De Nieuwe Taalgids. Jaargang 34
(1940)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Uit de tijdschriften.
| |
[pagina 44]
| |
Dec. Hendrik de Vries vraagt aandacht voor De dichteres Giza Ritschl, naar aanleiding van een keur uit haar liefdeverzen. - Mea Mees-Verwey huldigt de zeventigjarige Henriette Roland Holst-Van der Schalk. - In de rubriek Nederlandsch Proza bespreekt Gerard van Eckeren de beide laatste boeken van Reinier van Genderen Stort. - De rubriek Nieuwe Poëzie van Ed. Hoornik bevat een opstel over De nieuwe generatie.
Stemmen des Tijds. Nov. W.J. Kooiman brengt in een artikel Een vaste burcht ook de Nederlandse vertalingen van het Lutherlied ter sprake. - De Kroniek der Poëzie van P.J. Meertens is gewijd aan twee ‘filosofische dichters’, J. Bierens de Haan en J.A. Rispens, en een aantal ‘volkse dichters’, de Katholieken Alb. Steenhoff, Gabr. Smit, Paul Haimon, Jac. Schreurs en Luc. van Hoek. Dec. Ter Afsluiting van de jaarrekening bespreekt C. Tazelaar in een Proza-kroniek een lange reeks werken van onderscheiden aard, voornamelijk romans. - De jonge dichters, door P.J. Meertens en zijn Poëzie-kroniek beoordeeld, zijn R. van Lier, H.A. Gomperts, A. Marja en Jan H. Eekhout.
Opwaartsche Wegen. Nov. Bij Gorters gouden Mei heet een uitvoerig artikel van Roel Houwink, waarin hij herdenkt hoe vóór 50 jaar de Mei verscheen. Beknopt wordt hetzelfde feit herdacht door Hk. Mulder. - P.H.M. beoordeelt Het Spiegeltje van Venus van Nico van Suchtelen.
Socialisme en Democratie. Nov. Halbo C. Kool schrijft een artikel De Muze in dubio over de zogenaande ‘Amsterdamse school’ van het drietal dichters Hoornik, Den Brabander en Van Hattum. Dec. G. Stuiveling levert een bijdrage over Frank van der Goes als essayist, waarin hij uitvoerig nagaat wat deze geestige stilist als bondgenoot van de Nieuwe-Gidsers betekend heeft, en waarom het tot een breuk moest komen.
Studiën. Katholiek cultureel tijdschrift. Nov. Jos. Van derverlden, de auteur van een juridisch proefschrift over ‘Staat en recht bij Vondel’, levert een bijdrage over Rechtsmotieven bij Vondel. - Joh. Heesterbeek schrijft over Het leerprogramma van Gymnasium en H.B.S., naar aanleiding van de bekende rapporten, door de Leidse Maatschappij der Ned. Lett. uitgegeven. | |
[pagina 45]
| |
Roeping. Nov. De redakteur G. Knuvelder en twee medewerkers huldigen de oprichter van het tijdschrift, Dr. H.W.E. Moller, op zijn zeventigste verjaardag. - Gerard Knuvelder vond in de nieuwe uitgave van Drost's roman aanleiding tot een artikel Een uitstapje naar de Eikenterpen, waarin Van Eyck's inleiding uitvoerig ter sprake komt. - Jos. Panhuysen's Kroniek der poëzie geldt het jongste werk van Pierre Kemp (Fugitieven en Constanten), Jan H. Eekhout (Magie der Aarde) en Eric van der Steen (controversen). Dec. In de Kroniek van het Proza bespreekt Wouter Paap het jongste werk van Albert Kuyle (Harmonica), van D.A.M. Binnendijk (Zin en Tegenzin) en van een aantal jongeren in de bundel In Aanbouw. - Pierre van Valkenhoff bespreekt in een Literairhistorische Kroniek de publicaties uit 1938.
Vondelkroniek. Dec. Deze lijvige aflevering is een Feestnummer, de zestigjarige Prof. B.H. Molkenboer aangeboden door zijn leerlingen. Een negental bijdragen, getuigende van ijverige Vondel-studie, hebben betrekking op de werken van de dichter.Ga naar voetnoot1) Drie andere gelden het werk van tijdgenoten: Annie Kronenberg schrijft over Huygens' modegisping in ‘Costelick Mal’, A. Meesters over Didericus Camphuysens verhouding tot de schilderkunst; A. Weijnen geeft Opmerkingen over de taal van Pater Poirters.
Dietsche Warande en Belfort. Oct. André Demedts bepleit een Hernieuwing in onze Letterkunde, zowel ‘persoonlijk als nationaal.’ - In de Poëzie-Kroniek schrijft P.G. Buckinx over Drie Limburgsche dichters, n.l. Robert Franquinet, G. Michiels en Trudo Hoewaer. Dec. In de rubriek Nederlandsch proza beoordeelt André Demedts de roman De Nadagen van Pilatus van S. Vestdijk.
De Vlaamsche Gids. Oct. W. van Eeghem levert een bijdrage voor het Contrabandetooneel, circa 1600. Hij toont aan dat C. Crul's A.B.C. door de censuur beurtelings verboden en goedgekeurd werd. Een verboden Presentspel van twee persoonagen meent hij aan C. Everaert te kunnen toeschrijven. Nov. L. Couvreur geeft een overzicht van De Nederlandsch-Belgische onderhandelingen inzake de schrijfwijze van de Nederlandsche taal. | |
[pagina 46]
| |
Eigen Volk. Sept.-Nov. Uit deze dubbele aflevering, die de jaargang besluit, vermelden wij de volgende bijdragen: Sprankels, sprokkels, vindsels en rapelingen door Marcel van de Velde. - Geslachtsnamen en bevolkingsverschuiving in Noord-Brabant door Ant. Weijnen. - Veldnamenstudie door H.J. Bellen. - Friese sjibbeleths door Klaas Sierksma. Verder nog kleine dialektteksten uit Flakkee, Kortgene en Weert. Tot slot een uitvoerige Boekenschouw en een lange reeks Mededelingen.
Onze Taaltuin. Nov.-Dec. In een uitvoerig artikel De phonologie en het moedertaalonderwijs ontwikkelt J. Wils velerlei denkbeelden over het taalonderwijs, dat z.i. sinds 1930 een gewichtige vernieuwing ondergaan heeft, die in het proefschrift van H.J. de Vos niet voldoende uitkomt. - Jop Pollmann schrijft over Kerklied-kwesties. - Jac. van Ginneken toont in een artikel Thomas Hemerken en Pater Brugmans ‘Leven van Jesus’ met voorbeelden aan ‘hoe vrijmoedig Thomas met de door hem bewerkte teksten omging’. - P. Peters beoordeelt het proefschrift van G.A. van Es (De genitief als taalinstrument), waarin hij, ondanks bezwaren, veel te waarderen vindt.
Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. April-Mei. J. van Mierlo wijdt opnieuw een uitvoerige studie aan het Veldeke-probleem (Nieuws over Heynrijck van Veldeken, naar aanleiding van Jungbluth's Untersuchungen zu Heinrich von Veldeken). - A. van Loey publiceert met grote nauwkeurigheid Een nieuw fragment van den Spieghel Historiael van J. van Maerlant, gevonden te Stockholm. - Joris Eeckhout werd getroffen door Een kommentaar van Karel van de Woestijne, n.l. eigenhandige kanttekeningen bij een artikel waarin zijn werk besproken werd. - Frank Baur oefent kritiek op de onvoldoende tekstinterpretatie in sommige zestiende-eeuwse tekstuitgaven, n.l. van W. van Eeghem en van N. van der Laan (Ontoereikende Hermeneutiek). Juni. Dat J. van Mierlo door de geoefende kritiek niet bekeerd is, blijkt uit zijn bijdrage: Het auteurschap van Martijn van Torhout voor de gedichten van den Oudenaardschen codex gehandhaafd. - Deze aflevering bevat ook de breed gemotiveerde Verslagen over de Prijsvragen voor 1939, waarvan er enige voor bekroning en publicatie in aanmerking komen. | |
[pagina 47]
| |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LIX, afl. 2-3. P. Maximilianus geeft een overtuigende verklaring van Adam in Ballingschap vs. 229-242. (De tweede scheppingsdag bij Vondel). - B.H. Peteri verklaart vs. 83 van de Esmoreit. - Kloeke interpreteert en vergelijkt Nieuwe fragmenten van Het Roelantslied, vraagt meer waardering voor de Mnl. bewerking, en onderstelt dat deze oorspronkelijk deels in strofen geschreven was. - F. de Tollenaere geeft een toelichting Bij een plaats uit het esbattement van Tielebuys. - W. Gs. Hellinga besluit zijn uitvoerige studie over Het Stadsfries en de problemen van taalverhoudingen en taalinvloed. - J.W. Muller publiceert een herziene critische commentaar (Reinaert-studien V), een nieuwe tekstcritiek ter verantwoording van de jongste uitgave van zijn hand. - J.A.N. Knuttel beoordeelt het proefschrift van H. Smilde over Jacob Cats in Dordrecht; J.W. Muller beoordeelt de Middelnederlandse Grammatica van F.H. le Roux en J.J. le Roux; C.B. van Haeringen beoordeelt het proefschrift van G.A. van Es: De attributieve genitief in het Middelnederlandsch; Th. Baader beoordeelt het proefschrift van H.L. Bezoen over de Klank- en Vormleer van het Dialect der Gemeente Enschede.
Levende Talen. Okt. K.R. Gallas doet mededelingen over de wijze waarop het vraagstuk Bestaan er letterkundige genres? op het internationale kongres te Lyon behandeld is. - C. Hedeman wijst, naar aanleiding van een voorbeeld, op De psychologische factor bij klankverschuivingen. - Indrukken en ondervindingen bij het mondeling eindexamen-Nederlands op de gymnasia worden achtereenvolgens medegedeeld door Mej. A.J. Portengen, A. Zijderveld, J. Karsemeyer, W.G.J.A. Jacob en J.E. van der Laan. Daarna volgen gegevens voor Het nieuwe stylistische gedeelte in het toelatingsexamenwerk voor Nederlands. - Onder de Boekbesprekingen vermelden wij het proefschrift van H. Smilde (Jacob Cats in Dordrecht), beoordeeld door A.J. de Jong, en de uitgave van Haarlem, fragment uit Hooft's Historien, uitgegeven door H. Godthelp en A.J. Schneiders, en beoordeeld door A. Zijderveld. Dec. J. Karsemeyer drijft de spot met de kritiek die R. Houwink geoefend heeft op het letterkunde-onderwijs (Roel Houwink boedelberedder van Jan Greshoff). - P. Dezaire schrijft over De dichterlijke zegging; A. Roozendaal over Onderwerp en Werkwoord. - A.J. de Jong beoordeelt Dichters der Reformatie van W.A.P. | |
[pagina 48]
| |
Smit, Renout van Montalbaen, uitgave door P.J.J. Diermanse en het proefschrift Uit de geschiedenis der Nederlandsche Spraakkunst van F.L. Zwaan.
Taal en Leven. Dec. Gerlach Royen betoogt de noodzakelijkheid van helder taalbegrip voor de taalleraar (Taalkunde en taalonderwijs), en besluit zijn studie over Naamvalsperikelen, in de vorige aflevering begonnen. - M.D.E. Leve schrijft over Psychologie en Leraar; E. Kruisinga over Openbaarheid in onderwijszaken. - A.J. Schneiders geeft een Kleine taalstudie. - Ten slotte beoordeelt E. Kruisinga de Bijgedachten en botsingen in taal van Gerlach Royen en de Phonologie van N. van Wijk.
Museum. Nov. H.L. Bezoen's proefschrift over de Klank- en Vormleer van het dialect der Gemeente Enschedé, wordt beoordeeld door Th. H. d'Angremond. Dec. De studie van P. Polman over Stalpart en zijn ‘Roomsche Reys’ wordt beoordeeld door Gerlach Royen.
Tijdschrift voor Levende Talen V, afl. 6. F. de Tollenaere stelt de vraag: In hoeverre zijn onze Nederlandsche handwoordenboeken betrouwbaar? Zijn ervaring is dat men daartegenover kritisch moet staan.
Hermeneus, Maandblad voor de antieke cultuur. Okt.-Nov. In een bijdrage Hooft en Vergilius toont A.A. Verdenius aan, hoe Hooft, evenals Vondel, de Latijnse dichter vereerde.
Revue belge de Philologie et d'Histoire XVIII, 3-4. G. Vannes wijst op Het standpunt van Johan Michel Dautzenberg ten opzichte van Germanismen. De gegevens put hij uit een korrespondentie van Dautzenberg met Joh. van Dam.
Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur. Heft 1-2. Th. Frings bespreekt de Geschiedenis van de Nederlandse taal van C.G.N. de Vooys.
Zeitschrift für romanische Philologie LIX. In een artikel van Th. Frings: Französisch und Fränkisch wordt ook de volle aandacht geschonken aan het Nederlandse taalgebied: het onderzoek geldt voornamelijk de diftongering.
The Journal of English and Germanic Philology. Okt. E.R. Tigg antwoordt bevestigend op de vraag: Is Elckerlijc prior to Everyman? Daarvoor voert hij nieuwe overtuigende bewijzen aan, ontleend aan de rijmen. C.d.V. |
|