De Nieuwe Taalgids. Jaargang 34
(1940)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
De opvoering van een Vlaams passiespel in de Franse tijd
| |
[pagina 26]
| |
rivier bevrucht worden. Het is een oud Vlaams dorp: de kerk dagtekent van het jaar 1149. Een grafzerk van witte steen uit de veertiende eeuw is met twee langgerokte figuren versierd.
Er werd dat jaar in een koortsige geestdrift geleefd. Voor sommigen ging het om het aanwakkeren van een oud geloof, dat soms verflauwde, voor anderen was het doel de algemene godsvrucht op het peil van hun eigen vroomheid te brengen, voor allen was het zaak den vijand evenals den verrader te laten zien, dat er niet gezwicht werd. Het lijdelijk verzet kreeg taaie vorm. Ingehouden woede zou voortaan een uiting vinden in herhaalde betuigingen van trouw aan de kerk; bevliegingen van godsdienstige geestdrift zouden in de plaats komen van moorddadige uitspattingen. De opstand, die op 12 October 1798 te Overmeire bij Dendermonde uitgebroken was, had langzamerhand alle kracht verloren. De nasleep was rouw en wrok. De drommen der muiters waren van het Westen naar het Oosten gestormd, over de provincies Vlaanderen, Brabant, Antwerpen en Limburg. Ze slopen door het land, zetten de dorpen overhoop, doken in de heimelijke bossen weg, teisterden met hun onstuimige golven de muren der steden: Diest en Hasselt werden ingenomen en wéér ingenomen, Brussel werd bedreigd. De boerenkrijg was teruggedrongen en leek verdwenen in zand en moerassenGa naar voetnoot1), achter de dennebossen en de duinen der Kempen, bij de grens van Nederlands-Limburg en het vorstendom LuikGa naar voetnoot2). Heel wat jongens waren verdwenen. Hun plaatsen bleven open. Vrouwen en oude mensen bleven wachten en hopen. De Franse kanonnen hadden niet allen in de Demermoerassen of de Hasseltse straten kunnen doodschieten. Sommigen hadden al die rampen overleefd!Ga naar voetnoot3) Soms liep een geheim gerucht langs de achterkeukens, waar mensen bijeenkwamen, die over de tuinheggen naar binnen gesprongen waren: er was n.l. een strijder of een banneling teruggekomen. De grauw geworden huizen, die tegen Pasen niet meer gewit werden, ontvingen tijdens donkere nachten bleke, ver- | |
[pagina 27]
| |
magerde zieken of gewonden, die aan den vijand hadden kunnen ontsnappen. Bij het trillende licht van de stomende lampjes werd er de volgende avonden met meer vuur gebeden. En de pastoor kwam bij valavond, als voor een dode.Ga naar voetnoot1) In die diep godsdienstige streken, waar de klokketorens boven de dijken trachten uit te groeien, had het geloof nooit krachtiger opwellingen gekend. In die winter van 1802 gaan de kerken weer open. Sinds Juli is de burgerlijke constitutie van de geestelijkheid, de blijvende oorzaak van de boerenkrijg, immers ingetrokken.Ga naar voetnoot2) Napoleon heeft vrede gesloten met de kerk. En Pius VII heeft het concordaat bekrachtigd. Toch wordt er wantrouwen aan de dag gelegd! De poorten der kerken staan maar op een kier. En al worden de kruisen weer opgericht, de klokken blijven halsstarrig zwijgen. O, maar de dag dat de plechtige processie met haar rijen witte communicanten en zwarte boetelingen met brandende kaarsen in de hand zal defilerenGa naar voetnoot3) tussen de tot kapel ingerichte huizen met geopende vensters, op de met wit zand en veelkleurige papiertjes bestrooide dikke plaveien, onder de boven de kromme straatjes gespannen draperieën! Die dag zal het oude gilde van Haasdonk talrijker zijn dan ooit. Het eerbiedwaardige register van de ‘Confrérie du St. Sacrement sous le titre de St. Joseph’, die in vier en twintig jaar, van 1776 tot 1800, maar zes en twintig nieuwe leden bijgekregen had, boekt tien inschrijvingen in 1802 en zestien in 1803. Twee bijna volgeschreven bladzijden, waarover de knoestige vinger van den tegenwoordigen voorzitter, den heer Frans Goovaert, heenglijdt. De forse en sympathieke grijsaard heeft het kostbare document, waarin we zitten te bladeren, trots opengeslagen op de tafel van wit hout. Na de jaren van intens godsdienstig leven zullen er weer veertien jaren verlopen, van 1804 tot 1818, voordat nog zo'n totaal van zes en twintig nieuwe leden bereikt wordt. 1802 en 1803: dit zijn twee data om te onthouden. In Mei | |
[pagina 28]
| |
1802 wordt ‘het allerheilige Sacrament plechtiglijk van de pastorij naar de kerk gebracht’Ga naar voetnoot1). Dit jaar noteert trouwens E.H. Stepmar, die het kerkarchief bijhoudt, ‘hoe luisterrijk de groote processie geschiedde in 1802’.Ga naar voetnoot2)
1802 is een heuglijk jaar in de geschiedenis van Haasdonk, - ‘de christelijkste gemeente van het land’, zoals haar tegenwoordige pastoor ze noemt. Niet alleen heeft het heilige sacrament de weg naar het altaar teruggevonden, in de kerk waarboven zich weer het kruis verheft, maar ook zal er na tien jaren onderbreking weer aan toneel gedaan worden: want men heeft hier niet zoals elders stukken willen opvoeren, die naar Franse modellen geschreven warenGa naar voetnoot3). Met ontroering dachten de mensen aan de laatste opvoeringen. In 1792 was dat geweest. Verschillende weken lang, van Pasen tot de oogsttijd, waren ze onder de linden op de vierkante grote markt, tussen de lage huizen, samengestroomd en bij massa's in de zaal binnengegaan, waar ze de rederijkers van de ‘Iverige Jongheid’ toejuichten. Ten behoeve van de kerk en van de arme mensen van de gemeente werd daar gespeeld: de liefdesgeschiedenis van Alcibiades, koning van Spanje, en Celida, hertogin van ToledoGa naar voetnoot4). Een en twintig voorstellingen, die plaats vonden tussen 13 Mei en 20 Augustus, lokten de vrouwen met hun dikke klompen en hoepelrokken, en de mannen met hun blauwe kielen en zwartzijden petten: er waren ‘des chants artistiques, des tableaux attrayants, des sites pittoresques et des illuminations nouvellement inventées.’Ga naar voetnoot5) Sindsdien was er een oorlog geweest, die veranderingen gebracht had in de heersende denkbeelden, die geloof en haat aangewakkerd had. Het stuk werd met zorg gekozen; het onderwerp was niet vreemd aan de ideeën, die de geesten op dat ogenblik bezighielden. De keuze viel op een van die passiespelen, waarvan de voorstellingen reeds van 1394 af in de hele XVde eeuw, tot in het begin van de XVIde eeuw, sporen achtergelaten hebben, | |
[pagina 29]
| |
te Lier even goed als te Damme, te Thielt zoals te Diest, te Oudenaarde evenals te Blankenbergen, - kortom in heel Vlaanderen. Welk drama was beter geschikt om de slachtoffers, die kort geleden in de boerenkrijg gevallen waren, te gedenken, om op gepleegd verraad, vervolgingen en politieke moorden de aandacht te vestigen? Welk thema kon beter het heilige karakter doen uitkomen van het offer der kinderen van Haasdonk en van het Land van Waas, die hun leven gegeven hadden voor God en de kerk?Ga naar voetnoot1) Het geestelijke drama leefde nog. In de XVIde eeuw was het door de moraliteiten grotendeels op de achtergrond gedrongen; na de hervorming was het in het bevrijde Noorden voor goed verdwenen; maar in Zuid-Nederland was het blijven voortbestaan. Het kende daar nog de bloei, die door Worp beschreven wordtGa naar voetnoot2) en waarvan het in de bladen van het jaar X voorkomende document een nieuw bewijs brengt. In de XVIIde eeuw worden die passiespelen immers door verscheidene schrijvers bewerkt. Van der StraetenGa naar voetnoot3) noemt Cornelio de Bie, Fr. Guilielmus Zeebots en Johannes de Conde. Het werk van dezen laatste werd uitgegeven onder de titel ‘Den lijdenden ende stervenden Christus’.Ga naar voetnoot4) Een hele reeks uitgaven getuigen van de bijval, die het genoot. De Gentse Universiteit bezit de 2de uitgave, van 1651. Van der Straeten noemt er ook andere: de vijfde, van 1682; die van 1718 en drie zonder datum. Is het dat stuk, dat te Haasdonk gespeeld werd en waarvan in de ‘Observateur des Spectacles du 8 Germinal’ de titel vrij vertaald werd: ‘La Passion ou la Mort douloureuse de Jésus-Christ’? Ik betwijfel dit op grond van het résumé van het drama, dat in dat blad voorkomtGa naar voetnoot5) ‘Il serait trop long de suivre dans tous ses détails cette pièce bizarre, qui contient, en quatre actes, toutes les scènes de la passion, depuis l'entrée triomphale du Sauveur monté sur un âne, jusqu'au crucifiement inclusivement, ce qui fera la matière de sept à huit représentations; il nous | |
[pagina 30]
| |
suffira de dire que rien n'y est oublié, jusqu'au désespoir de Judas qui voyant que sa trahison va livrer son maître à la mort, se pend sur le théâtre; là-dessus les diables dansent un ballet. Un prologue et un épilogue font de cette production, l'oeuvre dramatique la plus complète.’ Het stuk in verzen van De Conde, daarentegen, bestaat uit vijf delen en beslaat slechts een vijftigtal bladzijden. De eerste drie delen - meer dan de helft van de tekst - behandelen het verraad van den Iscarioot. De handeling begint met de samenkomst, waarop de aanhouding van Christus beraamd wordt en waarop Judas, nadat hij zijn dertig penningen geëist heeft, zegt waar en hoe zijn meester kan worden gevat. Op 't einde van het derde deel, tijdens een hallucinerend toneel, verhangt de verrader zich, terwijl de duivelen jubelen. Dit onderdeel doet aan het ballet der duivelen denken, waarvan sprake in de ‘Observateur des Spectacles’. Beide stukken vertonen dus overeenkomsten, zonder dat daar iets uit kan worden afgeleid, behalve dat het berouw en de zelfmoord van Judas met de stoet duivelen een grote bijval moesten genieten, dank zij het dramatische en tegelijk boertige karakter van dat toneel. Daarop volgen de verschillende tonelen van de passie, tot de kruisiging.
Afgezien van de vraag, welk van beide stukken in aanmerking komt, is het zeker, dat de ‘Passie’ te Haasdonk door de dorpsliefhebbers opgevoerd werd met alle mogelijke kunst- en vliegwerk. Dit blijkt uit de circulaire, die in de ‘Observateur’ opgenomen werd: ‘La Passion ou la Mort douloureuse de Jésus-Christ, condamné par Pilate, accompagnée de musique, de ballets, d'évolutions, et de jeux de machines très surprenans. Cette représentation sera donnée par les artistes amateurs de la commune de Haësdonck dans la maison dusieur François DemunckGa naar voetnoot1), cabaretier à la CouronneGa naar voetnoot2), audit Haesdonck, le | |
[pagina 31]
| |
28 février, 2 mars, 7, 14, 21, 25, 28, dudit mois de mars, et le 4 et II avril 1802.’Ga naar voetnoot1) Het stuk werd dus negenmaal oggevoerd, op zeven zondagen (Quinquagesima, de vier zondagen voor Vasten, Passiezondag en Palmzondag), op Vastenavond en Hemelvaartdag. Werd hetzelfde stuk negenmaal in zijn geheel gespeeld? Dat zou kunnen, als het een werk geldt in de trant van het werk van De Conde. Of werd de stof der passie over zeven of acht voorstellingen verdeeld? M.i. laat de circulaire geen enkele twijfel hieromtrent bestaan.
Op acht en twintig Februari 1802 is alles klaar! De leden van de Kamer hebben goed gewerkt! Sinds weken werden de tirades opgezegd, de rollen geleerd, de overgangen en entrees bestudeerd, de evoluties en balletten geoefend, de decors en kasten geschilderd! De vorige Zondag reeds, na de mis, werden de met zorg samengestelde en gedrukte circulaires voor de kerk uitgedeeld: nu vanmorgen is de zaal eindelijk klaar. De herberg ‘In de Kroon’, op de hoek van de Grote Markt en de straatweg, in de schaduw van de kerk, is fraai gewit en met groene en rose papiertjes versierd. Deuren en ramen zijn van ‘vetpottekens’ voorzien; vanavond zullen ze strepen flikkerend licht in het donker vormen. Achter het café, bij het plein, op het erf van den heer Frans Demunck, staat het splinternieuwe schouwburggebouwGa naar voetnoot2) met zijn rode pannen: ‘Notre théâtre, zegt de circulaire, est dans un lieu sec à l'abri de la pluie, bâti solidement à neuf.’ Binnen vormen de slingers, bestaande uit bladeren en papieren bloemen, een tweede plafond; aan de muren hangen de schilden van de gilden en van de rederijkerskamer. De toneel-inrichting beantwoordt aan een oude traditieGa naar voetnoot3): rechts, in een hoek, staat een vierkante verhoging; links zullen | |
[pagina 32]
| |
de duivelen door een groot gat in de vloer te voorschijn komen. Achter en onder het toneel werd voor grote ruimten voor de spelers en het materiaal gezorgd. Door een deur, die ter hoogte van het toneel toegang verleent tot het plein, zal de palmstoet met de ezel, waarop Jezus zal gezeten zijn, binnenkomenGa naar voetnoot1). De Haasdonkse rederijkers hebben hun nieuwe activiteit werkelijk op schitterende wijze ingezet. Alles schijnt tot het slagen van hun jongste onderneming te zullen bijdragen: de nieuwe zaal en hun herboren werkzaamheid; de plechtige stonde, dat het heilig sacrament weer in de kerk wordt gedragen, welke opnieuw aan God gewijd wordt; de droevige tijd ook, die gunstig is voor overpeinzingen, nu men de slachtoffers nog aan 't tellen is. De voorstellingen zullen kort na elkaar plaats vinden. Heden, op 28 Februari, de proloog! Daarna, Dinsdag en de volgende Zondagen, ‘toutes les scènes de la passion’. De organisatie en de zeer verzorgde enscenering maken de belangstelling en de benieuwdheid gaande. De menigte verdringt zich op de grote plaveien van de straatweg. Bij de triomfantelijke intrede van den Heiland in Jeruzalem zal een ezel op het toneel verschijnen; dank zij een hellend vlak zal de van het plein komende stoet de planken opkunnen. Om de aantrekkelijkheid van zo'n schouwspel te begrijpen moet men - zelfs in onze tijd kan dat nog - in een volksschouwburg de verschijning van een levend dier op het toneel bijgewoond hebben. Zekere scènes van de passie, die door ‘tableaux vivants’ voorgesteld werden, werden zorgvuldig voorbereid: de geseling, het opzetten van de doornenkroon en de zalving ter bespotting van Christus gingen gepaard met lyrische recitatieven en muziek. Bij De Conde verandert het rhythme in deze passages; het vers is zeven- in plaats van twaalfvoetig.Ga naar voetnoot2) Van Zondag tot Zondag wordt de belangstelling gaande gehouden. De toeschouwers zijn logge kerels met fluwelen broeken en eeltige handen; boerinnen met sjaals om haar rode blote armen; oude landbouwers met getaande rimpelige nekken; ingetogen jonge meisjes met heldere | |
[pagina 33]
| |
mutsen, en rumoerige jongens. Ze zullen de hele gamme der ontroeringen kennen: de smartelijke, wanneer Maria haar zoon verdedigt of hem beweent; de ruwere, wanneer Pieter het oor van Malchus afsnijdt of wanneer Judas verraad pleegt. En de dans der duivelen rondom den verhangen verrader dan! We kunnen wel raden wat die wezen moest, wat hij in werkelijkheid was! Het publiek schreeuwt, stampt en applaudisseert bij de beledigende gebaren en de obscene mimiek van de duivelen. Voor de mensen in Haasdonk was Judas niet alleen de schurk van alle tijden, maar ook zijn tegenwoordige belichaming, de verrader De KeverGa naar voetnoot1) Hoe hevig moest de haat in de ziel der toeschouwers niet oplaaien! Het realisme van zulke taferelen kan men zich gemakkelijk voorstellen als men bedenkt, dat die vertoningen van het grote geestelijke drama binnenkort zouden stopgezet worden, nadat ze om de onstuimigheid der vertolking veroordeeld waren. Het was feest op feest: Half-Vasten, Passiezondag, Witte Donderdag, Palmzondag. De buien van de steeds onrustige maand Maart hebben hun tijd gehad. De bomen op het plein lopen uit, ondanks de Aprilrijm. Het is de tijd van de eerste lauwe lenteregens. Terwijl de schilderijen in het kille donker van het schip der kerk de passie beschrijven, wordt het levende drama elke Zondag na het lof voor de van overal toegestroomde boerenmenigte ontvouwd. Wanneer de kerk leegloopt, voordat de voorstelling begint, wordt de herberg ‘In de Kroon’ gevuld met mensen, die om de withouten tafels zitten; bij de toonbank wordt door de drinkers aangestoten en gespuwd, gedronken en gerookt, terwijl onder hun voeten het witte zand op de tegels knarst. Wanneer ze over de binnenplaats gaan en zelfs nog wanneer ze op de banken in de zaal gaan zitten, spreken de mensen luid en vloeken ze, zonder er erg in te hebben. Tijdens de Paasfeesten wordt het ernstiger en ingetogener. De laatste bedrijven van het drama, op de Olijfberg, met de kruisiging en de pathetische dood van den zoon Gods, grepen de gemoederen aan, schokten ze hevig en brachten de toeschouwers diepe en | |
[pagina 34]
| |
elementaire gevoelens bij, die aan zelfopoffering, smart en dood niet vreemd waren. Eens te meer werd het hart van den mens - zelfs van den Plebejer, vooral van den Plebejer! - verruimd en als gelouterd door de aanraking met de eeuwige poëzie. Het schouwspel eindigt te midden van geknal van vuurwerk. De aarde beeft: ‘Nature schijnt te breken haere banden.’Ga naar voetnoot1)
Toch was het dorpstoneel aan het uitsterven. De Passies worden nog op het einde van de 18e eeuw gespeeld en komen voor op het repertorium van de rederijkerskamers tot in het begin van de 19e eeuw, maar daarmee is het ook uit! Het lijkt of ze verdwenen zijn tengevolge van het schandaal, dat verwekt werd door de enscenering van zeker stuk: ‘A Oicke, les Medebroeders ou Confrères de la Pivoine jouent, au début de ce siècle, De Passie van O.L.H.Ga naar voetnoot2) avec un réalisme poussé, dit-on, au delà des limites de la décence.’ Ze verdwijnen in het begin van de 19e eeuw. De jongste getuige van het voortduren van die voorstellingen zou een programma van 1819 zijn, waarbij de vertoning van een Passie te Bevere bij Oudenaarde aangekondigd werd.Ga naar voetnoot3) Dus is de circulaire uit ‘Le Citoyen Français’, overgenomen in ‘L'Observateur des Spectacles’ en gelukkig weer aan het licht gebracht door den heer Max Fuchs, één van de laatste getuigenissenGa naar voetnoot4) van die voorstellingen van passiespelen door troepen bestaande uit dorpsamateurs: de broeders van de rederijkerskamers. Zelfs sterven die verenigingen de ene na de andere uit, als gevolg van de geheime of openlijke tegenkanting van de burgerlijke en de kerkelijke overheden. De zo belangrijke voorstellingenreeks van 1802 te Haasdonk, die thans bekend wordt, vormt met de opvoering van 1819 te Beveren de laatste uitingen van door middel van eerste-handse | |
[pagina 35]
| |
documenten bewezen uitingen ener uitstervende dramatische werkzaamheid. In het begin van de 19e eeuw verdwijnen in Vlaanderen de dorpstoneelverenigingen, en tegelijk raken de grote mysteriën van het geloof in vergetelheid. Eigenlijk heeft deze ontdekking een onbekend document aan het licht gebracht van een zeldzame gebeurtenis, die binnenkort door geen andere meer zou worden gevolgd.
Brussel, 1939. Dr. Charles A. Thomas-Bourgeois. |
|