De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
Opmerkingen over theorie en praktijk van interpunctie.
| |
[pagina 338]
| |
tusschen commaas te staan..... Ook moet men niet te ruimschoots in zulk vermenigvuldigen der commaas bandelen, waardoor de rede meer verduisterd dan opgehelderd, en de rondheid der volzinnen of kolons versnipperd zou worden. 't Zijn merkpaaltjens langs het pad, en geen hekken of sluitboomen, die den wandelenden adem ophouden of sluiten. Dan-alleen zijn de commaas ter snede, als de aandacht bijzonder op zulke adverbia gevestigd moet worden, en dan moet men ze als parenthetiesch met een veranderde stembuiging uitbrengen’. Vooral uit de laatste woorden blijkt hoe zeer Bilderdijk de interpunctie in nauw verband brengt met de ritmische en melodische structuur. Hij besluit zijn beschouwing dan ook met de opmerking: ‘Daar het schrift slechts is om gelezen te worden, zoo moet het naar de bedoelde uitwerking van het lezen geregeld worden.’ Hij laat daarop volgen dat eigenlijk ‘mondelinge onderrichting door mondelinge voorbeelden noodzakelijk’ zou zijn, maar ‘de buigzaamheid mijner stem en mijn adem-zelven - zegt hij - zijn allengskens derwijze vervallen’, dat het hem nu onmogelijk geworden is. Slechte interpunktie kan dus ook voortkomen uit slechte voordracht. Een voorbeeld daarvan gaf hij in zijn Voorlezingen over de Hollandsche taal van 1811,Ga naar voetnoot1) waar hij de draak steekt met de hortende voordracht van redenaars en predikanten, die bijna alle woorden zwaar accentueren, en dientengevolge veel te veel komma's op schrift brengen: ‘een wonderlijk lezen, waarvan Ks van der Aa de interpunctie in de werken die ik van hem gezien heb heeft uitgedrukt tot bespotting van de Natie. Nu gebeurde het dat, - de Koning van Pruisschen, - zijn legermacht tegen de Oostenrijksche, en Russische Keizers deed aanrukken, - door Pommeren en Silezien enz. Die goede hals punctueert naamlijk zoo als verre de meeste Predicanten, Advocaten en sommige Redenaars lezen.’ De praktijk van Bilderdijk's interpunctie, de mogelijke ontwikkeling gedurende zijn lange werkzaamheid, zou een afzonderlijke studie verdienen, te meer omdat zijn voorbeeld op tijdgenoten en navolgers van invloed geweest moet zijn. Een steekproef leiddeons tot de volgende opmerkingen. Bij het gebruik van de komma liet de dichter zich voornamelijk leiden door het gehoor. Dat blijkt het duidelijkst bij de komma die - tegen de redekundige | |
[pagina 339]
| |
ontleding! - een rust na een zwaar accent aangeeft, en dus de bedoeling voor de luisterende lezer verduidelijkt, b.v., uit Urzijn en Valentijn: Zijn wijsheid liep den tijd vooruit;
Zijn moed, de lichaamskracht.
of: Zij wentlen, bloedend, langs den grond,
En worstlen uit hun macht:
Dees, met behendigheid van kunst,
En die, met woeste kracht.
ten slotte: Des Wilden bloed- en krachtverlies
Verzachtte zijnen aart;
En eindlijk wierd hem Valentijn,
Hij, zijn verwinnaar waard.
Een paar regels, uit een ander gedicht, zouden raadselachtig worden, indien - volgens de redekundige regels - de drie komma's van het laatste vers ontbraken: Daar ge u van volk zoo schandlijk laat verheeren,
Dat Eer en Godsdienst, rook, en u, zijn slaven acht.
al zou de middelste komma beter door een punt-komma te vervangen zijn. In hoeverre Bilderdijk onderscheid maakt tussen dubbele punt en punt-komma, is niet duidelijk. In de volgende aanhaling zou men kunnen menen dat de rust na het tweede vers sterker en met duidelijker stemdaling bedoeld is: De koning naakt het lieve kind;
Beschouwt het met ontzag:
En 't reikt den Vorst zijn handtjen toe,
Met kinderlijken lach.
Maar vaak worden de beide tekens zonder merkbaar onderscheid geplaatst. Soms schijnt een tussen twee punt-komma's geplaatst zinsdeel bedoeld te zijn in parenthese, zodat het met andere intonatie, zachter gelezen moet worden. Latere schrijvers zouden in dit geval lange strepen gebruikt hebben, b.v. Gestegen op een melkwit ros;
Zijn rusting onbewrocht,
Gelijk een maagdlijk' Ridder past,
Die nog geen roem bevocht;
Begeeft hij zich......
| |
[pagina 340]
| |
Of, met een dergelijk absoluut zinsdeel Maar uitgeteerd, geschreid, gewaakt;
De kaken hol en bleek;
Geleek ze eens afgestorven schim.
Een onderzoek van een prozafragment uit Bilderdijk's laatste periodeGa naar voetnoot1) leidde tot hetzelfde resultaat: de dubbele punt en de punt-komma wisselen ongemotiveerd. Eigenaardig zijn daar verscheiden redekunstig geplaatste komma's als ‘niettegenstaande, dat’, ‘In eenen tijd, waarin’; ‘de gemakkelijkheid, waarmee’ e.d. De te overvloedige interpunctie, die Bilderdijk in theorie afkeurde, vindt men b.v. in deze zin: ‘Naauwlijks bragt men een Fransche navolging, in hare soorte volmaakter dan de oude, welke men speelde, en die gebrekkig waren, ter kunststellaadje, of, zoo door de nieuwigheid, als door de bevallige uitdrukking, den Franschen eigen, bekoord, verschopte men de oude Tooneelstukken zonder eenig bedenken.’ Met mogelijke invloed van de zetter of corrector moet evenwel bij gedrukte teksten steeds rekening gehouden worden.
Kinker bracht de interpunctie ter sprake in zijn uitstekende rede Over de hoorbare voordracht van den redenaar.Ga naar voetnoot2) Hij gaat daarbij stilzwijgend uit van een, naar zijn opvatting goed geïnterpungeerde tekst, en beschrijft dan de ritmische en melodische betekenis van de lees-tekens. Bij de punt daalt de stem tot de aanheftoon. ‘Bij elke comma moet er, niet slechts door middel van de rust, maar ook in de toonleiding der woorden, eene afscheiding opgemerkt worden, die door eene meerdere of mindere toonverheffing aangeduid wordt.’ Opmerkelijk is, dat hij de dubbele punt en de punt-komma voornamelijk melodisch wil onderscheiden: ‘Een (:), wanneer het behoorlijk, en niet, gelijk veelmalen gebeurt, voor een (;) of (.) geplaatst wordt, kondigt zich beter door eene voortgezette gelijktoonigheid dan door eene verheffing of toonval aan. Niet door eene verheffing: omdat de gedachte geene verdere uitzetting verkrijgt, maar veeleer in het daarop | |
[pagina 341]
| |
volgende het besluit opmaakt, of de reden van het voorafgaande opgeeft; - geen toonval: omdat de zin of periode nog niet gesloten wordt.’ Wie de bovenstaande passage, beginnende met Niet, hardop leest, en de leestekens naar Kinker's interpunctie opvat, vindt daar de beste illustratie van het aanbevolen stelsel, dat geheel in zijn betoog past. Immers, de redenaar ‘moet niet slechts lezen, maar spreken, dat is: - het is niet genoeg, dat hij ons de intervallen en overgangen der zinsneden doe hooren; hij moet ons ook de hoedanigheid der zegging met levendigheid doen gevoelen.’
Voorbeeldig is de interpunctie van de dichter Staring. Dat hij daar biezondere zorg aan besteedde, blijkt uit de varianten in de uitgave van Van den Bosch. Wie met deze tekens vertrouwd raakt, hóórt Staring voordragen, twijfelt geen ogenblik aan de juiste accentuatie, de juiste toon. Karig is hij niet met zijn ritme-aanduiding: zijn gedrongen vers met veel en zware accenten vereist veel onderbreking, ook door langere rusten, die door strepen en stippen aangegeven worden. Uitroeptekens, vraagtekens, de echte intonatie-tekens dus, zijn talrijk. Muzikaal als Kinker, onderscheidt hij vaak de zwevende toon, aangegeven door de dubbele punt, van de dalende na een punt-komma. Deze punt-komma doet evenwel, zoals hiervóór bij Bilderdijk opgemerkt werd, ook dienst om een zachter gesproken tussenzin met pauzen uit de hoofdzin te isoleren. Hij doet dus dezelfde dienst als elders streepjes of haakjes. Een enkel voorbeeld: Een Oud-Student, dien 'k Jaromir zal noemen:
Een theoloog; befaamd aan Karels School te Praag,
Voor twee paar eeuwen; mogt zich roemen
Van een gezonde Maag;
Maar, ach zijn Beurs lag ziek!
Na noemen blijft de toon zwevend; vs. 2-3 wordt niet ‘redekundig’ als bijzin geïnterpungeerd, maar is als parenthese bedoeldGa naar voetnoot1); in vs. 5 wordt duidelijk aangegeven dat niet bedoeld is: ‘Maar ach!’ doch ‘Maar, ach zijn Beurs’. Staring's poëzie verschaft leerzame lektuur, ook voor hen die eigen interpunctie aan die van de dichter willen toetsen. | |
[pagina 342]
| |
Wanneer we nu zien dat de beste dichters en schrijvers, nog in het begin van de negentiende eeuw, de ritmische en melodische interpunctie elk op eigen wijze voortreffelijk toepassen,Ga naar voetnoot1) dan dringt zich de vraag op: waar komt de schoolse redekundige interpunctie dan eigenlijk van daan? Het lag voor de hand, eerst te gaan zoeken in de officiële spraakkunst van Weiland. Maar tot mijn verwondering blijft dit onderwerp bij hem onbesproken! Alleen uit zijn praktijk en zijn voorbeelden is enigszins op te maken hoe hij er over denkt. Inderdaad plaatst hij, volgens redekundige regel, vaak een komma voor korte relatieve zinnen en voorwerpszinnen, waar geen pauze te pas komt, maar de regel dat vóór en geen komma mag staan, schijnt hij niet te erkennen. Het raadsel werd opgelost, toen ik Adelung's Umständliches Lehrgebäude der Deutschen Sprache, het voorbeeld van Weiland, opsloeg. DaarGa naar voetnoot2) vindt men uitvoerig de regels geformuleerd zoals ze in de Nederlandse schoolboeken terecht kwamen, o.a. dat voor alle relatieven een komma noodzakelijk is. Alleen blijft de colon gehandhaafd ook waar geen aanhaling of verklaring volgt, maar dan in logisch omschreven gevallen, nl. als de nazin concessief, conditioneel of causaal is. Voor een groot deel blijken dus de latere schoolse regels, evenals in Zweden, Duits import te zijn. De oudste uitvoerige behandeling in een boek, voor het onderwijs bestemd, trof ik aan in een weinig-bekende Handleiding tot den Nederlandschen stijl van J.C. Beyer.Ga naar voetnoot3) Daar wordt reeds uitdrukkelijk gezegd: ‘Het beginsel, waaruit de regels voor de plaatsing der scheiteekens dienen verklaard te worden, is de redeneerkunstige verdeeling der volzinnen.’ In het midden van de eeuw kiest de kritisch aangelegde Taco Roorda beslist partij voor de logische interpunctie.Ga naar voetnoot4) Maar vooral de gezaghebbende Nederlandsche Spraakleer van Brill zal de doorslag gegeven hebben om de uitvoerige regels, in verdunde vorm, in alle schoolboeken te doen doordringen.Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 343]
| |
Eigenaardig is, dat Brill zijn regels toelicht met voorbeelden uit Bilderdijk, Van der Palm, Berger, die vaak juist niet, of niet geheel redekundig geïnterpungeerd zijn! Maar daarnaast zet hij zinnetjes van eigen maaksel b.v. ‘Hij is zoo groot, als zijn broeder.’ De vraag is nu: in hoeverre hebben de schoolregels invloed gehad op het taalgebruik van onze beste schrijvers; in hoeverre heeft het algemene schrijfgebruik die regels gehandhaafd. Een volledig antwoord op deze vragen zal men in de volgende opmerkingen niet vinden: het zijn slechts enkele grepen uit een eindeloos materiaal dat te raadplegen zou zijn. Potgieter's verzorgde, originele stijl eiste een verzorgde interpunctie. Ondanks zijn neiging tot het ongemene, zelfs het precieuse, is zijn taal geen ‘schrijftaal’. De lezer is in zijn verbeelding steeds aanwezig: hij spreekt hem toe, verwacht tegenspraak of instemming. Hij verwacht dat de lezer hem hóórt, en geeft dus met overvloed van tekens - uitroeptekens, vraagtekens, streepjes, stippels, aanhalingstekens - toon en ritme van zijn herhaaldelijk onderbroken zinnen aan. In tegenstelling met een oudere generatie maakt hij van de dubbele punt alleen gebruik vóór aanhalingen, maar de punt-komma en de komma worden met goed gehoor onderscheiden: de eerste duidt meestal stemdaling en langere rust aan. Uit de geraadpleegde tekst (Jan Jannetje en hun jongste kind) wijs ik b.v. op deze zin: ‘en reikt nu een paar andere gasten de hand; gasten, die Jannetje te regt vriendelijk ontvangt; gasten, van welke de eene er alleropgeruimdst uitziet’. Bij opsommingen maakt hij verschil tussen een snellere en langzame, b.v. ‘Al teekenen gang, houding, manieren, gelaat en spraak nog altijd den zeerob’, naast: ‘kennis van reederij - van assurantie - van wissels - van artikelen - van markten, enz.’ Op invloed van de school of van Duitse lektuur wijzen menige komma's vóór dat-zinnen, bijwoordelijke en relatieve zinnen, waar het ritme niet onderbroken wordt, maar herhaaldelijk is de natuur sterker dan de leer. Op één bladzijde tekende ik aan: ‘of hebt ge mij donker zien kijken toen ik straks mijn grootboek eens doorliep?’-‘Eer hij er bij kan voegen wat hij er bij denkt.’ - ‘als gij opmerkt hoe hij zwalkt naar den haard.’ Potgieter heeft dus ook in dat opzicht aan zijn tijdgenoten een uitstekend voorbeeld gegeven. Het zou mij niet verwonderen, als het bleek dat hij op zijn beurt een voorbeeld gevonden had in de bewonderde stijl van Jacob Geel, die ook als schrijver aller- | |
[pagina 344]
| |
eerst een spreker was; die door zijn interpunctie toon en ritme wist te verduidelijken. Nicolaas Beets heeft prijs gesteld op een nauwkeurige interpunctie. Dat bewijzen de opeenvolgende drukken van zijn Camera Obscura, waarin telkens verbeteringen aangebracht werden,Ga naar voetnoot1) die bijna alle op het gehoor berusten. Dat ze niet in de richting van schoolse voorschriften gaan, is met de paar voorbeelden aan te tonen. In De Gids stond: ‘Zij weten, dat al wat zij vertelt, onmogelijk is.’ In de latere drukken zijn de beide komma's geschrapt. ‘Wij, die’ wordt ‘Wij die’. Vooral het onderscheid tussen komma en punt-komma wordt verscherpt. Busken Huet's interpunctie is tweeslachtig, maar toch meer ritmisch dan redekundig bepaald. Een onderzoek van een ouder werk (Brieven over den bijbel) zowel als van de latere roman Lidewijde vertoonde tal van inkonsekwenties, die verklaarbaar zijn door schoolse voorschriften enerzijds, invloed van Franse interpunctie anderzijds. Voor dat-zinnen vindt men in gelijkstaande gevallen nu eens een komma, dan weer niet; hetzelfde geldt voor de met en verbonden zinnen. Tegen alle grammatikale voorschriften is het ontbreken van alle komma's in een zin als deze: ‘Zeg André toch dat hij aan anderen niet doen mag hetgeen hij niet zou willen dat hem geschiedde’, waar men in enigszins langzaam tempo en sterke accentuatie na mag eer een rust zou verwachten. Van buitengewoon belang voor de ontwikkeling van de interpunctie-praktijk is het feit dat Multatuli radikaal gebroken heeft met de leer van zijn schooljaren, en een konsekwente ritmische interpunctie aangedurft heeft. Evenals zijn schijnbaar-spontaan neergeschreven, hartstochtelijke taal, zijn de leestekens gewikt en gewogen eer ze neergeschreven werden. De komma's zijn niet talrijk - in verband met een over 't algemeen vlug tempo? - maar staan altijd op de juiste plaats.Ga naar voetnoot2) Van langere rusttekens (strepen, stippels) is een ruim gebruik gemaakt; eveneens van de intonatietekens als uitroep- en vraagtekens. | |
[pagina 345]
| |
Opmerkelijk is dat hij geen behoefte toont aan de punt-komma. Vanaf de eerste Ideën tot de Millioenen-studiën ontbreekt dit teken. Misschien hangt dit samen met de voorkeur voor korte zinnen en dientengevolge de overvloed van punten en strepen. Het algemene schrijven in de periode 1860-1880 was allesbehalve Multatuliaans. In boeken van allerlei aard, in tijdschriften en dagbladen, heerste de ‘boekentaal’, een voor het lezend oog bestemde ‘schrijftaal’, die de school-interpunctie van Terwey's spraakkunst als wet beschouwde en zo getrouw mogelijk eiste. Het geslacht dat omstreeks 1880 volwassen werd, scheen dus voorbestemd om de redekundige interpunctie voorgoed de overwinning te bezorgen. Onderwijs en lektuur immers zijn machtige factoren om een traditie in stand te houden. De letterkundige beweging van '80 zou ook in dit opzicht ingrijpend werken. De schoolse regels verloren hun gezag, zodra het levende ritme het weer won van de dode letter. Bij Busken Huet, maar vooral bij Multatuli zag men dat de leestekens ook anders, en beter, toe te passen waren, zoals trouwens ook bij Franse en Engelse auteurs waar te nemen viel. Bij de eigen stijl paste zich weer een eigen interpunctie aan. Met voorbeelden uit proza en verzen van Kloos en Verwey, van Van Deyssel en Van Looy, van Gorter zou dit te bewijzen zijn. Het bestek van ons artikel laat niet toe, dit met veel voorbeelden te bewijzen; daarvoor is bovendien het verzamelde materiaal niet toereikend. Wie dit gaat bestuderen - en het is ongetwijfeld de tijd en de moeite waard - zal bemerken dat bij deze auteurs, bij de een meer, bij de ander minder, de oude regels blijven nawerken, zodat er komma's geplaatst worden waar een ritmische onderbreking onmogelijk of onwaarschijnlijk is. Natuurlijk zal men daarbij met eventuele zwaardere accentuering van het voorafgaande woord rekening moeten houden. In verzen hangt de interpunctie nauw samen met de bedoelde voordracht. Een zangerige, eentonig slepende voordracht duldt geen pauze, waar die in een overeenkomstige prozazin onmisbaar zou zijn; vandaar de schaarse interpunctie bij sommige dichters, die dan weer hun proza kan beïnvloeden. Dat meen ik b.v. bij Verwey op te merken.Ga naar voetnoot1) Parallel met de geschetste ontwikkeling in de praktijk van de nieuwe letterkundigen-generatie - waarschijnlijk ook onder de invloed daarvan - leidde de nieuwe richting in het moeder- | |
[pagina 346]
| |
taalonderwijs tot andere inzichten. Wie zich taal bewust maakt als ritmisch bewogen klankenreeksen, stuit vanzelf op leestekens die geen leestekens zijn, heeft neiging om ook intonatieverschillen: stemstijging, -daling, -zweving nauwkeuriger dan gebruikelijk was, in schrift aan te duiden. Hij zal spoedig bemerken dat b.v. de zonderlinge regel om voor en nooit een komma te plaatsen, in strijd is met de praktijk van de beste schrijvers, maar ook met zijn eigen gevoel voor ritme. Geeft hij leesonderwijs, dan zal het hem duidelijk worden dat een redekundige interpunctie vaak het goede lezen stoort, een ritmische het juiste lezen, en vaak ook het verstaan van de eigenlijke bedoeling, bevordert.Ga naar voetnoot1) Van den Bosch deed dus baanbrekend werk, toen hij in zijn Lees- en Taalboek de uiterste zorg besteedde aan taal en interpunctie, door alle opgenomen teksten uit dat oogpunt te herzien, door de leerling te oefenen, goede van minder goede, of slechte leestekens, te onderscheiden. Niet alleen het lezen, maar ook het eigen schriftelijk taalgebruik van de leerlingen werd daarmee gebaat. Wie het verband tussen zinsritme en leestekens eenmaal goed beseft, zal aan het juiste gebruik waarde gaan hechten; hij zal er niet op los schrijven en achterna een aantal komma's over de bladzijden heen strooien. Mijn indruk is, dat het streven van Van den Bosch geen voldoende waardering gevonden heeft: zijn voortreffelijk Lees- en Taalboek is door jongere concurrenten verdrongen; geen uitgever durfde een herdruk aan. Weliswaar zijn de strenge regels van Terwey in de tegenwoordige schoolspraakkunsten verdwenen, en wordt het ritmisch beginsel aanvaard en aanbevolen, maar de praktijk - ook in de leesboeken - laat veel te wensen. Er heerst een tweeslachtigheid, die maar al te vaak in slordigheid of onverschilligheid ontaardt. In dagbladen en tijdschriften brengen correctoren die stelselloos geinterpungeerde kopie onder ogen krijgen, daarin meestal orde door de ouderwetse regels toe te passen. Menig docent acht in zijn eigen schrijven de leestekens van weinig belang, en zal dientengevolge bij zijn onderwijs er | |
[pagina 347]
| |
onvoldoende aandacht aan besteden, Ouderen, die huiverig zijn voor een te ‘subjectieve’ ritmische interpunctie, klemmen zich vast aan de beproefde regels die de nodige ‘vastheid’ geven, maar kweken dan het wanbegrip dat schrijvers en dichters van naam telkens fouten maken. Bij hun leerlingen, die voortdurend ook andersoortige interpunctie opmerken, bereiken ze toch de beoogde ‘orde’ niet: wij zien dan een veelverbreide praktijk ontstaan die op geen beginsel, maar op willekeur berust. In afwachting van een grondige studie over dit onderwerp, heb ik met mijn opmerkingen willen aantonen dat de beginselen en de praktijk van interpunctie de volle belangstelling van ieder taaldocent waard zijn. C.G.N. de Vooys. |
|