De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOkt.In de Kroniek der Nederlandsche Letteren geeft A. van Duinkerken een karakteristiek van de dichter Hendrik de Vries. | |
De Nieuwe Gids. Sept.Willem Kloos schrijft een artikel over Gedichten van T. Volker. | |
Okt.André Schillings geeft een korte novellistisch opgezette bijdrage: Vondel en diens vader. | |
Groot-Nederland. Sept.G. Stuiveling levert een pleidooi voor Gorter, de onbekende. - Vestdijk's bijdrage Maria moet blijven varen is geschreven naar aanleiding van de poëzie van Jan Engelman. - Onder het opschrift In het polderland der vertelkunst beoordeelt D.A.M. Binnendijk de roman van Herman de Man: Marie, of hoor ook de wederpartij. - Roel Houwink geeft een karakteristiek met bibliografie van Willem de Mérode. | |
Okt.G. Stuiveling schrijft Aantekeningen over Albert Verwey. - Johannes Tielrooy (In memoriam Herman Robbers) toont zijn grote waardering voor de mens en de schrijver. | |
[pagina 381]
| |
De Stem. Sept.Dirk Coster publiceert een radiovoordracht over Multatuli en Gezelle. - Ant. Donker heeft zijn rede op het P.E.N.-kongres te Parijs: Andermaal de toekomst der poëzie. | |
Okt.Dirk Coster herdenkt Herman Robbers. - In het Critisch Bulletin beoordeelt W.E.G. Louw Die Afrikaanse boek 1936 en de Afrikaanse versameling van Uys Krige. | |
Stemmen des tijds. Sept.Wilma wijdt een studie aan Willem de Mérode in zijn omgeving. | |
Okt.Deze aflevering wordt geopend met de toespraak die H.D. van Broekhuizen gehouden heeft bij de Totius-huldiging te Amsterdam. Enige Proeven van Totius' psalmberijming zijn daaraan toegevoegd. | |
Opwaartsche Wegen. Sept.H. van der Leek vervolgt zijn kritische beschouwing over twee bloemlezingen: Spectraal-analyse en arbeidsinspectie. - Een naamloze bijdrage is gewijd aan Jac. van Looy's dichterlijke autobiographie. - G.K. beoordeelt een drietal populaire biografieën: Oldenbarneveldt, door Theun de Vries, Coen, door Johan van der Woude, De Ruyter, door Constant van Wessem. | |
Okt.Elizabeth Zernike beantwoordt de vraag van de redaktie over Karakter en peil van het hedendaagsche proza. - P. van der Hoeven beoordeelt Van Schendel's De rijke man, onder het opschrift: Het bankroet van een humanitaire gedachte. | |
De Werkplaats. Sept.In een uitvoerige bijdrage bespreekt en beoordeelt J. van Ham allerlei Proza uit eigen kring. - K. Heeroma beoordeelt Rood Paleis van F. Bordewijk. - J. Haantjes (Nieuws uit Zuid-Afrika) geeft opnieuw een overzicht van de ontwikkeling der Afrikaanse letterkunde, naar aanleiding van Die Afrikaanse boek 1936 en de bloemlezing door Uys Krige. In het biezonder wijst hij op de moderne roman van Hettie Smit en de poëzie van Elisabeth Eybers. | |
Okt.K. Heeroma oordeelt ongunstig over de roman Marie of hoor ook de wederpartij van Herman de Man, waarvan hij de gebreken uitvoerig aantoont. - J. Haantjes geeft Nieuws uit Zuid-Afrika, o.a. over de half-Nederlandse, half-Afrikaanse roman Bart Nel van J. van Melle, over twee biografieën van Jan van Riebeeck en over twee toneelstukken. - J. van Ham bespreekt de proefschriften van P. Wolfgang Schmitz, L.M. van Dis en P.E. Muller. | |
[pagina 382]
| |
Dietsche Warande en Belfort. Sept.Pierre van Valkenhoff herdenkt in de ‘Kroniek uit Nederland’ met grote waardering Albert Verwey. | |
De Vlaamsche Gids. Sept.M. Rutten beoordeelt in de Kroniek van de Nederlandsche Poëzie een reeks dichtbundels, ‘vogels van diverse pluimage’. | |
Kultuurleven. Juli.J. de Munter S.J. besluit zijn opstel Naar een nieuwe synthese in de linguistiek, waarin hij een uitvoerige en heldere samenvatting geeft van Reichling's proefschrft over Het Woord, dat hij als een ‘beloftevolle eerste stap naar een nieuwe synthese’ beschouwt. | |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LVII, afl. 1.J.H. van Lessen vervolgt haar studie over Klanknabootsing als taalvormend element. - G.G. Kloeke ontdekte een merkwaardig boekje over Haagse volkstaal in de achttiende eeuw, waarin een onbekende Haagse schoolmeester, J.A.v.H, omstreeks 1730 een groot aantal woorden als ‘gemene straattaal’ brandmerkt. Kloeke geeft daarbij een uitgebreide en degelijke toelichting, in verband met een verouderde opvatting omtrent het ontstaan van het Algemeen Beschaafd Nederlands. - R. van der Meulen gaat de Russische oorsprong na van De scheepsnaam karbas. - J.W. Muller bespreekt de geschiedenis en de betekenis van de woorden Heel en heil. - W. Dols wijst op een foutieve vertaling in hs. S. van het Leven van Jezus. - K. Heeroma wil Jullie afleiden uit juilie. - Th. H. d'Angremond en J.H. van Lessen komen terug op de etymologie van Lierelauwen. - A. Zijderveld bespreekt een boek van P. Dr. H. Rademacher S.J. over Mystik und Humanismus der Devotio Moderna in den Predigten und Traktaten des Johannes Veghe. | |
Neophilologus XXIII, afl. 1.In een uitvoerig opstel van H. Sparnaay over Germanisch und Südgermanisch komen o.a. het ontstaan van het Germaans en de latere schakeringen van de Germaanse dialekten ter sprake. | |
Onze Taaltuin. Okt.Een uitvoerig opstel van J. Wils behandelt De persoon in de taal, d.w.z. de betekenis-schakeringen van de persoonsaanduiding. - E. de Frémery (Het hetstelde woord) bespreekt de stijl van G. Walschap in zijn roman Een mensch van goeden wil. - H.L. Bezoen meent dat in Groningen zichten (zeven) | |
[pagina 383]
| |
onbruikbaar geworden was wegens de dubbelganger zichten (maaien); vgl. zichte (sikkel). - De taalkaart van L. Geenen betreft de ij-diftongeering. - J. Wils beoordeelt het proefschrift van J. Smit: Bijdrage tot de kennis van Potgieter's stijl; P. Warringa, het Frysk Jierboek 1937. | |
Levende Talen. Okt.W. van Doorn publiceert een akademische voordracht over Vertaaltechniek, L.H. Zwager een kongresvoordracht, gegrond op Engels materiaal, over Gedachte en Vorm in de Dichtkunst. - A.J. de Jong bespreekt een drietal Nieuwe dialectstudies, n.l. van W. Pée, K. Heeroma en K. Fokkema. | |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Jan.Leo Goemans bericht Over de officieele ‘Eenmaking van de spraakkundige terminologie’. - Leonard Willems komt terug op het Boeck van den Thien Esels van omstreeks 1525; hij bespreekt voornamelijk de daarin opgenomen tien refereinen, waarschijnlijk ouder werk van dezelfde auteur, die in los verband staan met de vertaalde tekst. | |
Febr.J. Cuvelier geeft verslag van een merkwaardig handschrift met Een viertal onbekende werken van de Brusselsche 15de-eeuwsche rederijkers Colijn en Smeken en van den Bruggeling Anthonis de Roover. Het zijn allegorische gelegenheidstukken bij de geboorte of de dood van vorstelijke personen. - Een nauwkeurig gedokumenteerde bijdrage leverde Lode Monteyne, getiteld De honderdjarige Gids en Vlaanderen. Hij gaat daarin achtereenvolgens na, welke Vlamingen aan De Gids meewerkten, hoe het oordeel van de Gids-critici was over Vlaamse schrijvers en hun werk, en hoe De Gids zijn sympathie betuigde met de Vlaamse beweging. | |
Vondelkroniek VIII, nummer 4.Dit ‘Gijsbrecht-nummer’ bevat een opstel van B.H. Molkenboer over Het ontstaan van den Gijsbrecht, een van J.F.M. Sterck Hoe werd de eerste Gijsbrecht opgevoerd? en een van Ben Albach over een Tooneelontwerp voor den Gijsbrecht. Verder wordt een fragment uit de roman Maurits Lijnslager overgenomen met de titel Gijsbrechts première volgens A. Loosjes, terwijl H. Bruch een aantekening geeft over Vondels Gijsbrecht en Goudhoevens kroniek. Een lange reeks Kantteekeningen, o.a. over de Vondel-viering, besluit dit nummer. | |
Taal en Leven I, afl. 1.Een beknopte bijdrage van Gerlach Royen (Totaliteit) behandelt het verband tussen moedertaalonderwijs en vreemde-talen-onderwijs. - C.F.P. Stutterheim | |
[pagina 384]
| |
begint een opstel over Visuele momenten in de literatuur. - A.J. Schneiders bespreekt kritisch de Schets van de Westeuropese Letterkunde door H. Godthelp, J. de Haan en M.D.E. de Leve, die hij ondanks de vele tekortkomingen als ‘Pioniers-arbeid’ beschouwt. | |
Museum. Aug.-Sept.Gerlach Royen beoordeelt het supplement op het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal door C.B. van Haeringen. - G. Kazemier beoordeelt het derde stuk van G.S. Overdiep's Zeventiende-eeuwsche syntaxis; H.J.E. Endepols Le théâtre profane sérieux en langue flamande au moyen âge door F.G. van der Riet; A.C. de Jong het proefschrift De ethische denkbeelden van Hendrik Laurensz Spiegel door J.F. Buisman. | |
Die Huisgenoot.Juli. P.J. Nienaber bespreekt het Stellenboschse proefschrift Die Hollandse Taalbeweging in Suid-Afrika door Anna de Villiers. - In Die Afrikaanse Psalmberijming roemt G. Dekker de Aangrypende Skoonheid van Totius se vertolking. | |
Aug.Ds. J.V. Goetzee geeft een gedocumenteerde geschiedenis van Die Afrikaanse Psalmboek. In Die Kunstenaar en die Gemeenskap ziet G. Dekker het individualisme van de jonge Afrikaanse dichters onder de ogen. - P.C. Schoonees kondigt de Afrikaanse Versameling van Uys Krige aan, J. du P. Scholz (die daarbij belangwekkende gegevens vermeldt) de 3de druk van het Groot Woordenboek door Kritzinger en Steyn (Afr.-Eng.) en Schoonees en Gronjé (Eng.-Afr.). | |
Sept.G. Dekker prijst de bundel Ballades van I.D. du Plessis. | |
Ons Eigen Blad. Aug.Onder het opschrift Is dat niet kasueel? behandelt Gerlach Royen tal van gevallen van genitief- en datiefvormen na voorzetsels. | |
Okt.Opnieuw is het gebruik en het misbruik van de datief met tal van voorbeelden aan de orde, in een artikel In den lande bij der zee. C.d.V. |
|