsmid Kerckhoffs speciaal voor dit doel heeft meegebracht, maken Christian Kerckhoffs en Jacobus Cr. (uit Spekholzerheide) een gat in de muur van de keuken, dringen b nnen en laten hen, die buiten staan te wachten, door de huisdeur binnen’.Ga naar voetnoot2) In 1763 tracht men in te breken bij Johan Reinartz in de bank Übach in de nacht tussen de tweede Zaterdag voor Pasen en de Zondag Judica. ‘Eerst probeert men de deur met behulp van een ploeg-kouter te openen. Als dit te lang duurt, rammeien Teekelen Kobus uit Übach en eenigen uit Gulik de deur met een groot stuk beukenhout’.Ga naar voetnoot3) In de nacht van 19 op 20 September 1770 breken de heren in Immerdorf bei Geilenkirchen in. ‘De inbraak geschiedde met een kouter, dat later ter plaatse werd gevonden’. Verschillende kamers waren reeds leeggeplunderd, toen ze nog een andere gesloten kamer vonden. Ook hier dringen ze binnen, ‘nadat ze de deur met het kouter hadden opengebroken’.Ga naar voetnoot4) De spottende vraag van Elegast, waar Adelbrecht zijn breekijzer had laten maken en zijn ironische opmerking Dusghedaen sach ic noit gheen
Beseghen tot sulken sticken,
Daer men mure met soude picken,
hadde de keizerlijke inbreker kunnen troeven met de vraag, of Elegast dan nooit gehoord had van de inbrekerswerktuigen van de beruchte bokkerijders, als beide gezellen in de toekomst hadden kunnen zien. Maastricht. H.J.E. Endepols. |
|