De Nieuwe Taalgids. Jaargang 32
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDee.D. Bartling geeft, in een op statistische gegevens berustend artikel De romanlezer, een ‘Proeve van een onderzoek inzake de motieven der waardeering van den roman bij Nederlandsche lezers’. | |
De Nieuwe Gids. Nov.J. Kloos-Reyneke van Stuwe herdenkt Herman Robbers. | |
Groot-Nederland. Nov.Vondel tussen gezag en vrijheid heet de brede ‘Kanttekening’ waarin G. Stuiveling Vondel herdenkt. - E. du Perron beoordeelt De drie Gebroeders van Antoon Coolen. | |
[pagina 44]
| |
Stemmen des tijds. Nov. C.Taselaar geeft een beaschouwing over Het Christocentrische bij Vondel. - P.C. Loof eert Vondel als ‘facile princeps’ onder onze dichters. | |
Dee.De Kroniek der Poezie van P.J. Meertens is getiteld ‘Het cynisme in de poëzie’. | |
De Stem. Nov.Top Naeff geeft een gevoelvolle Herinnering aan Herman Robbers. - Fr. van der Goes publiceert fragmenten van brieven die de breuk tussen Kloos en Verwey verduidelijken. - De Poeziëkroniek van Anthonie Donker is gewijd aan de laatste bundel van J.C. Bloem: De Nederlaag, en aan de bundel Donkere vruchten van Jo Landheer. | |
Dee.J. Romein publiceert zijn voordracht, op het Vondelcongres gehouden over Vondels plaats in de Europese Cultuur. Daarbij sluit zich aan een herdenking van Vondel door Dirk Coster. - Anthonie Donker geeft een overzicht van de letterkundige oogst die Het Vondeljaar bracht. | |
De Socialistische Gids. Dec.H.G. Cannegieter geeft een overzicht van het werk van Willem Elsschot, naar aanleiding van zijn onlangs verschenen roman Pensioen. | |
Opwaartsche Wegen. Nov.H. van der Leek vervolgt zijn bijdrage Spectraalanalyse en Arbeidsinspectie. - S. Vestdijk zegt zijn mening over Karakter en peil van ons hedendaagsch proza. - De Poëzie-kroniek van G. Kamphuis is gewijd aan de Afrikaanse Verzameling van Uys Krige. | |
Dec.Roel Houwink en G. Kamphuis herdenken de romanschrijver J.K. van Eerbeek (pseudoniem van Meindert Boss). - Victor E. van Vriesland zegt zijn mening over Karakter en peil van het hedendaagsche proza. | |
De Werkplaats. Nov.K. Fokkema geeft een overzicht van de voornaamste voortbrengselen van de Friese letterkunde uit de laatste jaren. - J. van Ham beoordeelt het jongste boek van A.J.D. van Oosten: Elsje Katrina. - De Kroniek der Poëzie van K. Heeroma bevat een oordeel over drie Vlaamse dichters (Alice Nahon, R. Herreman en P.G. Buckinx), drie dichters ‘uit eigen kring’ (G. Kamphuis, Ab Visser en Theo ten Hoven) en over het laatste werk van Jan Engelman. - H. de Bruin schrijft schertsend over de laatste roman van de veelschrijvende Herman de Man, nl. Kapitein Aart Luteyn. - J. van Ham bespreekt twee boeken van Albert Helman: Aansluiting gemist en het voorafgaande Ratten. | |
[pagina 45]
| |
Dec.K. Heeroma schrijft zijn laatste Kroniek der Poëzie, en vindt een geestige vorm voor zijn afbrekende kritiek op de roman Tussen Hemel en Aarde van Tom de Bruin (Gesprek op Sinterklaasavond). - J. van Ham maakt Schoon Schip! door een aantal beknopte boekenoordelingen. Het tijdschrift wordt namelijk in deze vorm gestaakt en zal samensmelten met Elckerlijc. | |
Mensch en Maatschappij. Sept.Deze aflevering bevat een voordracht van P. Gerlach Royen over Taal en Maatschappij, gehouden voor de vergadering van de Nederlandsche sociologische vereeniging. | |
De Vlaamsche Gids. Okt.Bij het begin van de 26ste jaargang herdenkt Maurits Sabbe het zilveren jubileum van dit tijdschrift (Een Zilverbloem aan 't Knoopsgat?) als orgaan voor de liberale Vlamingen. Voorgangers waren Het Nederlandsch Museum van Heremans (1874-1894) en het Tijdschrift van het Willems-Fonds (1895-1905), waarvan Sabbe eveneens de ontwikkeling nagaat. | |
Nov.R. Verdeyen noemt Vondel's gezamenlijke bijbelse spelen Vondels christelijk dramatische epos en ziet daarvan in de Helden Godes het voorspel. - A. Delanghe vraagt aandacht voor De Reizen van den Antwerpenaar Pieter van den Broccke naar 't Koninkrijk Kongo in het begin van de zeventiende eeuw. | |
Dietsche Warande en Belfort. Okt.Marcel Grypdonck behandelt De pedagigosche ideeën van Marnix van St. Aldegonde. - Pierre van Valkenhoff schrijft een Kroniek: Bij Verhoeven's Maskers, een bundel die een nieuw bewijs levert voor de eenvoud en de grootheid van deze dichter. | |
Nov.Herman H.J. Maas wijdt een studie aan Adwaita's Verzen (de drukfout Adwaika, evenals Dèr Houw, in plaats van Dèr Mouw is doorlopend gehandhaafd!), waarin de schoonheid van taal en diepte van gedachten in Dèr Mouw's Brahman I en II zeer geprezen worden. - Marcel Grypdonck vervolgt zijn opstel over De paedagogische ideeën van Marnix van St. Aldegonde. | |
Dec.M. Grypdonck besluit zijn bovengenoemd opstel. - Aug. van Cauwelaert beoordeelt Twee dichteressen. - De redaktie geeft een overzicht van de Vondelhulde. | |
Leuvensche Bijdragen XXVIII, afl. 3 en 4. Bijblad.L. Grootaers geeft een verslag van het Zuidnederlandsch Dialectonderzoek in 1936. - R.F. Lissens beoordeelt de proefschriften van T.J. Langeveld-Bakker en van G. Stuiveling, M. Rutten's Lyriek | |
[pagina 46]
| |
van Karel van de Woestijne en P. de Smaele's Baudelaire, het Baudelairisme, hun nawerking in de Nederlandsche letterkunde. | |
Onze Taaltuin. Nov.P. Peters behandelt uitvoerig De vormen en de verbuiging der pronomina in de Nederlandsche dialecten I Het bezittelijk voornaamwoord, toegelicht met een kaartje voor onze en jullie. - H. Dister beoordeelt Een nieuw handboek voor neerlandici, nl. de Stilistische Grammatica van Overdiep. Het oordeel is in hoofdzaak gunstig, al worden ook een aantal ernstige bezwaren uiteengezet. - J. Wils maakt juiste psychologische opmerkingen over De je-stijl in jongens- en meisjesopstellen. - Willy Dols beoordeelt het proefschrift van L.A.H. Albering onder het opschrift Syntaxis van ridderroman tot volksboek. | |
Dec.Jac. van Ginneken publiceert zijn Feestrede: Vondel en Nederland, waarin hij nagaat, welke factoren Vondel's overgang tot het Katholicisme bewerkt hebben. - P. Peters vervolgt zijn studie over De vormen en de verbuiging der pronomina in de Nederlandsche dialecten met een behandeling van het aanwijzend voornaamwoord, met schetskaartjes toegelicht. - Voor alle belangstellenden is afgedrukt de in het Frans gestelde Internationale vragenlijst over dialect-phonologie. - W. Slijpen stelt de vraag De Limburgsche sermoenen toch Limburgsch? naar aanleiding van een jongere tekst van een groot deel dezer sermoenen, ontdekt in een Berlijns handschrift, en afgeschreven op de grens van het Saksische en het Frankische taalgebied. | |
Levende Talen. Dec.L. Kaiser vertelt uitvoerig over het tot stand komen van de Platenreeks van de commissie ter bevordering van eenheid in de uitspraak van het Nederlandsch. - P.J.W. van Malssen wil het Zaanse woord fikkie (brand) verklaren uit fiktoria, de feestviering bij een overwinning. - A.J. de Jong bespreekt Eyckman's Phonetiek van het Nederlands en de proefschriften van L.M. van Dis en van P.E. Muller. | |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LVII, afl. 2.A. Zijderveld stelt de vraag tegen wie Vondel in zijn Bespiegelingen voornamelijk te velde trekt. Z.i. stelt hij zich niet op Rooms, maar op Katholiek standpunt en geldt zijn bestrijding de ‘ongodisten’, allereerst in de Oudheid, maar waarschijnlijk ook met het oog op de nieuwe natuurleer die omstreeks 1660 ook hier te lande opgang maakte. Stellig richt hij zich niet tegen de Calvinisten, gelijk Molkenboer meende. - J.D. Meerwaldt wijst, met tal van bewijsplaatsen, op Het persoonlijk element in Vondels vertalingen van | |
[pagina 47]
| |
de Griekse tragici. - C.L. Thijssen-Schoute levert een bijdrage over Huygens en Rabelais, waarin zij uit de brieven van Huygens de plaatsen bijeenbrengt die bekendheid met Rabelais' werken tonen. - R. van der Meulen verklaart wat de uitdrukking op sijn hooft soeken in Reinaert II, vs. 4192 betekent. Dezelfde schrijver wijst op Een motief uit de Karel en Elegast, afkomstig uit een Russische bron. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren XXV, afl. 4.Een studie van Ed. A. Serrarens: Vondel's Gysbrecht en Maeghden in 't licht der contra-reformatie levert een belangrijke bijdrage tot de kennis van Vondel's stijl. Zijn Katholieke sympathieën leidden ‘ook zijn artistieke concepties op nieuwe banen’. In aansluiting bij het betoog van Gerard Brom wijst de schr. op de voorkeur voor de barok, die reeds in de compositie en de beelden van deze vroege werken tot uiting komt. Een treffende overeenkomst met de geest der contra-reformatie ziet hij ook in de ‘extase voor het martelaarschap’, gelijk dat ook in de schilderkunst van de barok zich openbaart. - Een uitvoerig opstel van E. Jeanné is gewijd aan Een Limburgs dichter van Franse expressie: Auguste Clavareau (1787-1864). - E. Rombauts beoordeelt P. Maximilianus' bloemlezing: Op 's Hemels ronde spil. Poëzie van Vondel. | |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Maart.K. Deleu publiceert Een nieuw fragment van den ‘Spiegel Historiael’, nl. uit het 50ste tot 53 ste hoofdstuk van de vierde partie, gevonden op twee stroken perkament. - Leonard Willems zet zijn Lexicographische sprokkelingen voort (No. 36-39), als gewoonlijk getuigende van speurzin en scherpzinnigheid. - J. van Mierlo beschouwt als De oorspronkelijke lezing van den Reinaertproloog, vs. 6: ‘Die Perrout hevert vulscreven’, en baseert daarop zijn mening dat Willem de enige auteur is. - Lode Baekelmans vraagt aandacht voor Een epigoon van Hendrik Conscience, namelijk E.F.D. Lauwers. | |
April.L. Grootaers geeft een overzicht van De werkzaamheden der Koninklijke Vlaamsche Academie op het gebied der Nederlandsche dialectstudie, sedert [problem]ar oprichting. - J. Salsman wijst op De nieuwe uitgaaf van Poirter's ‘Spieghel van Philagie’, door hem met zorg bewerkt en toegelicht. Hij acht dit werk, ten opzichte van stijl en trant, niet minder belangrijk dan ‘Het Masker’. | |
[pagina 48]
| |
Eigen Volk. Okt.W. Lantermans vervolgt zijn bijdrage over Volksgeloof en Volkstaal in Valburg (Over-Betuwe). | |
Nov.Toon Weynen vervolgt de reeks West-Noordbrabantse woorden. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Okt.F.C.L. Bosman geeft het eerste gedeelte van een populair bedoeld artikel over Die Afrikaanse drama. - G. Dekker bespreekt de bloemlezing Dichter der Middeleeuwen van W.H. Beuken, Het Dietsche Dagboek van G. Kalff Jr, en Onze Litteratuur in Beeld van J. Kuypers en Th. de Ronde. | |
Germanisch-Romanische Monatschrift. Sept.-Okt.Karl von Ettmayer publiceert een voordracht over Das Phonem im Sprachunterricht. | |
De Bundel, Nationaal-Cultureel Maandblad. Dec.Ad. Sassen geeft ‘kanttekeningen’ onder het opschrift Vondels Voorbeeld, waarin de Batavische Gebroeders besproken worden, en Vondel tegenover Hooft gesteld. | |
Taal en Leven. Afl. 2.A.J. Schneiders wijst uitvoerig en met treffende voorbeelden op de waarde van een juist Taalbegrip bij het onderwijs in de moedertaal, en evenzeer bij het onderwijzen van vreemde talen. - C.F.P. Stutterheim vervolgt zijn opstel over Visucle momenten in de literatuur met een beschouwing over de lees-tekens. | |
Die Huisgenoot. Okt.W. Kempen bespreekt in Afrikaanse taalaktiwiteit vooral de syntactische middelen van zijn taal. - H. Schalk-Meyer vergelijkt Totius en Willem de Merode als psalmdichters. - P.C. Schoonees critiseert opbouwend de tweede roman van Sophie Roux: Fijn en Broos. - J. du P. Scholz vestigt de aandacht op het Nederlandse werk Woordverklaring van Dr. L.M. Metz. | |
Museum. Nov.C.G.N. de Vooys bespreekt het proefschrift van J.F.J. van Tol: Het Boek van Sidrac in de Nederlanden. | |
Dec.J.W. Muller bespreekt [problem] tweede uitgave van De geschiedenis van de Nederlandse taai, door C.G.N. de Vooys. Mej. C.M. Lely bespreekt het proefschrift van G.I. Lieftinck over Middelnederlandsche Tauler-handschriften. C.d.V. |
|