| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen.
De Nederlandse Volkskarakters.
Onder de redaktie van Anne de Vries en P.J. Meertens verscheen een omvangrijk werk over dit onderwerp (Kampen - J.H. Kok - 1938), dat wel niet rechtstreeks de taalkunde betreft, maar daarmee toch zozeer in betrekking staat, dat het in ons tijdschrift een aankondiging en een aanbeveling verdient. Het is in zekere zin een pendant en aanvulling van het Boerenboek, dat vroeger in deze rubriek aangekondigd is. Niet minder dan dertig medewerkers beschrijven het karakter van het volk in de streek waarmee ze vertrouwd zijn, zowel in Zuid-als in Noord-Nederland. Voortreffelijk zijn de foto's, door Willem van Malsen met zorg gekozen en artistiek uitgevoerd. Aan het slot een uitvoerige en leerzame Literatuurlijst, samengesteld door P.J. Meertens.
| |
Scholastiek Lexicon
door Stephanus Axters O.P. (Antwerpen - Geloofsverdediging - 1937). Het eigenlijke Latijns-Nederlandse lexicon, dat ten doel heeft, vastheid te brengen in de Nederlandse terminologie, valt buiten onze beoordeling. Belangrijk voor de Nederlandse taalgeschiedenis is vooral de uitvoerige Inleiding, die een derde gedeelte van dit werk beslaat (blz. 3-163). Daar wordt nagegaan De zichzelfwording van de Nederlandsche scholastieke vaktaal, d.w.z. hoe sinds de dertiende eeuw in de mystieke en theologische geschriften de Nederlandse termen gevormd en ontwikkeld zijn. In een tweede hoofdstuk (De Nederlandsche wijsgeerige lexicographie) wordt dit onderzoek voor de na-Middeleeuwse periode voortgezet, waarbij ook Protestantse auteurs (S. Stevin, Marnix, Hugo de Groot, Huygens) ter sprake komen. Daarna komt Vondel's taalgebruik aan de beurt en puristen als Kok en Lodewijk Meyer. Het derde hoofdstuk (Herleving van de scholastiek) behandelt de negentiende eeuw, waarin Guido Gezelle met zijn nieuw-gesmede mystieke terminologie een ruime plaats krijgt. Een rijk materiaal heeft de schr. in deze studie bijeengebracht, waardoor hij beoefenaars van lexicografie en van onzo taalgeschiedenis aan zich verplicht heeft.
| |
Taalgemeenschap.
In de ‘Tweede interfacultaire leergang’ te Groningen (1937-38) behandelden negen hoogleraren, elk op zijn studieveld, het begrip Gemeenschap. Wij vestigen de aandacht op
| |
| |
de voordracht van Prof. G.S. Overdiep over Taalgemeenschap. De volledige gebundelde tekst van al deze voordrachten verscheen bij de firma J.B. Wolters.
| |
Crumbs from an old Dutch closet. The Dutch dialect of old New York by L.G. van Loon, M.D. (Den Haag - Martinus Nijhoff - 1938. Prijs f 2).
In deze studie, voornamelijk bestemd voor Amerikaanse lezers, gaat de schr. na, hoe de overblijfselen van het Nederlands te New York onder Amerikaanse invloed vervormd zijn. In 1910 was hetzelfde gedaan voor het Jersey Dutch Dialect door Prof. J. Dyneley Prince. Na een Introduction en inlichtingen omtrent de toegepaste Orthografie behandelt de schr. de Parts of speech en geeft hij een Glossarium met enige teksten, o.a. een vertaling van De verloren zoon, in fonetisch schrift.
| |
Anglo-Dutch Literary relations, 1867-1900.
Wij herstellen een verzuim door melding te maken van een zeer belangrijk artikel van Prof. Brian W. Downs (Cambridge), dat reeds in 1936 verschenen is in de Modern Language Review. Met een overstelpend uitvoerig bibliografisch materiaal, zowel in de tekst als in noten, gaat hij na ‘The Fortunes of English Literature in the Netherlands’. Achtereenvolgens worden behandeld: Shakespeare; Anglisten; Comparative Literature; Taco de Beer en Miss Irving; The British Poets: Shelley and Keats; William Morris; Tennyson e.a.; Frederik van Eeden and his formation; British Prophets, Thinkers and Critics; British Novelists; British Dramatists. Dat hij voor dit onderzoek, behalve speurzin, een voor een Engelsman zeldzame kennis van het Nederlands moest bezitten, spreekt vanzelf, en blijkt ten overvloede uit zijn aanhalingen. In een tweede, veel kleinere afdeling, bespreekt hij The Fortunes of Dutch Literature in the British Isles. Behalve Engelse kenners van onze letterkunde komen hier vooral de vertalingen ter sprake. Beoefenaars van de vergelijkende litteratuurstudie zullen de schr. dankbaar zijn voor deze bibliografische grondslag.
| |
Kultuur en literatuur in de Maasgouw vóór 1200, door Jef Notermans (verkrijgbaar bij de schrijver te Maastricht).
In deze studie gaat de schr. na, welk aandeel zijn Limburgs vaderland gehad heeft in de kultuur van het Romeinse, het Merovingisch, het Karolingisch tijdvak en van de ‘Hoogbloei in de tiende tot en met de twaalfde eeuw’. Met de litteratuur is allereerst
| |
| |
bedoeld de Latijnse, maar voor de laatste periode ook, op het voetspoer van Stracke, Van Mierlo en Van Ginneken, de ‘Oud-Nederlandse’, waartoe dan, behalve wat verloren gegaan is, het Lodewijks-lied en de Wachtendoncke psalmen gerekend worden. Een lange reeks aantekeningen geeft nuttige inlichtingen over uitvoeriger geschriften en bronnen.
| |
Idioticon van het Antwerpsch Dialect.
Het uitgebreide Antwerpsch Idioticon van Cornelissen en Vervliet, uitgegeven door de Koninklijke Vlaamsche Academie, wordt weer vermeerderd met een Bijvoegsel, bewerkt door Jozef Cornelissen, waarvan het eerste deel (A-H) (311 blz.) in 1936 verschenen is (Turnhout - J. van Mierlo-Proost).
In de reeks Mededeelingen der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen verscheen een verhandeling van Dr. R. van der Meulen Over een naam van het stormvogeltje: malefijt (1937), en een van Dr. N. van Wijk over Klankhistorie en Phonologie (1938), verkrijgbaar bij de N.V. Noord-Hollandsche U.M. te Amsterdam (Prijs f 0,60).
| |
Beschrijving der Britsche Eilanden door Lucas de Heere.
Dit geïllustreerde geschrift uit de Engelse ballingschap van de Vlaamse dichter, tot nu toe onuitgegeven, verscheen in een zorgvuldig bewerkte uitgave door Dr. Th. M. Chotzen en Dr. A.M.E. Draak, met een inleiding, aantekeningen en glossarium (Voor de seven sinjoren uitgegeven door ‘De Sikkel’ te Antwerpen - 1937).
| |
Stalpart en zijn ‘Roomsche Reys’ door Dr. P. Polman O.F.M. (Tilburg - Henri Bergmans - 1938).
Deze studie heeft ten doel, de bronnen op te sporen van dit polemisch geschrift van Stalpaert van der Wielen, maar de schrijver geeft meer, nl. een karakteristiek van de auteur en zijn werk, in verband met de contra-reformatie, zijn medewerking aan een soortgelijk Zuid-Nederlands geschrift ‘Den Verdoolden Buurman’, terwijl een slothoofdstuk gewijd is aan de betekenis en de waardering van De Roomsche Reys.
| |
Die -ingen-Namen der sudlichen Nordseeküste, Ein Beitrag zur Siedlungsgeschichte der Chauken, Friesen und Sachsen.
Deze toponymische studie van Rehder Heinz Carsten (Hamburg - Paul Evert Verlag - 1937) verdient de aandacht van Nederlandse
| |
| |
belangstellenden, omdat het onderzoek zich over een deel van het Nederlandse taalgebied uitstrekte.
| |
Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk.
Aan de vijf delen van dit vlijtige verzamelwerk van Jozef Cornelissen, is onlangs als ‘Nalezing’ een uitvoerig zesde deel toegevoegd (Antwerpen - De Sikkel - 1938), met talrijke illustraties naar oude spotprenten en moderne foto's, die de aantrekkelijkheid van de folkloristische gegevens verhogen.
C.d.V. |
|