De Nieuwe Taalgids. Jaargang 32
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||
Mevrouw Bosboom-Toussaint en ‘de Hertog van Alba in Nederland’.Het is mej. Bouvy in haar dissertatie ‘Idee en werkwijze van Mevrouw Bosboom-Toussaint’ niet gelukt een bevredigend antwoord te geven op de vraag, welke bronnen door Mevr. Bosboom voor deze schets zijn geraadpleegd. ‘De feiten van “de Hertog van Alba in Nederland” ontleende de schrijfster aan verschillende bronnen. Zo heeft Hooft enkele bijzonderheden van Alva's reis naar Nederland verschaft’ (blz. 88). En elders lezen we: ‘Het kan zijn, dat Hooft en Mevrouw Bosboom op eenzelfde, mij onbekende bron teruggaan, want bij Bor, Van Meteren en Van Reyd komen deze namen (bedoeld zijn de namen van vrijwilligers uit Alva's leger) evenmin voor’ (blz. 89 noot). Toen de, volgens Mej. Bouvy het eerst in aanmerking komende auteurs geen opheldering verschaften, heeft ze het zoeken gestaakt, ‘daar het ons nu niet om de Nederlandse geschiedenis, maar om Alva's karakter te doen is’ (blz. 89). Ik acht deze opmerking onjuist. Zij stelde zich tot opgave na te gaan op welke wijze Mevr. Bosboom werkte en in dat verband heeft het karakter van Alva alleen maar beteekenis als ‘Bosboomsche constructie’ op grond van haar gegevens en eigen visie. Het is daarom gewenscht het onderzoek naar die gegevens voort te zetten. Het is vreemd, dat in Mej. Bouvy blijkbaar geen oogenblik bij het lezen van deze novelle de gedachte aan Motley is opgekomen. Mevr. Bosbooms uitnoodiging in ‘Het Beleg van Alkmaar’ gold dus ook voor Mej. Bouvy: ‘Eilieve! lees Motley's “Opkomst der Vereenigde Nederlanden”, want die heeft voor de geschiedenis van dit tijdvak gedaan, wat geen onzer eigene geschiedschrijvers heeft kunnen verrichten’. Te meer wekt dit verwondering, omdat ieder weet, dat Bakhuizen van den Brink, die een inleiding schreef bij de Nederlandsche vertaling (onder zijn toezicht) een belangrijke rol in het leven van Mej. Toussaint heeft gespeeld, óók literair. Het ligt daarom voor de hand, dat Mevr. Bosboom kennis zou nemen van wat haar vroegere verloofde liet publiceeren. Inderdaad blijkt bij een oppervlakkige vergelijking reeds, dat Motley veel meer dan Hooft de bouwstoffen voor de beschrijving | |||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||
van Alva's inkomst heeft geleverd. Ik wil deze bewering aanvaardbaar maken door een serie voorbeelden (die voor uitbreiding vatbaar is) te laten volgen. Over het uiterlijk van Margaretha van Parma schrijft Motley: ‘De vermaard geworden knevel, die zich langs haar bovenlip afteekende, werd geacht een mannelijke wilskracht aan te duiden’. Bij B.-T. lezen we: ‘zij droeg in hare trekken den stempel harer afkomst uit Karel den Vijfde, en het fijne kneveltje aan de bovenlip misstond niet bij de fiere en schrandere uitdrukking van dat sterk sprekende gelaat’. Tot twee maal toe noemt Mevr. B. de landvoogdes een leerlinge van Loyola. ‘IJverig Katholiek, had zij aan de voeten gezeten van Loyola, die haar biechtvader en geestelijke raadsman was geweest’, zoo leert ons Motley. Hij geeft ook een beschrijving van Margaretha's opvoeding aan het hof van Maria van Hongarije, haar voorliefde voor de jacht, haar half-vorstelijke afkomst. Verder deelt Motley mede, dat haar eerste gemaal, een Medicis, algemeen gehouden werd voor een bastaardzoon van paus Alexander IV. En deze gegevens vinden we alle bij Mevr. B.-T. terug. De vorm is eenigszins anders, maar de verwantschap is duidelijk. Eenige voorbeelden van bewuste navolging: (Motley). Ten gevolge echter van de onderworpen taal, welke de Hertog in zijne jongste mededeelingen tot haar gevoerd had, waarin hij met echt Kastiliaansche, maar ijdele hoofschheid aanbood, zijne lijfwacht, zijn leger en zichzelven aan hare voeten te leggen, had zij er in toegestemd om van hem, met of zonder zijn gevolg, een bezoek te ontvangen. (Bosb.-T.). Maar Alba,.... had de Gouvernante.... in de vleijendste bewoordingen de verzekering laten geven, dat hij niet kwam dan om zijne krijgsmacht, zijne garde en zijn persoon aan hare voeten te werpen, bloot een uitdrukking van Kastiliaansche étiquette, een ijdele betuiging...... (Motley). Toen hij (Alva) op het hofplein verscheen, greep er een tooneel van hevigen twist en bijna van bloedstorting plaats tusschen zijne lijfwacht en de boogschutters van het hof der landvoogdes, die zich eindelijk met moeite lieten bewegen om de huurlingen van den Kapitein-Generaal door te laten. (Bosb.-T.)..... erger dan dat zou hem treffen bij zijne aankomst op het voorplein van het paleis. De boogschutters van Margaretha's lijfwacht wilden de hellebaardiers, die de garde van den Hertog uitmaakten, niet toelaten hun meester te vergezellen. Er ontstond twist en verwarring, men drong tege | |||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||
elkander in, en de schermutseling liep niet af zonder bloedstorting. (Motley). Zoo trad hij te drie uur in den namiddag, na deze niet zeer genoegelijke ontmoeting, in het slaapsalet der Hertogin, waar zij gewoon was vertrouwelijk gehoor te verleenen en vond daar, zooals zich lichtelijk bevroeden laat, een zeer koel onthaal. De hertogin stond roerloos in het midden van het vertrek, vergezeld van Berlaymont, den Hertog van Aerschot en Graaf Egmont, en beantwoordde zijnen groet met berekende koelheid. Noch zij, noch iemand van haar gevolg ging hem eenen stap tegemoet. (Bosb.-T.)..... toen de Hertog omstreeks drie uren in den namiddag tot haar werd toegelaten. Zij wachtte hem op in hare slaapkamer, waar zij gewoon was gehoor te verleenen, een vertrek ruim genoeg om een audiëntiezaal te kunnen zijn.... Daar hier echter de vorstelijke troonhemel ontbrak, hield de Regentes zich staande in het midden der kamer, alleen even met de hand tegen een armstoel geleund, toen de Hertog binnen trad.... De Hertog van Aerschot, de Graaf van Mansfelt, de Graaf van Barlaymont en Lamoraal van Egmond.... stonden der Gouvernante ter zijde, als volleerde hovelingen besloten hunne houding tegenover den Hertog te regelen naar die der vorstin. Het zou geen moeite kosten meer dergelijke voorbeelden aan te halen. De conclusie ligt m.i. voor de hand: Mevr. Bosb. heeft bij het schrijven van haar ‘De Hertog van Alba in Nederland’ voortdurend Motley geraadpleegd en soms bijna woordelijk nageschreven.
Maar nu de namen van de vrijwilligers in Alva's leger, die niet door Mej. Bouvy bij andere auteurs ontdekt konden worden. Motley geeft ze ook niet. Er moet dus nog een andere bron zijn, vermoedelijk een meer obscure, daar ook Strada en Mendoza geen opheldering verschaffen. Het is mij gelukt ook deze bron te ontdekken. In 1701 verscheen in 's-Gravenhage de vertaling van een in het Italiaansch geschreven biografie van Alva. ‘Het Leven van Ferdinand Alvarez de Toledo, Hertog van Alba, behelsende desselfs afkomst, geboorte, opvoeding en toeneming in alle Ridderlijke en voornamentlijk in de Krijgs-oeffeningen etc. door den Marquis van Astorga’. Op blz. 219 van het IIe boek vinden we: ‘Dat Leger had een groot getal van vrijwilligen Adel, en Bevel- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||
hebbers van een seltsame verdienste: d'alder onderscheydenste waren Caesar d'Avalos, Broeder van den Marquis van Heyston, Rafael Manrique, Bernardino de Mendoza, Joan Guevara, Loup Zapata, Edelman van de Kamer van syne Majesteyt, Christoffel Mondragon den welcke enkelijk door syn dapperheyd van slegt Soldaat tot het Generaalschap over de Legers opklom, Sancho d'Avila, Governeur van Pavia, Jeronimo Salinas, Governeur van Porto Hercole, Joan Salazar, Governeur van het Kasteel van Panorma, en verscheyde andere’. Hiermee zijn alle door Mevr. Bosboom genoemde vrijwilligers ‘terecht’. Zij heeft Joan Guevera, Loup Zapata en Sancho d'Avila om een of andere reden niet overgenomen. Astorga heeft echter nog voor een ander deel van de novelle belangrijke diensten verricht.
Potgieter was over ‘De Hertog van Alba in Nederland’ niet verrukt, zooals uit een brief aan Busken-Huet blijkt (24 April 1873). Het opstel maakte op hem ‘het effect van een keurige, fraai opgedischte visch. De kop, de inleiding, iets wat ieder weet, dient men niet, maar laat men liggen, een ornament voor den schotel. De staart, hola! mijn beeld valt niet vol te houden, want een staart is schraal, de vinnen worden dunner, het einde is nauw bekleed, en in haar stukje begint het declamatorische, het gezwollene, met het geloovig einde;.... wat ik doe, is dat de middelmootjes van de visch, het fragment van een gesprek tusschen Alva en Margaretha voortreffelijk mogen heeten, un plat digne d'un gourmet littéraire’.Ga naar voetnoot1) Maar op deze voortreffelijke schaal liggen ook vele ‘geleende’ boutjes. Ik wil trachten zoo kort en overzichtelijk mogelijk aan te toonen, dat Astorga in dit gesprek ernstig door Mevr. Bosboom is geplunderd.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||
Uit het voorgaande is m.i. duidelijk gebleken, dat een groot deel van Potgieters waardeering voor dit deel van de novelle toekomt aan onzen Astorga. Zin voor zin is door Mevr. Bosboom gebruikt met beeldspraak en al. Zelfs als Astorga opmerkt: ‘hy gebruykte om haar te vermurwen de groote naamen van Dochter van Keyser Carel, van de Suster eens machtig Konings, van Mevrouwe, van Princesse, van Governante’, dan maakt Mevr. Bosb. dankbaar van deze haar geboden gelegenheid gebruik. En als Astorga dan geen materiaal meer levert, komt de Muider drost met het pakkend slot van den dialoog aandragen. Hooft laat Alva zeggen (fol. 160). ‘“Ik heb wel eer volk van ijzer getemt en zal ik nu geen volk van booter kunnen temmen?”. Dan hy dacht niet dat aan dat bars metaal jaa, maar aan dit smijdigh zuivel geen knellen is; twelk die 't houden wil, al zachtelyk handelen moet.’ En Mevr. Bosboom: ‘“Ik heb voormaals volken van ijzer getemd”, ging hij voort met een glimlach van fiere voldoening, “zou ik dit volk van boter dan niet naar mijn zin kunnen kneden?” - Neen Alba, neen! juist dát kunt gij niet.... het smijdige zuivel wil niet met een stalen gantelet gekneed zijn....’
Uit het voorgaande moge duidelijk geworden zijn, dat de bronnen van ‘De Hertog van Alba in Nederland’ niet alleen de feiten hebben geleverd, maar bovendien nog veel, dat doorging voor de eigen stijl en visie van Mevr. Bosboom. Leeuwarden. P.v.d. Meulen. |
|