Heren Zaalberg is spijtig, maar bewijst nog geenszins, dat de door hem gewraakte vormen werkelijk onjuist zijn. - Ik schreef over deze questie reeds in de N.R.Ct. van 13 September 1938 (Ochtendblad A) naar aanleiding van een opmerking over de uitspraak van Saul in het achtste couplet van het ‘Wilhelmus’. Kort samengevat komt het hierop neer: de naam Saul is Hebreeuws en deze oorspronkelijke vorm is inderdaad tweelettergrepig en luidt in Nederl. transcriptie: Sa-ul of Sa-oel. Dit wisten natuurlijk de Bijbelvertalers (waarom noemt de Heer Zaalberg ze smalend ‘Statenbijbelaars’?), stellig ook Vondel, (bij wie de naam Saul herhaaldelijk tweelettergrepig moet worden uitgesproken), en Revius; waarschijnlijk ook Verwey en De Mérode. Wie het niet weet, zoals de Heer Zaalberg, maakt er nu maar Sauwel van, net als Dirrek voor Dirk; met welk recht, is mij onverklaarbaar (afgezien van de phonetische verklaarbaarheid). Misschien naar analogie van Pauwel? Maar de naam Paul is aan het Latijn ontleend en - voorzover mij bekend - nimmer Pa-ul geweest.
Men vergelijke ook de Franse uitspraak van Saul, ook door den Heer Zaalberg genoemd; deze is, in tegenstelling met het eenlettergrepige Franse Paul, altijd Sa-uul.
Verder verwijs ik naar mijn bovengenoemd artikeltje.
Leiden.
B.M. Noach.