De Nieuwe Taalgids. Jaargang 33
(1939)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Nederlands in Suriname.I. De Taaltoestand in de West.‘Er is vaak geklaagd over gebrek aan belangstelling voor Suriname’, zegt oud-Gouverneur J.G. Staal, in zijn boekje over SurinameGa naar voetnoot1). En hij laat er op volgen: ‘Wel is er in de loop der tijden tamelijk veel over Suriname geschreven, aan bronnen van kennis ontbreekt het feitelijk niet......’ Deze laatste woorden gaan echter niet op voor de taaltoestand in dit gebiedsdeel. De opmerkingen daarover - alle van niettaalkundigen - zijn zeldzaam en zeer verspreid. Het gevolg is, dat de vakmensen, die gedwongen zijn er iets over te zeggen, afgaan op zeer wankele gegevens. Zo zegt Verdam over de West het volgende: ‘Minder gunstig staat het met het Nederlandsch in de weinige koloniën, die wij van het uitgestrekte gebied, hetwelk wij eenmaal in Amerika bezaten, hebben overgehouden. Nl. in onze West-Indische bezittingen in Suriname, op Curacao en St. Martin, en een paar kleinere eilanden. De regeeringstaal is ook daar het Nederlandsch, doch veel meer dan deze wordt er voor den omgang het Engelsch gebruikt, en wie geen Engelsch spreekt, spreekt het Papiamentsch. Zelfs de Nederlandsche ambtenaren zijn niet altijd met voldoende taalkennis toegerust, om rechtszaken hunner Nederlandsche onderdanen naar den eisch te behandelen en te beslissen. Welk eene schrille tegenstelling met de 17e eeuw, toen onze taal in de West zoo bekend, ja oppermachtig was, dat Denen en Engelschen zich er van bedienden, wanneer zij in politieke aangelegenheden met elkander in aanraking kwamen’Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Door Rijpma en Schuringa wordt dit kort en krachtig geciteerd: ‘In West-Indië staat onze taal er minder goed voor. De regeeringstaal is daar het Hollandsch, maar als omgangstaal worden veelal het Engelsch en het Papiamentsch gebruikt’Ga naar voetnoot1). De ‘Inleiding tot de Taalkunde en tot de Geschiedenis van het Nederlandsch’ van Lecoutere en Grootaers geeft: ‘In West-Indië, dat is: Suriname, (of Hollandsch Guyana) en Curaçao met onderhoorigheden (Aruba, Bonaire enz.), die sedert de XVIIe eeuw aan Nederland toebehooren, is gedurende meer dan twee en half tot drie Eeuwen het Nederlandsch als regeeringstaal gebruikt, maar heeft toch geen diepe wortelen geschoten; de inlandsche bevolking spreekt het niet; het wordt enkel gehoord in de regeerings- en ambtenaarskringen. Daar heeft het onder den invloed van de omgeving eigenaardige wendingen gekregen, maar vooral zonderlinge beteekenisovergangen’Ga naar voetnoot2). In de ‘Geschiedenis van de Nederlandse taal’ van Prof. de Vooys staat: ‘In West-Indië met een zeer schaarse Nederlandse bevolking en onontwikkelde Negers, kan het Nederlands moeielijk veld winnen. Wel vallen Nederlandse bestanddelen waar te nemen in het Negerengels en het Negerspaans’Ga naar voetnoot3). Met een opmerking over Engelse invloed op het Nederlands in Suriname in Prof. de Vooys' opstel: ‘Hoe zijn Anglicismen te beschouwen’Ga naar voetnoot4), is dit alles, wat ik in de gangbare studielitteratuur omtrent het Nederlands in dit gebiedsdeel vond. In dit opstel wil ik nu met de zeer bescheiden gegevens, die ik tot nu toe heb kunnen verzamelen, toch pogen voor Suriname een enigszins andere voorstelling van zaken te geven. Voor de eilanden heb ik niet voldoende gegevens kunnen verkrijgen, nog. Vast staat, dat het Nederlands er dáár ‘minder goed voor staat’. ‘De omgangstaal op Curaçao is niet het Neger-engelsch, doch het papiamento.....’ ‘Het papiamentsch, dat een zeer lange | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
geschiedenis achter zich heeft, is gaandeweg de volkstaal geworden, die voor het Nederlandsch in de kolonie niet heeft kunnen wijken en waarvan de Neger, kinderlijk als hij uit zijn aard is, zich gaarne bedient, wegens de kernachtige, naïve wijze, waarop hij er zich in kan uitdrukken, en wegens de vele zoetvloeiende woorden, die het hem mogelijk maken, ze door verschillende stembuigingen meer te zingen, dan te spreken’Ga naar voetnoot1). (De fout van Verdam-Stoett c.s., het Papiamento voor geheel West-Indië op te geven, hebben Lecoutere-Grootaers en Prof. de Vooys vermeden. Hoe deze fout zich zo lang kon handhaven, tot in de vierde druk van Verdam-Stoett en in een op Kweekscholen veel gebruikte Grammatica als van Rijpma-Schuringa, is mij een raadsel. Gelijktijdige Aardrijkskunde-boeken voor Middelbare Scholen blijken beter op de hoogte te zijn.). Ik ontving nog geen nadere gegevens voor Curaçao. In brieven van een petroleum-employé, een Engels-spreker van Trinidad, kwamen enkele Nederlandse woorden voor, die misschien wijzen op taalinvloed buiten regeringskringen. Dr. H.v. Cappelle zegt over St. Eustatius: ‘De bevolking, gedeeltelijk Nederlanders en hunne afstammelingen, gedeeltelijk uit de nakomelingen van de Negerslaven en hunne onderlinge kruisingen voortgekomen, spreekt er algemeen Engelsch, zoodat het heel wat moeite kost, het Nederlandsch ingang te doen vinden. Over het algemeen staat de bevolking er op een hooger peil van ontwikkeling dan b.v. op Curaçao, waartoe de ligging van het eiland en de toenemende Engelsche invloed in W.I. door de verbinding met Noord-Amerika belangrijk heeft bijgedragen.’Ga naar voetnoot2) En wat verder: ‘... waardoor het Engelsch wel altijd de voertaal zal blijven, hoezeer de bewoner zich steeds Statiaan en Nederlandsch onderdaan blijft voelen’Ga naar voetnoot3). Voor de overige eilanden zal wel ongeveer hetzelfde gelden. Van de padvinders van Saba, die de Wereldjamboree te Vogelenzang in 1937 bijwoonden, sprak alleen de leider Nederlands. De jongens spraken slechts Engels. Verscheidene Surinaamse jongelieden vonden de laatste tijd werk op Aruba. Zij zijn bewuste Nederlands-sprekers, zodat van hen allicht enige invloed zal uitgaan op dit eiland. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit weinige is voorlopig te besluiten, dat inderdaad voor deze eilanden beneden- en boven de wind, de verspreiding van het Nederlands nog niet groot isGa naar voetnoot1). Hoe gering echter ook het aantal Nederlands-sprekers dáár is (afgezien van de weinige Europese Nederlanders), men mag niet generaliseren en deze toestand zonder meer voor West-Indië opgeven. Tegenover de eilanden, dient men Suriname te stellen, het gebiedsdeel op het vasteland van Zuid-Amerika. Verreweg het grootst in oppervlakte, met de meeste inwoners. Zouden de aangehaalde taalkundigen met West-Indië alleen de eilanden bedoeld hebben, dan waren zij misschien niet zo ver van de waarheid af geweest. Maar dan hadden zij daartegenover Suriname moeten stellen, waar de toestand juist geheel anders is. Dat het Nederlands er daar niet zo ‘slecht voor staat’, zal ik in het volgende trachten te bewijzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
II. De Taaltoestand in Suriname.De gemiddelde Nederlander weet van Suriname niet veel meer, dan dat er elk jaar ‘bij moet’. Suriname - het zorgenkind voor het moederland, de meest achterlijke kolonie. Het moet voor de Surinamers, die zo van hun land houden, maar die zich ook zo zeer Nederlander voelen, een grote voldoening zijn, dat een niet-Surinamer er op kan wijzen, dat het op één gebied alle Nederlandse koloniën overtreft. Want dé taal in Suriname is het Nederlands. De taal, die in het offensief is en niet zonder succes. Paramaribo - de hoofdstad - is een krachtige haard voor Nederlandse expansie geworden. Het terrein moest veroverd worden op het Negerengels, de oorspronkelijke voertaal voor alle bevolkingsgroepen. De verspreiding ging vooral uit van de school. Maar ook de Surinamers zelf (vnl. de meer ontwikkelde kleurlingen) hebben door hun eigen wil om aan de Europeanen gelijk te worden, krachtig aan die verspreiding meegewerkt. Buiten directe regeringsinvloed, ging er van de Europese Nederlanders in Suriname (ambtenaren en militairen vnl.) weinig uit, daar zij nog te veel een gesloten groep | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bleven vormen tegenover de ingezetenen (de gunstige uitzonderingen niet te na gesproken). De Surinaamse bevolking bestaat uit enkele zeer verschillende groepen. Staal geeft de volgende getallen (uit het Koloniaal Verslag van 1925)Ga naar voetnoot1):
De volgende talen worden gesproken: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Indiaanse talen, Portugees, Turks, Chinees, Hindi, Oerdoe, Javaans, Negerengels, en Negerportugees. Chinezen, Javanen en Hollanders vormen de vlottende bevolking, de andere groepen kunnen we nu wel ‘autochthoon’ noemen. (Een deel van Javanen en Chinezen valt hieronder toch ook). Van de kleine groepen Europeanen (niet-Nederlanders) gaat weinig invloed uit (zelfs niet van de Duitse groep - de Herrnhutters, die zeer op zichzelf blijven). Hetzelfde geldt voor de niet nader genoemde groepen. De Bosnegers vormen een vrij geïsoleerde, langzaam uitstervende groep. In een verslag over: ‘Medisch werk onder de boschnegers’ leest men: ‘Het zal een ieder, die de bovenlanden bezoekt dan ook zeer opvallen, hoe de bewoners van deze streken uitsterven. Het is steeds deze ene klacht ‘ala soema dede, kondro broko (alle menschen sterven uit, de dorpen vervallen)’Ga naar voetnoot2). Hetzelfde geldt voor de kleine groep Indianen. De immigratie van Brits-Indiërs, in 1870 begonnen, is in 1917 stop gezet. Men krijgt nu deze toestand: de ouderen spreken alleen Hindi (of Oerdoe) èn, als voertaal, Negerengels. De jongeren spreken vloeiend Nederlands. Hoever daarnaast bij hen het Hindi en N.engels blijft leven, is mij niet bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Van de groep ‘inboorlingen’ (Negers en Creolen) kan men zeggen, dat zij in haar geheel het Nederlands verstaat en het meer of minder goed spreekt. Maar een groot deel van deze groep heeft het Nederlands als moedertaal, en kent slechts van omgang met bedienden en winkeliers b.v. het Negerengels (vaak heel gebrekkig). Vele ontwikkelde Surinamers verbieden hun kinderen het gebruik van N.engels. In een wat verouderd aandoende kleine spraakkunst voor het Negerengels van de Surinamer J.N. HelstoneGa naar voetnoot1) lezen we, afgezien van zijn verwarde opvattingen over taal, enkele merkwaardige dingen. (N.B. deze sprkk. is van 1903): ‘Zeker is het dat dit werk het bewijs niet oplevert van de Holl. taal te willen benadeelen; zal er sprake van eenig nadeel zijn, dan is dit zeker het geval ten opzichte van de Surinaamsche. Immers het doel van dit werk is toch om de Surin. taal zooveel doenlijk te regelen en in overeenstemming te brengen met de Hollandsche,..... daar er nu wat grammatica in komt (!).... Wij kunnen de Surinaamsche taal nog niet loslaten!..... Noodig is het zeker om nu te trachten deze taal door de Hollandsche te laten verdringen, niet alleen, omdat alle Surinamers Holl. dienen te kennen, maar ook, omdat deze taal zooveel gunstiger is voor de ontwikkeling van het volk, waarnaar het zoo streeft.’ (Inleiding VIII en IX). Hij besluit zijn Inleiding met: ‘Wenscht gij, geachte Lezers, de schoone Holl. taal vroeg of laat als de heerschende hier te zien, tracht dan voorloopig dit werk te steunen..’ In een slothoofdstukje: ‘De Surinaamsche taal’ zegt hij nog: ‘Ook kan niets gezegd worden tegen die, die meenen, (vóór dat het Holl. meer algemeen wordt) dat de Surinaamsche taal moet uitgeroeid worden, omdat zij zeker een weg zullen weten aan te wijzen, om gedurende de overgangsperiode (misschien door gebaren) elkander te verstaan. Een taal uitroeien is het makkelijke werk niet!’Ga naar voetnoot2). Zeker geen eng particularisme! Men hoeft de Nederlandse taal niet op te dringen: zij wordt ingehaald, als cultuurfactor. (Helstone beschouwt het Negerengels nog als zijn taal, wat de ontwikkelde Surinamer van nu niet meer zal doen). De Chinezen - vnl. winkeliers - gebruiken als voertaal | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hoofdzakelijk Negerengels. De Javanen, die meest op de plantages of als kleine landbouwers werken en weinig in de stad komen, vormen een nog vrij gesloten groep, hoewel een aantal van hen zich toch al in het rassenconglomeraat begint op te lossen. Geregeld keren van hen echter nog grote groepen naar de Oost terug. Bij hen blijft vooral de herinnering aan het vaderland-Java levendig. Het Nederlands en het Negerengels zijn dus de algemeen gangbare talen in Suriname. Het Nederlands als dagelijkse omgangstaal is de taal van het meer ontwikkelde deel van de bevolking. Aldus wordt Nederlands spreken beschouwd als netjes, deftig. (Dat deze toestand gunstig is voor expansie van de taal van de hogere cultuurlaag, meent ook Kloeke in zijn ‘Holl. Expansie’). Van grote invloed zal ook geweest zijn, dat de meer ontwikkelden de Europese cultuur overnamen, want - zoals Dr. J.W. del Prado zegt in zijn Rede in de Staten van Suriname, bij de herdenking van de Emancipatie - ‘zij, die na hen (d.z. de vrijgelaten slaven) kwamen.... mochten het voorrecht genieten in een maatschappij te leven, die, zij het ook in langzaam tempo, steeds meer doortrokken wordt van de Westersche cultuur’Ga naar voetnoot1). ‘Het onderwijs, dat reeds van te voren werd verstrekt en dat in elke geordende maatschappij de onmisbare factor voor ontwikkeling en beschaving is, ging sterk groeien’Ga naar voetnoot2). Ik geef in het kort de geschiedenis van het onderwijs (sedert de teruggave van Suriname door Engeland): De wnd. Gouverneur C. Vaillant gaf het eerst een Reglement op het lager onderwijs in Suriname bij Resolutie van 19 Mei 1817.Ga naar voetnoot3): de ‘Algemeene Schoolwetten voor de Schoolhouders en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Onderwijzers der jeugd.’ Deze werden verbeterd in 1834. ‘De bevoegdheidseischen werden nu duidelijk omschreven en vastgelegd’Ga naar voetnoot1). Slavenkinderen konden nog geen onderwijs ontvangen. De Hernhutters begonnen daarmee in 1825, vanaf 1844 officieel toegelaten door de Overheid, hoewel in 1856 het geven van schrijfonderwijs aan slavenkinderen verboden werd, omdat dit een te gevaarlijk wapen in handen der slaven was. Ook de R.K. Missie had zich inmiddels het onderwijsbelang van de slavenkinderen aangetrokken. ‘Nog werd door Van Sypesteyn op 1 Sept. 1877 een nieuwe regeling van het onderwijs, vervat in de verordening van 8 Dec. 1876, ingevoerd, waarbij het onderwijs verplichtend werd gesteld’Ga naar voetnoot2). Leerplicht dus voor kinderen van 7-12 jaar, van alle bevolkingsgroepen (Hollandse, Surinaamse, Chinese, Javaanse en Brits-Indische kinderen). ‘Die allen, zóó verscheiden, zijn samengebracht onder de leer-verplichting, saamgevoegd onder één leering, Hollandsch van karakter en IN HET HOLLANDSCH VERSCHAFT. Het was dus wèl een koene daad, wèl een gedurfde sprong. En toch is het gewaagd en volgehouden, en het heeft, tezamen met den arbeid van zending en missie, het opmerkelijk Hollandsche stempel op de Surinaamsche maatschappij gedrukt, dat Nederlandsch Guyana maakt tot het meest Nederlandsche van onze overzeesche gewesten’.Ga naar voetnoot3) (Cursivering en Kapitalen van mij, S.). Hetzelfde getuigt Dr. del Prado, in zijn aangehaalde rede: ‘Want ondanks de immigratie van Britsch-Indiërs, van wie tusschen 1870 en 1917 ruim 34000 werden aangevoerd, en de aanvoeren van Javanen, die, in 1891 aangevangen, tot heden ook plm. 34000 hebben beloopen, wordt door ieder toegestemd, dat het onderwijs volgens de hierboven genoemde beginselen gegeven, er toe geleid heeft, dat Suriname in waarheid het meest Nederlandsche gebiedsdeel moet worden genoemd.’Ga naar voetnoot4) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het eind van 1937 waren er de volgende scholen: 43 openbare, 37 R.K., 33 van de Evang. Broedergemeente, 3 van de African Methodist Episcopal Church en 1 van de Gemeente van Gedoopte Christenen. Het totaal aantal leerlingen is 20565, en het aantal leerkrachten: 470 gegradueerden en 58 ongegradueerden. Op al deze scholen wordt in het Nederlands les gegeven. ‘De school is in Suriname behalve zuiver leerinstituut ook een hulpmiddel bij de associatie van de bevolkingsgroepen’Ga naar voetnoot1), zodat er dan ook geen sprake is van onderscheiding naar het ras. Zo zijn er dan ook Hollandse, zowel als Creoolse, Chinese, Brits-Indische en Javaanse onderwijzersGa naar voetnoot2). Het gewoon lager onderwijs wordt kosteloos gegeven. Van de scholen zijn er drie met Mulo, en 5 met Ulo. Een Middelbare school of een inrichting voor Voorbereidend Hoger Onderwijs behoort nog tot de vrome wensen. Aan de leerplicht wordt zo streng mogelijk de hand gehouden, maar in de districten zijn er nog wel eens moeilijkheden door grote afstanden of slechte verbindingen. De tegenzin der Brits-Indiërs tegen onderwijs aan meisjes wordt langzaam overwonnen. Dit onderwijs draagt vrucht, omdat (misschien: zodat) het Nederlands niet meer als geïmporteerde taal wordt beschouwd: ‘Onder de Creolenbevolking is de Hollandsche taal algemeen verbreid. Niet dat het Neger-Engelsch uit die groep geheel verdreven is, doch het Hollandsch wordt in opvolgende geslachten meer en meer algemeen bezit, in de stad spoediger dan buiten, want in de districten, waar nauwere aanraking bestaat met en tusschen Oostersche immigranten en kolonisten van andere talen, is het als omgangstaal moeilijk te missen’Ga naar voetnoot3). (Cursiv. van mij, S.). In de laagste klassen zijn er nog wel eens strubbelingen voor de kinderen van de laagste bevolkingsgroep met het verplichte Nederlands. Een korte tijd werden in de lagere klassen der scholen Hindoestaanse assistenten toegevoegd, om de Brits-Indische | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
kinderen wat op weg te helpen, waartegen echter het Surinaamse Onderwijzers Genootschap in 1919 protesteerde, daar volgens dit genootschap het onderwijs er onder zou lijdenGa naar voetnoot1). (Een voorbeeld van die moeilijkheden: een onderwijzeres vraagt, waarom een jongetje niet op school is, waarop zijn vriendje in het ‘Nederlands’ antwoordt: ‘zijn beer heeft hem gehad’, een vertaling op de klank af van: èn bere ben hatti èn - wat betekent: hij heeft buikpijn gehad. bere - belly; hatti - hurt). Dat het onderwijs vrucht draagt, bewijst ook een briefje van een wat ouder Negerdienstmeisje - van huis uit Negerengelsspreekster - die alleen lager onderwijs heeft gehad:
Paramaribo, 13-3-38. Beste Dr Ontvang van mij de hartelijke groeten an u en ook u kinderen Dr. u bijde kaart heb ik ondvangen en mij hartelijke dank aan u Dr. Dr u huis en beesten zijn uitstekend. Dr. ik blijf stets uwen huis bediende J.T. mij hartelijk dank aan U Dr.
Niet fraai misschien, maar zij behoeft zich niet te schamen, wanneer ik daar briefjes naast leg van Hollandse dienstmaagden. Onder haar gelijken zal zij veelal Negerengels spreken, maar tot haar meerderen spreekt zij, ook wanneer die geboren Surinamers zijn, Nederlands. Zo is de verhouding in het algemeen. Een ander bewijs, dat de lagere bevolkingsklasse niet afkerig is van het Nederlands, verschafte mij de zendeling G. Polanen die mij meedeelde, dat in 1935 slechts 15 % van de mensen, die zich bij de Herrnhutters lieten bevestigen, toen zij mochten kiezen, het Negerengels formulier koos. De overigen kozen het Nederlands. Dr. del Prado zegt nog: ‘Met het goede onderwijs als basis is het sedert 40 jaar mogelijk geweest in velerlei opzicht in de behoefte aan intellectueele krachten in deze maatschappij te kunnen voldoen. Het personeel op al onze kantoren, zoowel bij het gouvernement als bij particulieren wordt zelfs in hooge regionen bezet door krachten, hier gevormd.’ (Hij herinnert aan de geneeskundige school, die sedert 1882 183 geneesheren afleverde, van wie 97 in Nederland de artstitel verwierven en een aantal promoveerden. Ook de Leidse Hoogleraar Prof. Dr. P.C. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Flu is oud-leerling van deze school). (Vgl. Verdam-Stoett, pag. 190). Ook in Oost-Indië, op Curaçao en in Nederland zijn vele Surinamers werkzaam als medici, onderwijzers, etc. Nog een paar woorden over de pers: Er verschijnen in Suriname drie kranten: De Surinamer, De Suriname, en de West, die drie maal per week uitkomen en geheel in het Nederlands worden gesteld. Verder is er een Engels en een Nederlands weekblad. Ook nog enkele bladen van de kerkelijke gemeenten en enkele vakorganen, alle weer in het NederlandsGa naar voetnoot1). Hiermee hoop ik te hebben aangetoond, dat Suriname de Nederlandse cultuur en de Nederlandse taal met een zodanig succes heeft overgenomen, dat het toch zeker in taalkundige werken een juistere beschouwing verdient, dan tot nu toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||
III. De ‘kwaliteit’ van het Nederlands in Suriname.In hoeverre wijkt het Nederlands in Suriname af van ons algemeen beschaafd? M.a.w. hoever gaan de ‘eigenaardige wendingen en zonderlinge betekenisovergangen’ (vgl. Lecoutere-Grootaers pag. 322). En hoever gaat de Engelse invloed, die Prof. de Vooys vermoedt. Zonder in de brandnetels van het algemeen beschaafd te willen grijpen, wil ik er toch op wijzen, dat er voor Suriname zeker enige rekening dient gehouden te worden met invloed van het geschreven A.B. Of beter: de Surinamer zal in zijn spreken ws. dichter bij de geschreven verkeerstaal blijven, dan de Nederlander in EuropaGa naar voetnoot2). Ook voor de uitspraak, zoals verderop zal blijken, is het nodig hieraan te denken. Hier geldt: ‘dat personen, die in bescheiden kring zijn grootgebracht, later, wanneer zij door hun ambt in aanraking zijn gekomen met de algemeen beschaafde taal, een neiging hebben om hun uitspraak te regelen naar de spelling, enz.’Ga naar voetnoot3) Mutatis mutandis slaat dit ook op de Surinamer. Staal zegt: ‘Het Surmaamsch Hollandsch is beschaafd. Natuurlijk in beschaafde kringen, doch ook onder het gewone volk valt het op, dat hun Nederlansch zuiver en beschaafd van klank is, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vrij van het platte, dat het hier in Holland zoo duchtig ontsiert’.Ga naar voetnoot1). Dit wijst er al op, dat de Surinamer inderdaad graag ‘geschreven Nederlands’ spreekt. Hij kent dan ook niet de moeite van de Nederlander hier met de wkww. kennen en kunnen, leggen en liggen, en verbetert ons, als wij ‘als’ en ‘dan’ niet nauwkeurig onderscheiden. Veelal vermijdt hij syncope van intervocalische d, en gaat lang niet zo ver als wij met het apocoperen van de slot-n. Hij neemt ook aanstoot aan constructies als: nooit geen, niemand niet, e.d. Hollanders valt het op, dat zijn Nederlands soms klinkt ‘alsof het zo naar de drukpers moet’. Hiermee bedoel ik niets afkeurends. Ik constateer slechts, dat zijn Nederlands vrij zuiver gearticuleerd, enigszins langzaam en wat melodieuzer is dan het onze. (De laatste factoren misschien onder N. engelse invloed). Soms bemerkt men de neiging, anlautende consonanten stem te geven. De nauwkeurigheid wordt nog versterkt door de nog steeds levende vrees van de Surinamer om door de Hollander uitgelachen te worden. Hij onderdrukt liever eigen taalleven, dan dat hij afwijkt van de spreek- of schrijfwijze van de Hollander. Zo zal hij, als men een afwijking in zijn Nederlands ontdekt, die bij de beschaafde toch geen gebrekkige taalkennis behoeft te zijn, maar bewijs is van het levende van zijn taal, zich snel en nauwlettend hoeden, die ‘fout’ weer te maken. Ook het onderwijs zal wel in die richting werken, zodat zij die vrezen voor een snel verval van onze taal in Suriname, heus niet bang behoeven te zijn, daar de Surinamer zijn eigen Nederlands aan het Europese corrigeert. Daardoor ook waarschijnlijk komen er nog zo betrekkelijk weinig afwijkingen in het Surinaams Nederlands voor. Zeer opmerkelijk voor zo'n verafgelegen gebiedsdeel, waar de weinige Hollanders zich vrij afzijdig houden van het gezelschapsleven, waar zovele der onderwijzers niet-Hollanders zijn, en waar een machtige Amerikaanse cultuur zo nabij is. Staal zegt, dat de aandacht trekt:Ga naar voetnoot2) ‘het weelderig gebruik van deftige woorden, stadhuiswoorden, in het bijzonder door oudere eenvoudigen en in geschriften. Behalve aan een besliste neiging voor deftigheid is dit waarschijnlijk toe te schrijven aan den invloed van de Christelijke leering en prediking in den tijd, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
toen daarvoor algemeen het Neger-Engelsch werd gebezigd, doch voor vele hoogere begrippen, die daarin niet waren uit te drukken, het statige Hollandsche woord onvertaald gegeven werd’. (Hierbij zal men toch ook weer aan invloed van de schrijftaal moeten denken). Staal vestigt dan nog de aandacht op enkele Surinamismen, en besluit: ‘zoo zijn er eenige eigenaardigheden, die echter niets afdoen aan de zuivere overeenstemming tusschen het Nederlandsch ginds en dat in Nederland zelf’Ga naar voetnoot1). Dr. del Prado voegt hier aan toe de mening van Louis de Vries, die met zijn toneelgezelschap dit jaar een toernee naar Suriname maakte en voor de radio geïnterviewd werdGa naar voetnoot2). En niet verrassend is het, dat del Prado protest aantekent tegen de door Staal genoemde Surinamismen: ‘Maar het zal U bekend zijn, M.d.V., dat vele der zgn. Surinamismen bij critischliterair onderzoek, gebleken zijn wel eens in de woordenboeken voor te komen’Ga naar voetnoot3), waarbij hij dan - zeer begrijpelijk overigens - voorbij ziet, dat voorkomen in woordenboeken nog niet wijst op voorkomen in de nu levende taal. M.a.w. deze uitdrukkingen, die nu in Suriname leven, zijn Nederlandse uitdrukkingen geweest, en juist daarom Surinamismen. Men zal begrijpen, dat het bij deze gevoeligheid, waar het Surinamismen betreft, niet gemakkelijk is aantekeningen te verzamelen. Een deel van mijn aantekeningen werden gemaakt naar aanleiding van gesprekken met Surinamers in Holland. Toch kreeg ik ook een aantal directe mededelingen, schriftelijk of mondeling, van Surinamers, die begrepen, dat die aantekeningen niet zouden dienen om hen belachelijk te maken, doch om een beter begrip te krijgen van de taaltoestand in hun land, die voor hen zeker niet beschamend is.
(Wordt vervolgd). Coen W. Schoonhoven. |
|