De Nieuwe Taalgids. Jaargang 32
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |
Spraakkunstige sprongen.De 8ste September 1937 publiceerden de dagbladen het volgende minder of meer officiële bericht: ‘In verband met geruchten omtrent plannen, welke reeds thans zouden bestaan tot het aanbieden van geschenken naar aanleiding van de te verwachten gebeurtenis in het Prinselijk gezin, verzocht men ons, mede te deelen, dat, hoezeer ook ieder blijk van belangstelling en medeleven in dezen zal worden gewaardeerd, het op prijs zal worden gesteld, indien niet opnieuw een beroep wordt gedaan op de burgerij tot het beschikbaar stellen van gelden voor het aanbieden van kostbare geschenken in grooter of kleiner verband. Met groote dankbaarheid terugdenkende aan de vele prachtige en waardevolle geschenken, welke ter gelegenheid van hun huwelijk werden aangeboden, meent het Prinselijk paar, in navolging van den bereids door H.M. de Koningin kenbaar gemaakten wensch met betrekking tot de herdenking van Haar aanstaande Regeeringsjubileum, het verzoek te moeten doen met betrekking tot bovenvermelde heuglijke gebeurtenis zooveel mogelijk eenzelfde gedragslijn te volgen.’ I. We lieten een paar woorden kursiveren. Terwijl De Standaard, De Avondpost, de Utrechtsche Courant, Ons Noorden genoegen namen met het grammaties niet-overeenstemmende hun: het Prinselijk paar, konden andere bladen die inkongruentie tussen het enkelvoudige naamwoord en het meervoudig voornaamwoord niet van hun spraakkunstigend hart verkrijgen. De N.R.C. wist zich daarbij uit de impasse te redden, door het prinselik paar weg te werken: ‘meenen H.K.H. en haar gemaal’. De Maasbode daarentegen liet het prinselik paar ongemoeid, en verving het meervoudige possessivum door de enkelvoudige pendant: ‘geschenken, welke ter gelegenheid van zijn huwelijk werden aangeboden’. Het Centrum wist de numerus-moeilikheid te ontwijken, door eenvoudig van ‘het huwelijk’ te spreken. Welke redaktie ‘het beste’ deed, door in die tekst waarvan de ‘stijl’ de officiële echtheid waarborgt, die ene ‘grammatiese’ verandering aan te brengen, is een vraag die we hier gevoeglik onbeantwoord kunnen laten. Liever halen we nog enkele voorbeelden uit De Maasbode aan, waardoor moge blijken dat het | |
[pagina 356]
| |
prinselik paar ook in niet-officiële stukken tot spraakkunstige botsingen leidde: ‘Het Vorstelijk Paar beantwoordde met een vriendelijk knikken den hun gebrachten afscheidsgroet’ (6 XII '36)Ga naar voetnoot1). ‘Zonder verdere incidenten wandelde het Prinselijk Paar naar den slaapwagen, waarin voor hen gereserveerd was’ (29 I '37). ‘Moge de zegen, aan het jonge prinselijk huisgezin beloofd hun rijpheid voor de taak die hen wacht, tot volle wasdom doen ontwikkelen’ (16 VI '37). ‘Het Prinselijk paar begaf zich hierna nog even op het bordes en begroette de honderden belangstellenden, die voor het paleis stonden geschaard en hen toejuichten en toezongen’ (22 IX '36). Een lofredenaar gewaagde van ‘de menschelijke, schoone accenten, die in ons Bruidspaar, zoo stralend aanwezig waren, om vandaar ineens naar de toppen te klimmen van het grootsche en het groote dat wij van hen in de toekomst mogen verwachten’ (29 I '37). Wie zich zou aangorden om de meervoudige voornaamwoorden hen en hun, in het enkelvoudige kongruerende het, eventueel hier of daar in hem te veranderen, zou allerwaarschijnlikst na die verbetering vreemd opkijken. Wel kan men hun in de eerste zin ‘best’ schrappen; wat met een kleine redaktiewijziging ook mogelik is bij voor hen van het tweede voorbeeld. In de laatste aanhaling is - buiten bezwaar van 's lands grammatika - van hen wel weg te werken, door het in ‘er.... van’ om te zetten. Toch willen wij geenszins, door op de mogelikheid van ‘emendaties’ te wijzen, deze of andere tekstwijzigingen aanbevelen. Wij wilden alleen doen opmerken, dat spontane inkongruerende voornaamwoorden achteraf wel eens met een kleine moeite zijn op te ruimen - zoals enkele grammatizerende bladen dat trouwens deden in het officieuze stuk, waarvan ze de onmogelike stijl gaarne intakt op de koop toe namen. De N.R.C. vond wel de aardigste oplossing, door het prinselik paar gewoonweg in ‘H.K.H. en haar gemaal’ te pluralizeren, en daarmee nog te verdeftigen ook; terwijl Het Centrum er met zijn ‘het’ ongetwijfeld een ongedwongener draai aan gaf dan De Maasbode, die de grammatiese handen altans toèn door het enkelvoudige ‘zijn’ in onschuld wist te wassen. Of wilde het blad door die ‘verbetering’ in het halfambtelike dokument, andersmans handen spraakkunstig zuiveren? Maar dan werd | |
[pagina 357]
| |
een en ander toch achterwege gelaten in de mededeling van de Regeringspersdienst, waarin H.M. de Koningin in verband met de huweliksreis van de Prins en de Prinses verzocht, ‘eventueel reeds vertrokken verslaggevers en fotografen alsnog te willen terugroepen, teneinde het jonge Paar ongestoord van hun welverdiende en zeker door een ieder van harte gegunde rust, te laten genieten’ (12 I '37). De straks gegeven voorbeelden mogen onderling in biezonderheden verschillen, ze komen toch hierin overeen, dat een enkelvoudig nomen nog in dezelfde zin een meervoudspronomen ‘ten gevolge’ had. Het verbum of gebeurwoord behield steeds zijn enkelvoudige vorm, en het was alleen maar een merkwaardige lapsus, toen de laatstgenoemde courant de volgende zin meervoudig afsloot: ‘Iedereen weet, dat de Prinses en de Prins op den heuglijken dag der verloving op het bijzonder fraaie buitenverblijf ‘Sperwershof’ van jhr. mr. W.F. Röell, kamerheer i.b.d. van H.M. de Koningin, verbleven en vanhier hun blijden intocht in Den Haag begonnen, doch weinigen weten, dat het Prinselijk paar reeds des Zaterdags tevoren hun intrek op Sperwershof hadden genomen’ (18 IX '36). Het behoeft geen betoog, dat de meervoudige vormen ‘verbleven, begonnen’ mede debet kunnen zijn aan het latere ‘hadden’; zeker zou ‘zijn intrek’ de kansen van een meervoudig verbum het nulpunt hebben doen naderen. Maar al is dit ‘grammaties’ geval taalpsychologies interessant, daarom verdient die ontsporende konstruktie nog geen aanbeveling! Wie dit voorbeeld wil verbeteren, kan niet volstaan met het laatste gebeurwoord (‘hadden’) te verenkelvoudigen: ‘dat het Prinselijk paar reeds des Zaterdags tevoren hun intrek op Sperwershof had genomen’; ‘hun’ zou zich tussen de twee enkelvouden: ‘paar’ en ‘had’, minder goed op z'n plaats voelen. Alleen zij dadelik en gaarne toegegeven, dat het hier en elders telkens imponderabilia betreft, waar spraakkunsten gemeenlik geen rekening mee houden: de regels zouden er maar ‘onnodig’ mee ‘bezwaard’ worden. Met dat al kan het nuttiger en leerzamer zijn de taalfeiten van alle dag rustig te beschouwen, dan zich op ‘taal’-regels van jaren her blind te staren. II. Nu zou het een klein kunstje zijn een reeks voorbeelden te geven van kollektieve enkelvouden met meervoudige pronomina: ‘Toen een familie in de Akkerstraat te Groningen.... 's avonds thuis kwam, bleek dat tijdens hun afwezigheid onge- | |
[pagina 358]
| |
wenscht bezoek in hun woning was geweest’ (3 I '38). De politie maakte een eind ‘aan de zwendel-practijken van deze firma, door hun bij voortzetting der zaken een strafvervolging in het vooruitzicht te stellen’ (2 X '37). ‘Tegen deze autoriteit der katholieke geestelijkheid, die direct het wezen van hun priesterschap raakt, loopt de moderne wereld storm!’ (De Dijk IV 207). ‘Hij had zich geërgerd aan zijn reisgezelschap, onthield zich van hun conversatie en zocht verstrooiing in het dichten’ (Huizinga, Erasmus3 65). Enz. enz. Maar we zullen dit keer liever onze aandacht schenken aan niet-kongruerende gebeurwoorden. Het woord paar is wel biezonder geschikt om ons ineens midden in het onderwerp te verplaatsen, al lopen ‘een paar’ en ‘het paar’ semanties wel eens ver uiteen. Wanneer de een zegt: ‘er stond een paar schoenen op de gang’, en een ander bij een andere gelegenheid: ‘er stonden een paar schoenen op de gang’, dan zullen die twee mededelingen waarschijnlik niet hetzelfde te kennen geven. In de verbinding met ‘stond’ domineert het enkelvoudige vanwege het kollektieve eenheidsbegrip van ‘paar’. Hierbij is het meervoudige ‘schoenen’ weliswaar een ‘onmisbare’ aanvulling - het konden immers ook laarzen, klompen, pantoffels zijn - maar de eenheidsvoorstelling van het onafscheidelike, bijeenhorende ‘stel’ blijft overheersen. In een zin als: ‘een paar verkleumde musschen zat stil in den boom voor 't huis’ (Ina Boudier-Bakker, Het beloofde land3 134), ‘moet’ sprake zijn van een mannetje met zijn wijfje. Daarentegen is de grammatiese funktie van ‘een paar’ in de meervoudszin van straks zò attributief-ondergeschikt geworden, dat het semanties op één lijn kwam te staan met ‘enige, enkele’, of een soortgelijk ‘onbepaald telwoord’ - gelijk grammatici zulke pronominalen wel noemen. Ik zou hier terloops op het mnl. vele kunnen wijzen. Terwijl dit ‘substantief’ in een zin als: ‘Hier af kwam vele der nidecheden’ nog kongrueert, maar dat ondanks de volgende genitief niet meer doet in: ‘Daer waren hogher liede vele’, werd dit woord later zuiver adjektivies: ‘Daer stonden vele rechte bome’. Van ‘een paar’ kan men dit laatste niet zeggen, al ‘staat’ het daarop volgende nomen niet meer in de genitief, en al kongrueert het gebeurwoord steeds met het bijbehorende pluraliese naamwoord: ‘Ja, papa, een paar vrienden wilden een beetje toeren’ (27 IX '36). ‘Een paar broeders waren al bezig de versieringen aan te brengen en riepen hem vroolijk een groet toe’ (21 I '37). - | |
[pagina 359]
| |
‘Getuigen van de ramp waren een paar menschen, die in de nabijheid aan het werk waren’ (21 VII '35). - Helaas zijn er een paar onder ons, die haar ‘eigenaardigheden’ hebben (8 XI '36). ‘Een paar liepen op en neer’ (Aug. de Wit, De godin die wacht 11). In de laatste twee voorbeelden ontbreekt het ‘onmisbare’ meervoudige nomen; echter meer in schijn dan in werkelikheid. Etymologies is er van de voorlaatste zin een oude genitief (= ohd. os. iro, enz.) = ‘van hen, er-van’. Deze genitief hing eens grammaties af van ‘paar’, juist als bij ‘vele’ de meervoudige naamwoorden eenmaal genitivies verbonden waren. Voor het hedendaagse taalgevoel is het genitiviese er niet meer scherp gescheiden van het bijwoordelike er = ‘daar’. Maar al weet iemand soms geen grammatiese raad met die er's, hij verstaat toch evengoed: ‘er is nog maar één paar over’ tegenover: ‘er zijn er nog maar een paar over’. - En of ‘er’ er staat of niet, steeds blijkt uit de samenhang, over wie of wat het gaat: ‘Een paar aten er met open monden, en de trijteraars (sic) spraken er van, vinnig’ (L. van Deyssel, Verz. Opst. V 167). Men moge dan variëren: ‘een paar jongens deden niet meer, een paar deden er niet mee, een paar deden niet mee, een paar van hen deden niet mee’, het gebeurwoord is steeds pluralies. ‘Tal van’ vertoont minder afwisseling, want onverschillig of het verbum voorafgaat dan wel volgt, de konstruktie is altijd meervoudig: ‘Te Jerusalem hebben zich weer tal van incidenten voorgedaan’ (24 IV '36). ‘Bij de gevechten moeten twee majoors gedood zijn, terwijl tal van andere personen zouden gewond zijn’ (8 VIII '36). III. Bij ‘aantal, tweetal enz.’ is dat anders. Dit type van ‘tel’-woorden worden nu eens met een enkelvoudig, dan weer met een meervoudig gebeurwoord verbonden. En al ligt het enkelvoud schijnbaar meer voor de hand, wanneer het verbum (onmiddellik) aan ‘aantal, tweetal’ voorafgaat - in welke syntaktiese volgorde het pas later komende meervoudige nomen niet zò sterk zal inwerken, als wanneer het gebeurwoord op het meervoud volgt - blijkens de talloze voorbeelden bezigt men beide numeri evengoed vóór als na onderwerpen van het type ‘een aantal (tiental) personen’: 1. ‘Als besluit voerde een aantal Hongaarsche verkenners, gekleed in paradedracht.... een fraaien dans uit’ (5 VIII '37). ‘Daarna demonstreerden een aantal welpen gedeelten van hun | |
[pagina 360]
| |
spel van jonge wolven’ (ald.). ‘Een aantal plannen ligt al in teekening gereed en zal spoedig worden uitgevoerd’ (17 X '36). ‘Het verluidt, dat een aantal soldaten geld eischten van de missie te Tsjeng Ting’ (26 XI '37). Het maakt bij dat alles geen verschil, of ‘aantal’ al dan niet door een adjektief bepaald is: ‘Nu is er ten minste een groot aantal staten, die een soortgelijke rechtsschennis willen voorkomen’ (27 X '35). ‘Op dit moment waren op het vliegveld Tjililitan een groot aantal autoriteiten verzameld’ (22 II '38). ‘Een groot aantal autoriteiten gaf door hun aanwezigheid blijk van hun belangstelling’ (1 X '35). ‘Een groot aantal menschen werden gewond’ (7 IV '37). Reeds voor vele jaren merkte het Wdb. der Ned. Taal op (I 386 v.): ‘Wanneer aantal als een collectieve eenheid genomen wordt, gelijk altijd plaats heeft, wanneer het vergezeld is van het lidw. van bepaaldheid, of van een aanw. voornw. (het, dit, dat aantal), en veelal ook bij het lidw. van eenheid (een aantal), dan beheerscht het het ww., hetwelk dus in het enkelv. staat’. - ‘Vergezeld van het lidw. van eenheid echter kan aantal ook werden aangemerkt als eene bepaling van het volgende of verzwegene znw., dat altijd een mv. is; dit laatste wordt dan het hoofdwoord en neemt het ww. in het meervoudig getal bij zich. Dit gebruik van het meervoud verdient vooral dan de voorkeur, wanneer men bij de werking, door het ww. uitgedrukt, niet aan al de bedoelde personen of zaken gezamenlijk als eene eenheid beschouwd, maar aan elk in 't bijzonder te denken heeft.’ Wat de eerste opmerking betreft, bij ‘het aantal’ komt werkelik geregeld een enkelvoudig werkwoord. Uitzonderingen hierop zijn zeldzaamheden: ‘Hij verwachtte echter, dat het grootste aantal bezoekers uit het Reich zouden komen en wel in zulken getale, dat de depressie waaronder de Weensche hotels lijden, zou worden opgeheven’ (6 IV '38). ‘Wel stapelen het aantal gevallen, waarin een redelijk betoog moet wijken voor beroep op intuïtie en aanvoeling, zich meer en meer op..’ (A.J.M. Cornelissen, Democratie Einde of Opgang? 63). Wat de tweede opmerking aangaat over de voorkeur van het meervoud: dit verschil moge al in eerste begin tot het afwisselend gebruik van enkelvoud: meervoud hebben geleid, de hedendaagse schrijfpraktijk in boek en blad is daar geenszins mee in overeenstemming. Alleen spreekt het vanzelf, dat menig voorbeeld - eventueel achteraf - door grammatiese bezinning (‘aantal’ | |
[pagina 361]
| |
is enkelvoud!) in het ‘goede’, subsidiair ‘verkeerde’ spoor werd gebracht. In alle geval liggen de voorbeelden voor het grijpen, waarbij het enkelvoudige gebeurwoord ‘even goed’ in het meervoud kon staan: ‘Naar wordt vernomen, is in het Rijnland gedurende de laatste week een aantal pastoors ‘wegens overtreding van de kanselparagraaf’ gearresteerd’ (31 III '36). ‘Nu kwam een aantal rijtuigen, die aan den Koninklijken stoet voorafgingen. In het eerste rijtuig was de eerste-kamerheer-ceremoniemeester jhr. A. Sickinghe, gezeten, vervolgens kwamen twee rijtuigen, waarin acht kamerheeren gezeten waren.... In het derde rijtuig hadden plaats genomen.... [enz.]. In het zevende rijtuig bevond zich de grootmeester, J.R.F. graaf du Monceau’ (21 IX '37). Enz. enz. Wie nauwkeurig toeziet, zal opmerken dat het al of niet distributieve karakter van de bedoelde personen of zaken, toch niet overal de beslissende faktor kan geweest zijn.... bij de ‘definitieve’ tekstredaktie. 2. Wat van ‘aantal’ geldt, geldt mutatis mutandis ook van het type ‘tweetal’. Ook hier heeft ongetwijfeld spraakkunstige bezinning er zoveel toe bijgedragen, dat er aan de varianten geen grammaties touw is vast te knopen. We geven slechts enkele voorbeelden ter typering van de vier mogelikheden (enkelvoud: meervoud, voor of na het nomen): a. ‘Buiten wachtte een viertal auto's’ (5 I '37). ‘Als gewonden fungeerde een 50-tal werkloozen, die zich nogal gemoedelijk in hun lot schikten’ (27 V '34). ‘In de benedenzaal bevond zich een vijftiental personen, dat de filmvoorstelling wilde bijwonen’ (Centr. 31 VII '37). - b. ‘In de Oostzee moeten thans een 40-tal onderzeeërs van de roode vloot aanwezig zijn’ (22 VIII '36). - c. ‘Slechts een vierhonderdtal genoodigden werd hier toegelaten’ (9 X '36). ‘Tenslotte kwam het zelfs zoover, dat een vijftigtal gedeputeerden met elkaar handgemeen werd’ (14 XI '36: kollektief of distributief!?). - d. ‘Een tiental andere dames noodigden hem, beminnelijk glimlachend uit, om binnen te komen’ (13 XII '32). ‘Een zestal soldaten brengen een berrie aan overdekt met een rooden deken’ (18 V '34: distributief?). Evenals bij ‘het aantal’ is ook bij ‘het tweetal’ de konstruktie vanwege het kollektieve eenheidsidee enkelvoudig: ‘Het tweetal nieuwe gasten fluistert elkander hun bevindingen toe’ (19 V '37). ‘Het tweetal Nederlanders, dat het vorig jaar per kano de reis naar Java begon, is onlangs te Calcutta in Engelsch-Indië gearriveerd, waar zij in uitstekenden welstand aankwa- | |
[pagina 362]
| |
men’ (19 X '36). - Het meervoud is een alleruitzonderlikste uitzondering: ‘Al is het nu niet mogelijk dat dit zevental alle nieuwere denkbeelden die onder hun vakgenooten omgaan, konden vertegenwoordigen.... zoo is het toch zeker dat in hun gezamenlijke voordrachten....’ (A. Verwey, Proza X 27). IV. Voor zover mijn gegevens het uitwijzen, worden ‘een boel’ en ‘een heleboel’ in verbindingen met een meervoudig naamwoord, juist als ‘tal van’ uitsluitend met een pluralies gebeurwoord verbonden. (De boel, de hele boel is wat anders!). Daar ‘boel’ in veel gevallen enigermate geringschattend klinkt, is het gebruik van dit woord in ‘deftige’ teksten vrij beperkt. Het doet wederom helemaal niets ter zake of het verbum volgt dan wel voorafgaat: ‘Er waren een boel leuke dingen’ (De Dijk III 10). ‘Er zijn een heeleboel zeer goede dingen die toch groote nadeelen hebben’ (13 XII '36). Wij ‘vergeten, dat er een heeleboel interessante dingen zijn, die niet gepubliceerd mogen worden’ (13 XII '36). Het Wdb. der Ned. Taal (III i 59 v.) wijst wel op het betekenisverloop van boel = verwarde menigte tot ‘veel’ zonder pejoratieve bijsmaak - welke overgang ook ‘bij hoop, massa, vracht’. plaats vindt - maar evenmin als bij ‘een paar’ (XII 43 v.v.) spreekt het daarbij van het meervoudig gebeurwoord: ‘De zelfstandigheid wordt genoemd in een znw., dat aanvankelijk als genitiefbepaling, thans als bijstelling wordt opgevat’.... alleen wordt die ‘bijstelling’ het syntakties dominerende woord. Wanneer dat bijgestelde naamwoord een enkelvoud is blijft het verbum enkelvoudig; is de toevoeging echter een meervoud, dan neemt het gebeurwoord de meervoudsvorm aan: ‘Er was nog een boel werk te doen. Er was een boel volk op de been’, tegenover: ‘Er waren nog een boel werkjes te doen. Er waren een boel mensen op de been.’ Maar ook: ‘Er is nog een boel van voorhanden’ naast: ‘Er zijn er nog een boel van voorhanden’. Naast de voorafgaande woorden kan en moet men er nog een reeks andere noemen, waarbij het verbum eveneens min of meer pluralizeringsneigingen vertoont. De meeste voorbeelden van een meervoudig gebeurwoord noteerde ik bij ‘deel, merendeel, (meestendeel)’. Het Wdb. der Ndl. Taal vond echter noch in deel III ii 2329 v.v., noch in deel IX 405 en 419 enige aanleiding om deze in-kongruentie te vermelden. Andere woorden waarbij pluralizering zeer in trek is, zijn ‘groep, massa, reeks, schare, soort’. Laat me met een enkel voorbeeld volstaan: | |
[pagina 363]
| |
‘Een deel van de jongens scheepten zich reeds dadelijk op de gemeenteponten in, die.... Het ander deel sloot zich in colonne aaneen en trok door de straten van de binnenstad’ (10 VIII '37). ‘Als een groot deel der menschen zelfs niet meer denken aan Gods bestaan.... hoe willen wij dan onze beschaving redden’ (26 I '37). Intussen verdient het de aandacht dat ‘het merendeel’ evengoed pluralies als singularies wordt gekonstrueerd: ‘Het meerendeel van de Afrikaansche gebieden, welke op het oogenblik door Europeesche mogendheden bestuurd worden, werden aldus beheerd vóór ze volkomen onderworpen waren’ (13 V '38). ‘De Italianen trokken dan ook gemakkelijk de stad binnen, nadat bovendien het meerendeel der Abessyniërs den avond te voren hun stellingen reeds hadden verlaten’ (9 XI '35). ‘'t meestendeel zitten onder malkaar te klappen’ (H. Verriest, Twintig Vlaamsche Koppen I 158). Gevallen waarin het verbum met het meervoudige predikaatsnomen overeenstemt, behoren vanzelf in een andere afdeling van de spraakkunst: ‘Het meerendeel van deze professionals zijn gezeten en gezette dames, die jaren geleden voor 'n weekje naar Capri kwamen’ (18 IX '36). ‘Het meerendeel der menschen zijn verminkten’ (G. Papini, Sint Augustinus 224). ‘Want een groot deel van onze gasten waren aanhangers van de Esery-partij’ (Alja Rachmanowa, Liefde, Tscheka en Dood 313). - ‘Zolang het merendeel van de christenen het grote doel niet ziet in de opbouw van de eigen persoonlijkheid....’ (Herstel 23 IX '37). Hij ‘voegde hieraan toe, dat het meerendeel der ‘Mongoolsche bannieren’ in Soei Joean zich plechtig verbonden heeft, de centrale regeering te steunen’ (11 XII '37). We gaan niet telkens na, of de tegenstelling ‘distributief: kollektief’ wel konsekwent de beslissing bracht tussen ‘meervoud: enkelvoud’; en hebben er al evenmin steeds op gewezen, dat ook nog andere faktoren in het spel kunnen zijn, zoals bijv. de lange meervoudige tussenzin (‘welke op het oogenblik....’) in het eerste voorbeeld van ‘het merendeel’. In de meeste gevallen zouden we toch niet verder komen dan tot een mogelikheid of een waarschijnlikheid. We moeten intussen nog enkele voorbeelden geven van ‘groep, massa, reeks, schare, soort’, waarbij de lezer zelf wel op eventuele wisseling van ‘de: een’ let; en hoe de meervouden met die woorden verbonden zijn: als genitief (‘het merendeel der mensen’), als van-omschrijving (‘het merendeel van de afrikaanse gebieden’), of als ‘appositie’ (‘een massa druppels’): | |
[pagina 364]
| |
‘Er treden om Jen Jacques een ontzaglijke groep kampers in den modernen tijd’ (Is. Querido, Studiën2 59). ‘De groep toenmaals jeugdige schrijvers, die omstreeks 1885 begonnen zich in het tijdschrift De Nieuwe Gids te uiten, beschikten over een voortreffelijk letterkundig oordeel’ (L.v. Deyssel X 21). ‘Het groepje kennissen en familieleden op de stoep van het gemeentehuis staande, traden iets dichterbij om alles goed te verstaan’ (De Lach 27 XII '35). - ‘en vielen er nog een massa druppels in de schuinte af’ (L.v. Deyssel VIII 181). ‘Daarbij heeft hij waargenomen, dat de massa hersenen toenemen’ (Centr. 6 VI '37). - ‘Het lijk wordt naar de zaal der stortbaden gedragen waar een reeks kisten op rij staan opgesteld’ (18 V '34). ‘Een reeks maatregelen van staat en partij zijn.... alleen erop gericht....’ (6 XII '37). - ‘Een talrijke schare geloovigen en belangstellenden woonden de plechtige Hoogmis bij’ (28 IX '37). ‘.... en naar binnen schrijden, met fakkels en lantarens, een schaar monniken, voor zich uit drijvend een jonge ordesman’ (K. Meekel, Bonte Schetsen 122). - ‘Dit soort lieden gaan met alle mogelike mensen om’ (ald. 49). ‘Er zijn inderdaad menschen met zeer rustige, zeer kalme naturen, op wie dit soort zaken geen indruk maken, maar zij zijn zeldzaam’ (7 VIII '34). ‘Aan den binnenkant van die ruiten waren een soort witte jaloeziën naar beneden gelaten’ (L.v. Deyssel VIII 198). V. Na deze algemene en zeer ‘gewilde’ woorden, waarbij kollektiviteit: distribuering (individualizering) hun ‘grammatiese’ rol spelen, zou ik nog een reeks min of meer geïsoleerde gevallen kunnen aanwijzen; ook wel gevallen waarbij de niet-overeenstemming ‘vreemd’ aandoet. Wat dit laatste betreft denk ik bijv. aan zinnen als: ‘Maison Ipa maakt haar Geachte Cliëntèle bekend, dat de Directie voor enkele weken naar Brussel, Parijs en Londen zijn vertrokken, voor het bezichtigen der nieuwste modellen bontmantels, en tevens om haar collectie bont te vernieuwen’ (Utr. Cour. 17 I '36). ‘De lieve familie, die met hun vijven twaalf kamers bewoonden, vonden het echter niet noodig ons onderdak aan te bieden’ (Rachmanowa o.c. 347). ‘De strijd, die echter aangeboden wordt, zal nog zwaarder zijn, omdat nu de bloem van de afdeelingen elkaar bestrijden’ (Maandagm. 19 IV '38). Dit laatste voorbeeld is intussen minder opvallend dan de vorige. Daarentegen zou bij ‘legio’ het enkelvoud niet ‘staan’: ‘Bovendien zijn er nog legio bloemenventers, die op driewielige fietsen door de buitenwijken rijden....’ (27 III | |
[pagina 365]
| |
'38). ‘Tenslotte zijn er nog legio, die zich noch van het een noch van het ander iets aantrekken’ (Huddleston Slater, Jan ik wil4 306). Het Wdb. der Ndl. Taal (VIII i 1454) vermeldt reeds: ‘Eén gebrek kan nog in een jong Mensch vallen, maar zo een legio maaken de arme sloof veel misdadiger, Leev. 6, 133’, zonder evenwel op die pluralis te wijzen. Daar het mijn voornemen is in een algemenere studie over ‘bijgedachte en botsingen in taal’ ook op deze gevallen terug te komen, zal ik hier niet al de kollektieven opsommen, waarbij het meervoud het wel ooit van het enkelvoud won. Ik moge mij tot besluit van dit artikel tot enkele voorbeelden beperken, die elk krities lezer van bladen en boeken zonder moeite met andere zal kunnen aanvullen, en ‘beoordelen’: ‘Er stonden een heele bende menschen, tramconducteurs en politie-agenten om heen, en geen mensch kon het beestje een duim van z'n plaats krijgen’ (27 V '34). ‘Drie weken.... van zwemmen en tennissen en wandelen in de duinen en alle pleziertjes, die een clubje jongelui op een badplaats maar kunnen hebben’ (28 III '36). ‘Op den vloer lagen een hoop vodden, en daar bovenop in half-liggende, half-gekromde houding het ontzielde lichaam van een man’ (11 II '36). Echter ‘zijn de overgroote meerderheid der onderzoekers toch wel tot de overtuiging gekomen, dat....’ (A.J.P. v.d. Broek, Ontwikk. v.d. mensch 134). ‘Een zeer talrijke menigte menschen, die op bijna 2000 personen geschat kan worden, waren op het station aanwezig om blijk van deelneming te geven’ (23 VII '35). ‘De rest zijn allemaal in de hemel’ (Gilcraft, Welpen 26). ‘Achter van het huis af lopen nog een rij kamers aan een gang, die aan een kant geheel open is’ (Herstel 16 XII '37). ‘en aldoor onder het weven hamerden in haar hoofd dezelfde rits woorden, die....’ (A. den Doolaard, Oriënt Expres 138). ‘Hij heeft een mooi buiten in het Hurongebergte....en daar werden hem de stapel telegrammen gebracht’ (Utr. Cour. 6 VIII '35). ‘Er waren naar aanleiding van de oproeping van sollicitanten.... een stroom van sollicitaties binnengekomen’ (6 III '34). ‘Een stuk of wat van hun droegen schilden aan hun linker arm’ (L. v. Deyssel VIII 14). Enz. enz. Dat ook bij getallen, breuken en dgl. singularis en pluralis wisselen is bekend: ‘Tot dusver is al een millioen vierkante meter stof gebruikt voor de versiering der stad’ (1 V '38). ‘anderhalf uur zijn verstreken en zij ligt zoo rustig’ (Centr. 8 IX '37). ‘Nu is 165.000 gesteunde werklozen geen kleinigheid’ (Herstel | |
[pagina 366]
| |
12 V '38). ‘Ik heb.... steeds de indruk gehad, dat driekwart van de reizigers kwamen met bijbedoelingen’ (A. Kuyle, Het land v. de dorst 82). ‘Ook kleinere ondernemingen kunnen gecollectiviseerd worden, als drie vierden van het aantal aldaar te werk gestelde arbeiders hiertoe besluit’ (28 X '36). ‘Minstens vijftig procent van de Britsche firma's.... hebben roedeloopers in dienst’ (11 III '34). ‘De veertig procent vrouwen, die overblijft, is werkzaam in de z.g. vrije beroepen’ (24 XI '35). Enz. enz. Er is bij dat alles afwisseling genoeg, al bekommeren de meeste grammatika's zich meestal weinig om zulke taal-‘werke likheden’. Maar gelukkig ook??
P. Gerlach Royen O.F.M. |
|