| |
| |
| |
Uit de tijdschriften.
(Juli-Augustus).
De Gids. Juli.
In de Kroniek der Nederlandsche Letteren volgt Anton van Duinkerken de ontwikkeling van de jonge dichter Eduard Hoornik van 1936 tot 1939. Ondanks veel zwaks in het vroege werk heeft hij van dit talent grote verwachting.
Aug. Van Duinkerken's Kroniek is gewijd aan Meester Dirc van Delf, naar aanleiding van de onlangs verschenen uitgave van de Tafel van den Kersten Ghelove door Dr. L.M.F. Daniëls O.P.
| |
De Nieuwe Gids. Juli.
De aflevering opent met een bonte reeks Aanteekeningen en Opmerkingen van L. van Deyssel. - Martien Beversluis schrijft een In memoriam Willem de Merode en een Chroniek der poëzie, waarin o.a. bundels van A.J.D. van Oosten, Eric van der Steen en Jac. van Hattum beoordeeld worden.
Aug. M. Beversluis schrijft in zijn Chroniek over een bundel gedichten van J.A. Rispens (Studiën) en van Gabriel Smit (Maria-lof en andere gedichten).
| |
De Stem. Juli - Aug.
Anthonie Donker vervolgt zijn opstel over De jongste generatie en de werkelijkheid, waarin hij op de zwakke zijde van Ed. Hoornik's poëzie wijst. - Theun de Vries schrijft onder het opschrift Parade der Jeugd over het poëzie-nummer van ‘Werk’, dat hij als graadmeter van de poëzie der jongste dichtergeneratie beschouwt. Zijn oordeel is zeer pessimistisch: ‘het geestelijk gehalte van deze poëzie is uiterst sober’.
| |
Stemmen des Tijds. Juni - Juli.
In de Kroniek der Poëzie spreekt P.J. Meertens met grote waardering over de Richtingen en figuren in de Nederlandsche letterkunde na 1880 van J.A. Rispens. Daarna beoordeelt hij enige bloemlezingen uit Nederlandse dichters.
| |
Groot-Nederland. Juli.
H. Marsman publiceert een essay over Eduard Hoornik. - Gerard van Eckeren herdenkt Frank van der Goes; Roel Houwink uit zijn waardering Bij den dood van Willem de Merode. - Menno ter Braak geeft een beschouwing over Drost's Hermingard van de Eikenterpen, naar aanleiding van de door hem geprezen inleiding van P.N. van Eyck. - De rubriek Nederlandsch Proza van Gerard van Eckeren bevat een beoordeling van Frans Erens, Frank van der Goes, Aeg. W. Timmerman. Onder het hoofd Nieuwe Poëzie wordt het werk van Gerard den Brabander door Ed. Hoornik besproken.
| |
| |
Aug. Gerard van Eckeren koos als onderwerp voor de rubriek Nederlandsch Proza de kleinere werken van Arthur van Schendel, die zich over een veertigtal jaren uitstrekken. - Ed. Hoornik beoordeelt als Nieuwe Poëzie twee grote lyrische gedichten van Robert Franquinet (In Memoriam Maurice Ravel en Andrianoer en Fatima's Heimwee) en de gedichten van Daan Boens (Klaarten), deels gekozen uit oudere bundels.
| |
Roeping. Juli.
Wouter Paap beoordeelt in zijn Kroniek van het proza de eerstelingen van enige prozaschrijvers uit de jongste generatie (Adriaan van der Veen, C.C.S. Crone, Edm. Nicolas en Walter Breedveld).
| |
Dietsche Warande en Belfort. Juni.
Edgar de Bruyne publiceert zijn Nijmeegse kongresvoordracht over Poëzie en Proza. - De Kroniek van het Nederlands proza, door André Demedts handelt over Ik zag Cecilia komen van Felix Timmermans. - P.G. Buckinx bespreekt in zijn Poëzie-kroniek ‘Vogels van diverse pluimage’, nl. Marcel Coole, Johan Daisne, Gery Helderenberg en Daan Boens.
Juli - Augustus. In een Kroniek uit Nederland schrijft Pierre van Valkenhoff over Christelijke dichters, naar aanleiding van twee bloemlezingen, door P.J. Risseeuw uitgegeven. - P.G. Buckinx beoordeelt opnieuw enkele jongere dichters (Frank Valkenier, W. Vaerewijck en Maurits Peeters); André Demedts beoordeelt Antoon Coolen's Herberg in 't misverstand.
| |
De Vlaamsche Gids. Juni.
J. Hoste prijst de Geschiedenis der Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930 van de jubilerende redakteur Maurits Basse.
| |
Leuvensche Bijdragen XXX, afl. 3-4.
Walter Couvreur geeft een uitvoerige beschouwing over De hervorming van spelling en schrijftaal in het Nederlandsch. - P.V. Verstegen behandelt De Umlaut van â in het Nederlands.
| |
Bijblad, afl. 3-4.
V. Verstegen bespreekt als ‘Dialectisch Kleingoed’ de woorden Kleermaker en Haneschree. - L. Grootaers geeft een verslag van het Zuidnederlandsch Dialectonderzoek. - E. Rombauts beoordeelt J. Wille's boek over De Literator R.M. van Goens en zijn kring; J. Leenen het proefschrift van W. Roukens: Wort- und Sachgeographie Südost-Niederlands und der umliegende Gebiete.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Sept. - Nov.
Van Leonard Willems, die in deze aflevering her- | |
| |
dacht wordt door Fr. van Cauwelaert, vindt men hier zijn laatste verhandeling over De Reinaert-proloog of Adhuc sub judice lis est, waarin de stand van het vraagstuk helder uiteengezet wordt. - Lode Monteyne levert een Pleidooi voor de alzijdige en harmonische vorming van den tooneelkunstenaar.
Dec. E. Blancquaert ontwikkelt zijn denkbeelden en idealen omtrent Het Nederlandsch Woordenboek van de Twintigste Eeuw, dat de gehele Nederlandse taalschat zou moeten omvatten, en de samenwerking van zeer velen zou vereisen.
Jan. Floris Prims wijst op nog niet opgetekende Mnl. woorden in De Statuten van de Antwerpsche Lakengilde in het begin der 16de eeuw. - J. Langohr wijdt een studie, met kaarten toegelicht, aan Het Land van Overmaas, Zijn Volkstaal, zijn Kultuurtalen. Daarin polemiseert hij tegen Fr. Petri, die deze streken opeist voor het Duitse taalgebied.
| |
Onze Taaltuin. Juli.
Het hoofdartikel van Jac. van Ginneken: De reconstructie van oudere taalvormen geeft een beknopt overzicht van zijn jongste Academie-verhandeling. - P. Peters beoordeelt Een nieuwe Vondeluitgave, nl. de Pantheon-uitgave van de Faëton door A.A. Verdenius. - L.G. van Loon begint een studie, getiteld: Ave atque vale, - Jersey Lag Duits verdwijnt.
Augustus. A. van Rijnbach en W.F. Kramer bestudeerden De assimilatie van stem en plaats in het Nederlandsch bij het lezen van losse zinnen, en deelden de uitkomsten van hun experimenteel onderzoek mede. - L.G. van Loon vervolgt zijn bovengenoemde studie. - A. Weynen beoordeelt het proefschrift van W.Gs. Hellinga over De opbouw van de algemeen beschaafde uitspraak van het Nederlands; Jop Pollmann beoordeelt W.A.P. Smit's Dichters der reformatie in de zestiende eeuw.
| |
Eigen Volk XI, afl. 4.
Deze aflevering is in hoofdzaak een ‘Schiermonnikoog-nummer’. Een elftal bijdragen, ten dele dialekt-teksten, zijn aan de folklore en de taal van dit eiland gewijd.
| |
Zeitschrift fur Mundartenforschung. XV, Heft 2.
In een artikel Hauptbewegungen im niederländischen Sprachraum geeft K. Heeroma voor Duitse belangstellenden een overzicht van een aantal artikels, die hij over dit onderwerp in Nederlandse tijdschriften publiceerde.
| |
Travaux du cercle linguistique de Prague VIII.
A.W. de Groot levert een studie over L'accent en Allemand et en Néerlandais.
C. de V.
|
|