niet bijgewoond dat een welbespraakt spreker een saaie lezer bleek, zolang hij strak bleef kijken op het papier, en plotseling wèlsprekend werd, als hij voor een uitweiding opkeek en zijn schrijfzinnen losliet?
Onlangs werd ik op een internationaal kongres te Amsterdam getroffen door de voortreffelijke voordracht van Franse en Italiaanse geleerden. Hun gehele rede was opgeschreven, maar ze làzen niet; ze spràken, met natuurlijke intonatie, gesteund door gesticulaties. Wie niet naar de spreker keek, meende een voorbeeldige improvisatie te horen.
Tot deze korte beschouwing kwam ik door de uitlating van een Gids-redakteur. Minister Colijn, beweerde hij, had onlangs getoond, een tegenstander van de nieuwe spelling te zijn, en het weglaten van de buigings-n als taalbederf te beschouwen, want in een redevoering liet hij alle n's duidelijk horen! Maar.... die redevoering was gelezen, voor de radio. Het is mij niet bekend of de Minister, voor de vuist sprekend, even ‘correct’ de ‘schrijftaal’-buiging toepast. Er zijn inderdaad sprekers, vooral theologen, die dat beproeven, maar dan kan de taalkundige waarnemer, vooral in langere zinnen, hen herhaaldelijk op fouten betrappen. Dat hun taal er door aan sierlijkheid en welluidendheid zou winnen, berust op inbeelding, door traditie gesteund. Onbevooroordeelde vergelijking zal meestal ten goede komen aan lezers die inderdaad sprèken.
De besproken kwestie is, vooral voor het leesonderwijs, niet onbelangrijk. De moderne taalbeschouwing heeft het onmiskenbare voordeel gebracht dat de leesdreun en het lezen ‘op de letter’ voorgoed veroordeeld is. Ook geheel verdwenen? Ik ben er niet zo zeker van dat iedere onderwijzer, iedere leraar in de officieel-gehandhaafde seksuele n slechts een traditionele schrijfvorm ziet, die niet ‘uitgesproken’ behoeft te worden, en zelfs niet ‘uitgesproken’ kan worden zonder het natuurlijke lezen te schaden, en dat juist op die grond voor de moderne taalkundige deze n's onaanvaardbaar en voor het onderwijs schadelijk zijn.
Ook de radio is in dit opzicht soms schuldig. Menigeen is geneigd de ouderwetse lezer voor de radio als een voorbeeldig spreker te beschouwen. Lezen op zich zelf behoeft de taal niet te schaden, als men inderdaad goed, d.w.z. niet hangende aan het papier, leest. Is dat niet het geval, dan zou ik niet aarzelen om zulk taalgebruik taalmisbruik te noemen, waarvan taalbederf het gevolg zou kunnen zijn.
C.d.V.