Ook in een Nederlandse publicatie wordt getracht, de belangstelling in de Afrikaanse letterkunde te verlevendigen. Wij bedoelen het in de tijdschriftenrubriek vermelde Elckerlijc-boekje Kroniek van Zuid-Afrika 1938, verzorgd door Dr. J. Haantjes, bekend als overzichtschrijver van Z.-A. litteratuur. Na een inleidend woord van hem en van Prof. Dr. P. Geyl volgen bijdragen van twee Afrikaners en van twee Nederlanders, nl. Temas in die Afrikaanse Letterkunde van Dr. P.J. Nienaber; Vernuwing van die Afrikaanse Poesie van W.E.G. Louw, en De Psalmberijming van Totius door J. Haantjes en Een Hollands dichter in Zuid-Afrika, door J. van Ham.
Bédier's theorie over de oorsprong van het Franse ‘chanson de geste’ wordt in bescherming genomen door Prof. Dr. C. de Boer tegen aanvallers die menen dat deze beroemde theorie ‘afgedaan’ heeft. Zijn uitvoerig betoog, voorgedragen in de Kon. Academie te Amsterdam, is afgedrukt in de Mededeelingen No. 6 (Amsterdam - Noord-Hollandsche Uitg. Maatschappij - 1938) (Prijs f 1).
In de Mededeelingen der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen (1938) verscheen een studie van Prof. B. Faddegon over Phonetics and phonology.
In de reeks kleinere wijsgerige geschriften ‘Theoria’ werd een opstel van Dr. D. Bartling opgenomen: Aantekeningen over stijl, persoonlijkheid en kunstwerk (Assen - Van Gorcum en Co - 1938).
Het achttiende verslag van Het Vondel-Museum over 1936-'37 (Amsterdam - M.J. Portielje - 1938) bevat o.a. opnieuw een fragment van Vondel's Tassovertaling: Godefroy of Hierusalem Verlost (Canto XV-XVII) uitgegeven door Dr. J. Aleida Nijland.
Als vervolg op Dr. W. Pee's Dialectgeographie der Nederlandsche diminutiva verscheen een lijvig tweede deel (374 blz.) bevattende het Materiaal waaruit zijn werk werd opgebouwd (Tongeren - G. Michiels-broeders - 1938).
De letterkundige inleiding. Practische handleiding bij de samenstelling en bij verdere studie. Met bronnenopgave, door B. van Noort (Kampen - J.H. Kok - 1938).
Dit uitvoerige boek (116 blz.) werd samengesteld ‘in opdracht van het Hoofdbestuur van het Verbond van Chr. letterkundige kringen,’ als wegwijzer voor de leden die een degelijke letterkundige voordracht willen houden. De schrijver geeft blijken