De Nieuwe Taalgids. Jaargang 32
(1938)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Verstening en verwering.Versteende uitdrukkingen kunnen ‘verweren’, geijkte verbindingen ‘herijkt’ worden. Verouderde vormen zijn niet onveranderlik, maar stellen ons vaak voor allerhande verrassingen. Bij de koppelingen met -s leverde klankvoorbarigheid meer dan één soort pseudo-genitieven opGa naar voetnoot1). Isolering c.q, ont-voorzetseling deed ons met name bij -r-gevallen op meer dan één manier in naamvalspuzzles terecht komenGa naar voetnoot2). In dit artikel zal n de hoofdrol vervullen, door om beurten of niet, of te ongelegener tijd op het toneel te verschijnen. Laat me tans zo maar met de deur in huis vallen door een voorbeeld te kiezen, dat dit nieuwe artikel voldoende moge inleiden, en tegelijkertijd nog herinneringen wekken aan het vorige. De Utr. Courant (5 IV '37) citeerde de volgende zin uit de Groene Amsterdammer van 27 Maart: ‘Het is (echter) een dwaling, te meenen, dat de pijlen van deze Encycliek met voorbedachte rade zijn afgeschoten op een oogenblik, dat Hitler....’ enz. Daar de zegswijze die wij kursiveerden, alleen maar een -n mist, zou deze of gene dit tekort misschien op rekening van het drukfoutenduiveltje willen schrijven. Nu heeft dat weerloze kereltje ongetwijfeld een brede rug; wanneer evenwel bepaalde afwijkingen passim voorkomen - en dit is geen zelfzaamheid bij verbindingen die voor de hedendaagse taalgebruiker niet meer doorzichtig zijn, of ook wel door een verkeerde bril bekeken worden - doet men toch beter voornoemde zondebok buiten het geding te laten. Wanneer binnen de 16 regels driemaal iemand ‘van fatsoenlijke huize’ optreedt (De Dijk IV 252), zijn dat bezwaarlik drie zetfouten. Trouwens zelfs zetfouten hebben dikwels hun ‘reden’ van bestaan. Het Centrum (5 III '37) schreef: ‘Met voorbedachte rade terroriseeren zij en sturen vergaderingen in de war’. En De Maasbode (23 XII '35) verklaarde van Aljechin: ‘maar hij maakt wel eens | |
[pagina 9]
| |
strategische fouten, misschien met voorbedachte rade’. En zo noteerde ik meer voorbeelden zonder -n. Wat het dativiese met voorbedachten rade zelve betreft, vergelijke men de mnl. wendingen: met beradenen rade, met sinen rade, met geslegen(en) rade (Mnl. Wdb. VI 969, 970): Aldair die moirdenair B. mit gheleider lageGa naar voetnoot1), mit ghesleghen rade ende mit sinen moortwapen moirde. - De datief rade is ook nog gebruikelik in: met iemand of met iets te rade gaan, (te rade worden). Vormgelijkheid van verouderde datieven als rade (m.), lijve (o.) met archaïese onverbogen feminina als bate, gunste kon licht tot een verkeerd opvatten van die vormen leiden, over en weer. Misschien danken verbindingen als ten bate, ten gunste hun ontstaan wel mede daaraan, dat het nominativiese bate, gunste voor een datief van baat, gunst werd aangezien. Terwijl het Ndl. Wdb. zich hierover eerst òf niet (II I 840), òf niet duidelik uitsprak (V 1283), wordt later (XVI 1051) op de mogelikheid gewezen, dat ten gunste van een analogieformatie zou zijn naar ten voordele van - welke hypothese semanties ook bij ten bate van zou opgaan. Aan de varianten en doubletten van ten : ter zit nochtans zoveel vast, dat wij op deze nieuwe kwestie hier niet kunnen ingaanGa naar voetnoot2). Omgekeerd kan men ‘rade’ verkeerdelik femininies gaan interpreteren - alleen moet de lezer dit ‘interpreteren’ en het ‘opvatten’ van straks niet al te bewust laten gebeuren. Hoe intussen geval voor geval moet worden opgelost, wie ‘voorbedachte rade’ uit ‘met voorbedachte(n) rade’ isoleert, geeft zich geen rekenschap meer van het dativiese karakter van rade.... of zit er nog wat meer achter? Bij een andere gelegenheidGa naar voetnoot3) haalden wij het volgende journalistieke dubbel-voorbeeld aan: ‘Voorbedachte rade ontkende hij.... Zijn lezing wordt echter algemeen niet aanvaard daar verschillende feiten, naar het schijnt wel op voorbedachten rade wijzen’. - Nooit zag ik ‘voorbedachte raad’, welke vorm waarschijnlik daarom zo vreemd aandoet, omdat de betekenis ‘plan, opzet, voornemen’ alleen nog maar in de fleksie ‘rade’ voorkomt. | |
[pagina 10]
| |
Wanneer Van DeysselGa naar voetnoot1) ‘uit voorbedachten rade’ schrijft, moet men daarin een direkte analogiese voorzetsel-variatie zien, vanwege het parallelisme: ‘Terwijl dit gedrag schijn heeft half uit voorbedachten rade, half onoverlegd uit haar natuur, voort te komen, zien wij....’. Maar ‘de lange blinde Louvre-gevel tot halver hoogte verhuld door het zonne-warrelend loover der hooge boomen’, bij Scharten-AntinkGa naar voetnoot2) zou men evengoed of zelfs eerder voor een nieuwe verbinding kunnen houden van ‘tot’ en het geïsoleerde ‘halverhoogte’ - ondanks de grafiese splitsing ‘halver hoogte’, die bijv. bij Cyriel BuysseGa naar voetnoot3) ontbreekt: ‘de locomotief.... tot halverhoogte bedolven en begraven in de sneeuw’. Naast het ‘nominativiese’ ‘Wat is voorbedachte rade?’ (Tijd 28 IX '30) is ‘de aankleve van dien’ mogelik een nog sprekender voorbeeld van een niet-meer-vrije, geïsoleerde vorm: ‘'n min of meer wetenschappelijke bestrijding van 't Wotanisme en de aankleve van dien’Ga naar voetnoot4). Toch mag men ook weer niet te veel nadruk leggen op het verouderd-zijn van de onverbogen vorm. ‘Geijkte’ uitdrukkingen komen ook wel eens raar uit de hoek bij een nog springlevend woord, zoals ‘het begin’ toch is en blijft naast ‘van den beginne aan (af)’. Eline Mare ‘modernizeerde’ die uitdrukking echter anders dan Ina Boudier Bakker: ‘De groote strijksterigge, die.... van 't beginne af met haren kurieuseneuze telkens Cleemke achterna liep’Ga naar voetnoot5): ‘als hun Kootje niet van de beginne af als iets heiligs.... was voorgehouden’Ga naar voetnoot6). Bart de LigtGa naar voetnoot7) deed als de tweede: ‘Dank zij vooral de geographisch-oeconomische ligging ging er van de beginne af door het nederlandse volkskarakter een verrassend universele strekking’. Bij dit laatste voorbeeld - gelijk trouwens ook boven reeds bij ‘de aankleve van dien’, en bij meer -n-loze verbindingen van de laatste drie jaren - moet men ook rekening houden met het opzettelik weglaten van een ‘loze’, enkel-grafiese naamvals-n, al dan niet vanwege en volgens de ‘spelling-Marchant’. Ik | |
[pagina 11]
| |
denk bijv. aan gevallen als: ‘Aangezien ook uit andere hoofde het gebruik van zuivelproducten....’ (Vrijdag 3 VII '36). ‘Bleek hier ook weer eens, dat het uitbeelden van de werkelijkheid op het toneel uit de boze is’ (Herstel 22 VII '37). Maar de spelling '34 is geheel onschuldig aan: ‘Casuistiek is niet teneenenmale steeds uit den leelijke booze’ (Kath. Schoolblad 12 XI '36). En aan: ‘het gereformeerde standpunt inzake de vrijheid der Kerken met al de aankleve van dien’ (Het Schild XIX 230). Daartegenover moet men er bij Te-Winkelende auteurs eventueel op letten, of zij bijv. in de dialoog om ‘andere’ redenen versteende uitdrukkingen laten verweren. Zo schrijft H. de ManGa naar voetnoot1): ‘'k Zal op staanden voet barsten als 't niet waar en is, maar 'k heb heur heel de week in levende lijve voor me gezien’ - welk -n-missend ‘levende’ nochtans merkwaardig kontrasteert met het -n-rijke ‘staanden’. Ook A. KuyleGa naar voetnoot2) schreef: ‘Maar in Napels zal hij in levende lijve.... het straatleven zien’ buiten de dialoog, in een boekje zonder -n. Nu liggen de -n-loze gevallen weliswaar niet opgeschept, maar enkele daarvan verdienen toch evengoed onze aandacht als de ‘isoleringen’ en analogieën waarin de -n intakt bleef: ‘Verder nam de Rechtbank ook voor het verdere ten laste gelegde niet aan den voorbedachten rade, zoodat....’ (Limb. Dagbl. 15 VI '32) - of is dit ‘den -n’ een hernieuwde fleksie van het ‘nominativiese’ ‘voorbedachte rade’, welke buiging men dan mutatis mutandis kan vergelijken met de voorzetsel-vernieuwing, zoals wij die vroegerGa naar voetnoot3) aannamen bij tot (op) halverwegen, en boven bij tot halver-hoogte als mogelik suggereerden. Ook hier heerst alweer verscheidenheid, en blijven soms vraagtekens staan. Ik begin met enige voorbeelden van bewuste of onbewuste analogie: ‘ploegen waarvoor men zware paarden zwoegen en van den lijve dampen ziet’Ga naar voetnoot4); ‘Wilt U mij nu volgen? In den vleeze althans’Ga naar voetnoot5); ‘een goed figuur maken tegenover den vreemde’Ga naar voetnoot6); ‘zijn eenigste gedachte tot in den treure te herhalen’Ga naar voetnoot7). | |
[pagina 12]
| |
Intussen behoeft er niet eens een voorzetsel te zijn geweest, om sekundaire voorzetsels een kans te bezorgen. Toen mr. dr. M. Polak eervol ontslag aanvroeg als raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden werd hem dit bij K.B. verleend ‘onder dankbetuiging voor de vele en belangrijke door hem in verschillende rechterlijke betrekkingen aan den Lande bewezen diensten’ (Msb. 28 XI '35). Elders ging het over een foei-lelike plaat, ‘waarop het meisje haar afschuwelijke tanden aan den volke toont’ (Herstel 29 IV '37). Dit voorbeeld komt meer voor! zeker meer dan: ‘En toch laat hij.... minister Gelissen voor den volke een program aankondigen’ (Utr. C. 16 VII '35); of dan: ‘toen er een gedicht van Boutens onder den volke kwam’. Of wilde de jeugdige schrijverGa naar voetnoot1) hier opzettelik ironizeren? Het is immers makkeliker de taalfeiten op te merken, dan er steeds het ultimum cur van bloot te leggen. Maar al kwam ‘voorheen ook naar ouder gewoonte’ voorGa naar voetnoot2), daarom kon het toch een ‘neologisme’ zijn, toen Het Centrum (25 II '36) schreef: ‘De groote vasten vangt morgen aan en naar ouder gewoonte wordt - al naar plaatselijke gewoonte op de eene plaats luidruchtiger dan op de andere - de vastenavond gevierd’. Een half-analogiese verbinding als ‘in en tegen den vreemde’Ga naar voetnoot3) is alleszins doorzichtig: het ging over de nederlandse voetbal, die niet alleen ‘in den vreemde’ in aktie kwam, maar ook ‘tegen....’. Een beetje anders is nog weer: ‘de algemeene feestvreugde over stad en lande’ (Msb. 13 IX '36); ‘vanuit de bestuurskamer dwarrelen de uitnoodigingen over stad en lande’ (De Dijk V 97). Met dit ‘lande’ hebben klichees als ‘in den lande’ ons zo vertrouwd gemaakt, dat men die deftiger vorm ook zijn rente wil laten opbrengenGa naar voetnoot4). Onbegrepen klichees - onbegrepen wat hun fleksiviese kant betreft - staan met name op departementen en redaktiebureaus in hoge ere. Naar aanleiding van ten- en ter-verbindingen, zoals ten zijnen huize. ten allen tijde, ter dezer ure onderstelt het Ndl. Wdb. (XVI 1051 v.), dat ‘te den uitgang van het volgende woord’ | |
[pagina 13]
| |
aannam, ‘ten deele doordat men zich naar dit woord richtte, ten deele allicht ook uit een neiging tot deftigheid’. ‘De’ journalist zal niet schrijven ‘in het land’ of ‘in ons land’, maar: ‘ieder in den lande heeft medegeleefd’ met het ongeluk dat het griekse tankschip Petrakis Nomikos trof (Msb. 21 XI '36); ‘het nationale huwelijksgeschenk, waarvoor allerwegen in den lande de gelden zijn bijeengebracht’ (Centr. 30 XII '36). ‘In het gehele land’ zou hier niet staan! Niettemin doen zulke verbindingen - stilisties gesproken - meer dan eens juist als een vlag op een modderschuitGa naar voetnoot1). Zulke vlaggen wapperen echter ook buiten de journalistieke dreven. Ook elders kunnen geijkte deftigheden het beoogde doel wel eens voorbijstreven. Kloos mocht dan ‘Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid’ inleiden met de verklaring ‘tenminste in den beginne van dit boek’ Jonckbloet te moeten weerleggen, ook in den vervolge van zijn studie! bleef hij maar aan het weerleggen. Zulke van-aansluitingen zijn er naast: gebondenheid en vrijheid gaan niet overal vreedzaam samen. ‘In den beginne’ is adverbiaal en stelt het zonder ‘van’-bepalingen. Het terrein is nu wel voldoende verkend, om enkele voorbeelden en typen in het juiste licht te zien. Bij woorden met een dubbel genus zijn de sporen van die (vroegere) dubbelheid vooral in de geijkte verbindingen niet uitgewist. Zulke op twee schouders dragenden leveren meersoortige bewijzen van hun ‘tweeslachtigheid’. Intussen zijn de varianten van het vrouwelik: onzijdig maal weer anders te beoordelen dan die van het vrouwelik: mannelik tijd. De voorbeelden spreken voldoende voor zich zelf: ‘En nu vertrok ten tweeden male een commissie onder leiding van lord Peel naar Palestina’ (Msb. 8 XI '36). Even te voren stond: ‘Dat is de tweede maal, dat zulk een commissie uit Engeland wordt afgevaardigd’. - ‘Ook dit biljet is zonder den minsten twijfel echt.... zei de kassier te tweeden male’ (3 IV '37). ‘Andermaal en te derden maal togen de goudzoekers aan het werk’ (Centr. 23 I '37). - ‘(Zij) stelden zich ten tweede male verdekt op in de sacristie’ (Msb. 9 I '36). Vgl. de grafiese variant: ‘Deze Nederlandsche vertaling verschijnt hiermede na bijna tien jaren ten tweedemale’ (3 VI '37). Timmermans-ThiryGa naar voetnoot2) schrijven | |
[pagina 14]
| |
‘ten tweede maal’. - Wel is ‘ten enemale’ de meest gangbare vorm: ‘Het oorzakelijk verband.... ontgaat ons ten eenemale’ (Msb. 22 IV '37); maar de varianten ten enenmale, te enen male zijn toch geen rarae avesGa naar voetnoot1). Al zijn bij zoveel grilligheid drukfouten niet uitgesloten, geen van de aangehaalde varianten is slechts een unicum. Het vrouwelik: mannelik tijd vertoont echter nog meer en sprekender afwisseling vanwege de -r-vormen. Daar ik eldersGa naar voetnoot2) een aantal voorbeelden gaf, kan ik hier met een samenvatting volstaan. Behalve ‘ten allen tijden’ in een ‘mnl.’ citaat komen voor: ten allen tijde, te allen tijde, ten alle tijde. Naast te dien tijde: te dier tijd noteerde ik uit Vrijdag (14 VIII '36): ‘verschillende uitspraken omtrent de scheiding van Nederland en België, te die tijde door.... vooraanstaande personen gedaan’ (spelling 1934). - Naast ‘te zijner tijden’ bij Gezelle tegenover het gebruikeliker te zijner tijd, te hunner tijde komen nog variaties als: terzelfder tijde, terzelfden tijdGa naar voetnoot3) (terzelfdertijd); te zelfder tijde, tezelfdertijd; ter zelfden tijd (terzelfden tijd); ten zelfden tijd. Ook bij wille en bate gaan -r en -n wel ooit samen: ‘dat ik ter uwen wille niet wil zijn’ (Fr. v. Eeden)Ga naar voetnoot4); ‘een Benefiet ter zijnen bate’ (Msb. 20 I '35). Biezonder gewild schijnt ten alle tijde te zijn: ‘de schrijver kan ten alle tijde controleeren, dat deze film....’ (Msb. 7 XII '35); ‘En ten alle tijde zullen er zulke geesten zijn’ (De Dijk IV 206) enz. De verbinding ‘ten -e’ hindert blijkbaar niet. Men vergelijke nog enkele sporadiese voorbeelden: ‘terwijl de andere [weg] afwijkt van God en ten eeuwige verderve voert’ (Msb. 15 II '37); ‘Wat er aan ten diepste grondslag lei’Ga naar voetnoot5); ‘Als de toesnellende menigte van ten alle kante aan de plaats der ramp bijeen kwam’Ga naar voetnoot6). (Vgl. echter: ‘bedekt te alle kant door de grijze olieboomen’Ga naar voetnoot7) met ‘opzettelik’ geschrapte -n). | |
[pagina 15]
| |
Van zo'n opzettelikheid is geen sprake bij ‘getale’ waarvan de -n-loze voorbeelden in Te-Winkelende teksten voor het grijpen liggen, niet zonder ‘reden’ trouwens: De duitse Regering ‘laat door den zonderlingen propaganda-minister in groote getale allerlei verhalen verspreiden....’ (Msb. 7 VI '37). In een konvokaat van Veritas (2 XII '35) werden de leden ‘verzocht in grootere getale te verschijnen!’ Gewoon is nochtans het onverbogen ‘groter’: ‘In steeds grooter getale neemt de vrouwelijke jeugd tegenwoordig deel aan de z.g. spoedcursussen voor huishoudelijke hulp’ (Msb. 15 VII '37); ‘door het steeds in grooter getale optrekken van de bedevaarten’ (6 VII '37); een spreker hoopte ‘dat Nederlandsche leeraren en studenten in nog grooter getale naar de Fransche universiteiten zullen komen’ (8 XI '36). Die onverbogen komparatief is niet pas van de laatste tijd. Busken HuetGa naar voetnoot1) schreef reeds: ‘De laagste klasse der samenleving bestond, in veel grooter getale dan wij op grond van den rijkdom der burgerij geloven zouden, uit armlastigen’. Deze eigenaardigheid, waarvan het Ndl. Wdb. (IV 1832) geen melding maakt, zou men kunnen vergelijken met het ‘eveneens’ om ‘ritmiese’ redenen onverbogen ‘eigen’ in bijv.: ‘de verschansingen, die de rooden er ten eigen gerieve hadden ingericht’ (Msb. 16 VII '37). Een zekere X bleek ‘den inhoud ten eigen bate te hebben aangewend’ (21 VI '37); ‘twee menschen, wier levensdoel het was het publiek te misleiden ten eigen bate’ (22 VI '37). - Toch zou ‘ten eigenen bate’ vreemder klinken dan ‘in groteren getale’. Maar nòg vreemder is: ‘of diens hert ten zijn gunste gestemd is’Ga naar voetnoot2), vooral als men ‘ten’ iets te sterk betoont. - Vanwege het uitzonderlike citeer ik nog: ‘Tien jaar later beroept Erasmus zich ter eiger verdediging....’Ga naar voetnoot3). Vgl. ook: ‘Zouden zij dat nu aan eigen lijve moeten gaan ondervinden?’ (Msb. 4 IX '37). Naast de ont-n-de gevallen van het reeds mnl. in groter getale komen ook andere adjectieven voor bij ‘getale’, waarbij men het ‘ritme’ zelfs niet als oorzaak der -n-loosheid kan onderstellen: ‘De marechaussee.... was in sterke getale aanwezig’ (Msb. 14 IV '36); ‘de jonge priester-postulanten, die zich hier te Langeweg in zulk een verheugende getale komen stellen onder | |
[pagina 16]
| |
de leiding van....’ (20 VI '37); ‘Zij nemen in gelijke getale zitting en treden met beslissende macht op’Ga naar voetnoot1); ‘want lichtpunten zijn er, en gelukkig in grooter wordende getale aan te wijzen’Ga naar voetnoot2); even later nog weer ‘in groote getale’. De frekwentie van dit type moet wel daarmee samenhangen, dat de buiging ‘getale’ (met gerekte a tegenover het mv. getallen) deze vorm minder of meer van ‘getal’ heeft geïsoleerd, zodat getale als een nieuw woord kon gelden - waarvan men zelfs een ‘pseudo’-meervoud kan noteren: ‘Personeel heeft zich in zulke groote getalen aangeboden, dat....’ (Msb. 28 X '35). ‘Ook de arbeiders, in overweldigende getalen, schijnen....’, ‘Groote getalen juntero's werden aan den dijk gezet’Ga naar voetnoot3). Niettemin blijft de oude -n zich handhaven: ‘de geloovigen worden uitgenoodigd en aangespoord om in zoo groot mogelijken getale deze H.H. Missen bij te wonen’ (7 V '37). Enz. enz. Met dat al is niet uit te maken, in welke gevallen ‘getale’ eventueel als een onverbogen femininum werd opgevat, zoals wij dat boven bij rade om semantiese redenen aannamen; en gelijk men dat bij CouperusGa naar voetnoot4) zou kunnen vermoeden, wanneer deze schrijft: ‘de waarheid ter hunne gerieve geschreven in Arabische letters’. Wanneer Het Kath. Schoolblad (10 X '35) evenwel vraagt: ‘Zullen de daden van het “nieuwe” Kabinet te deze opzichte meer succes brengen dan die van het “oude”?’ - dan is die ont-n-ning klaarblijkelik ‘goed-bedoeld’. Zo kan men ook de goede ‘bedoeling’ aanvaarden, wanneer Van DeysselGa naar voetnoot5) het substantief ‘geval’ onverbogen laat, alias ‘allen’ verbuigt: ‘dat van al die beloften en voorspellingen in allen geval nu nog niets is vervuld. Want wat ik u bij deze aanbied....’; ‘In allen geval denkt hij natuurlijk niet meer om mij’. Die verbinding komt trouwens meer voor: ‘maar in allen geval had de president toch één vraag niet behoeven te verstikken’ (Msb. 14 IX '30); ‘(een) ietwat exotisch aandoende kleeding, die.... in allen geval niet aan een prima-coupeur doet denken’ (3 XII '33). - De ‘jongere’ pluralizering ‘in alle gevallen’ zal, | |
[pagina 17]
| |
juist als boven ‘in zulke groote getalen’, wel verband houden met het niet meer doorschouwde ‘in allen gevalle’: ‘Ze moet in alle gevallen een pad vinden dat links ligt’Ga naar voetnoot1) Dat ‘meervoud’ is er nog niet bij de buiging: ‘In alle gevalle staat vast, dat de Gaai.... niet in brand is gevlogen’ (Msb. 21 VII '35). Andere variaties zijn even lang als ze breed zijn. Zo schreef Louis CarbinGa naar voetnoot2) over een watervlakte die ‘te allen plaatse even hoog’ was; daarentegen de onbekende maar niettemin slordige vertaler van Maritain's Jean Jacques (97): ‘Flink, fier en cordaat verspreidde ik ten alle plaatse een sfeer van vertrouwen’. Wanneer evenwel een vereenvoudigerGa naar voetnoot3) achtereenvolgens meent: ‘het was toch niet in allen dele de kerk ten voordeel’ (40): ‘Dit alles is groots en de mens in alle dele waardig’ (48), dan wordt de beoordeling van dit oud en nieuw o.m. daardoor bemoeilikt, dat dezelfde auteur tegenover het moderne ten alle tijde (25 en 53) het vroegere in groten getale (40) blijft stellen. - Bij een Te-WinkelaarGa naar voetnoot4) is: ‘Zoo is het in geene deele te rechtvaardigen’ een gewoon geval van ‘verwering’, juist als: ‘den professor van Duitsche bloede’Ga naar voetnoot5) En zo zou men nog meer gevallen kunnen aanhalen, die echter geen nieuwe perspektieven openen. Tot besluit van dit artikel moge ik nog op enkele meer bekende feiten wijzen, die met het voorafgaande dit altans gemeen hebben, dat er eveneens een -n in het spel is, en een ‘datief’. Al merkte het Ndl. Wdb. op, dat de ‘bij velen gebruikelijke schrijfwijze ten aanhoore’ (I 195) niet is aan te bevelen, en dat ‘de niet ongewone schrijfwijze ten aanschouwe bepaaldelijk af te keuren’ is (I 299); - en al blijven de nederlandse woordenboeken ten aanho(o)ren en ten aanschouwen als de enig juiste vormen voorschrijven - ten + een gesubstantiveerde infinitief - journalisten en niet-journalisten gaan trouw door met dit ‘grammatiese’ voorschrift te ignoreren. Zo liet De Maasbode de Führer eerst ‘in een plechtige stonde ten aanhoore van de geheele wereld’, en daarna ‘in een plechtig oogenblik ten aanhoore van heel de wereld’.... iets verklaren (6 X '36). ‘De groote, witte vlag.... wordt in den top van 't strijdperk geheschen ten | |
[pagina 18]
| |
aanschouwe van honderd duizenden’ (16 VIII '36). Enz. enz., de voorbeelden zijn legio. Toch kunnen het mnl. aenscouw (Mnl. Wdb. I 140), en het ietwat problematiese znw. aenhoor (Ndl. Wdb. I 175) niet meer aansprakelik gesteld worden voor ons ‘dativiese’ aanhore en aanschouwe. Men zal de verklaring daarvan moeten zoeken in de vrij talrijke gevallen, waarin ten met een heuse datief op -e verbonden is: ten dienste van, ten gerieve van, enz. Het dativies karakter van deze pseudo-datieven komt nog sterker uit in verbindingen met adjektieven: ‘ten aandachtigen aanhoore van de geheele partij’Ga naar voetnoot1); ‘wij hebben geaarzeld dit zoo somber tafereel ten publieken aanschouwe op te hangen’ (Msb. 6 VIII '31). - Wie deze spelling zonder -n zou willen motiveren, komt er niet met het argument dat Hesseling voor uit den treure aanhaaldeGa naar voetnoot2) Als Dritte im Bunde kan dienen het zeldzame, ‘ten genoege van architect D.J. Heusinkveld’ (Utr. Cour. 25 VI '36); ‘op het ruime erf hadden de tandale en topengspelen ten genoege van den minderen man plaats’Ga naar voetnoot3); ‘De T. in de vierde stippellijn werd ook ten genoege gevonden’ (Binden en Bouwen V 38). Evenmin als boven de verouderde naamwoorden aanhoor en aanschouw de oplossing konden brengen, kan hier het mnl. femininum genoege de gewenste verklaring leveren - zelfs al zou ‘ons znw. genoegen uit de als znw. gebruikte onb. wijs en het in onbruik geraakte znw. genoege zijn samengevloeid’ (Mnl. Wdb. II 1438; Ndl. Wdb. IV 1562). Onder de vele grafiese en taalkundige eigen-aardigheden van L. van Deyssel kan men ook wel zijn voorliefde noemen voor aan weerskante en aan weerszijde zonder meervouds-n: ‘aan weêrskante van 't oude bootjeslijf’ (Verz. Opst. III 134), ‘zich opdringend aan weêrskante van de oogen’ (III 231), ‘waar de altaartjes en biechtstoelen stonden aan weêrskante’ (IV 10); aan weêrszijde van den aftrap smalle steenen trapjes (IV 10); van weêrszijde de guirlanden van flonkerende lichten (III 259), enz. - Toch treft men bij diezelfde schrijver ook -n-vormen aan: op zoo'n wipbrug zijn van die dwarsch er op liggende houtjes aan weerskanten’ (VIII 101). ‘aan weerszijden van het hoofd’ | |
[pagina 19]
| |
(IX 158), ‘ter weêrszijden van het middenstuk’ (XI 260). - De beoordeling van een en ander laten wij hier ‘terzijde’. Ik moge er alleen aan herinneren, dat in het Mnl. an, in wederside heel gewoon was, welk vrouwelik nomen ‘de ene en de andere zijde’ betekende; hiernaast kwam ‘wedersiden’ veel zeldzamer voor. Een verwant doublet bij Van Deyssel is: ‘schuin bezijde het mond-voortlessen’ (VI 154), ‘bezijde de gebankten’ (IV 11): ‘links bezijden de vaalstoffige trap’ (IV 14). Hier is besiden dè mnl. vorm, en beside de uitzondering (Mnl. Wdb. I 1039). Ook blijft bezijden (bezijen) in later eeuwenGa naar voetnoot1) gehandhaafd. - Voor varianten als in den donkere: in den donkeren zie men eldersGa naar voetnoot2). Slechts pro memorie eindigen wij met het type ‘in deze’, dat niet alleen in dagbladen maar ook in teksten van ernstiger en officiëler allures burgerrecht verkregen heeft - al is het ‘authentieke’ ‘in dezen’ nog allerminst verdrongenGa naar voetnoot3). Zoals men weet is het pronomen van ‘in dezen’ de datief bij ‘dit’ gelijk ‘in-dien’ de datief bevat van ‘dat’. De voorbeelden zonder -n zijn legio, en niet slechts van vandaag of gisteren. Boven werd bij Van Deyssel reeds ‘wat ik u bij deze aanbied’ vermeld (I 7); ‘een eind aan alle debat in deze’ (I 189). ‘De overheid moet in deze niet aan banden worden gelegd’ (Msb. 19 V '37); ‘want er waren voor deze op aarde nooit fabels verteld’Ga naar voetnoot4). Een anti-vereenvoudigerGa naar voetnoot5) voor wie de -n iets logies is, schrijft achtereenvolgens: ‘de school van Leuven, in ons land in deze vooral vertegenwoordigd door Beysens’, en: ‘'t Is ten allen tijde de fout van het idealisme geweest’. Eenzelfde bladGa naar voetnoot6) wisselt: ‘De heer van Zeeland heeft ten deze zijn zienswijze nog niet doen kennen’, heel vreedzaam af met: ‘Thans ten dezen volkomen rust en ontbreken van elk gevaar’. Enz. Men zou nog meer over de -n kunnen zeggen, met welke letter kennelik iets aan het handje is, maar een mens moet ook kunnen zwijgen op zijn tijd. |
|