De Nieuwe Taalgids. Jaargang 28
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe beleefdheidsvorm u omstreeks 1800.Over de beleefdheidsvorm u (nom.) is in dit tijdschrift al veel geschreven.Ga naar voetnoot4) De ontwikkelingsgang staat ons na dit alles duidelik voor ogen: UE werd uitgesproken als uwé, hieruit ontstond uwe en dat ontwikkelde zich onder invloed van de dat. acc.-vorm u tot een nom.-vorm u. Ik wil echter nog wijzen op een tekst, die ik nog niet vond aangehaald in dit verband en die mij toch van | |
[pagina 329]
| |
enig belang lijkt, omdat hij ons een vrij duidelik inzicht geeft in de verhouding van de verschillende Hollandse aanspreekvormen omstreeks 1800. Ik bedoel de brievenverzameling, die in 1873 is uitgegeven onder de titel Mr. W. Bilderdijk's Eerste Huwelijk. Hierin zijn voor ons doel van belang de brieven van Bilderdijks eerste vrouw, Catharina Rebecca Woesthoven, en van zijn oudste dochter Louise. Beiden schreven een verre van onberispelik Nederlands en hun brieven zijn daarom leerzaam voor de omgangstaal dier dagen. De brieven van Mevr. Bilderdijk lopen van 1795 tot 1798, van Louise zijn Nederlandse brieven meegedeeld uit de jaren 1800 tot 1802 (bovendien nog een klein briefje uit 1806). Mevr. Bilderdijk is geboren in 1763, Louise in 1785. Mevr. Bilderdijk woonde, toen zij haar brieven schreef, een kleine twintig jaar in Den Haag, Louise was er geboren en woonde er tot haar twaalfde jaar. Beiden kunnen dus wel geacht worden het Haagse taalgebruik in de laatste jaren van de 18e eeuw te weerspiegelen. Bij Louise is het gebruik van de aanspreekvorm volkomen duidelik. Zij gebruikt bijna nooit gij. Ik tekende maar twee plaatsen daarvan aan, B's E.H. p. 323 en 349. U gebruikt zij ook zelden. Op p. 339 vindt men een paar voorbeelden. In alle andere gevallen gebruikt zij Uw of Uwe, altans in de eerste jaren van de briefwisseling. In 1802, als Louise uit Hannover naar Utrecht verhuisd is, duikt een enkele maal UE of UEd op. Voorbeelden hiervan op p. 348 vgg. U, Uw en Uwe (c.q. UE) worden door elkaar gebruikt in dezelfde brief en dezelfde zin en ook in alle naamvallen. Ik geef hier een kleine bloemlezing: ‘Mevrouw Strube verzoekt mij, om aan Uwe te zeggen, dat Uw het niet kwalijk moest nemen....’ (p. 331); ‘Dank zij Uw nog, waarde Vader, voor de goedheden, die Uwe mij in het voorgaande jaar bewezen hebt.’ (p. 332); ‘Maar, waarde Vader, U schrijft mij, dat Uw maar een dag hier blijven wil. O! als het mooglijk is, zoo blijv' doch langer hier; een dag is zoo kort voor een halv jaar, dat ik U niet gezien heb; doch, Vader zooals Uw het schickt, zoo ben ik te vreeden.’ (p. 339); ‘Kont Uwe in mijn ziel zien, Uw zoud bemerken, hoe nedergeslagen hij is.’ (p. 324); ‘UE. vraagt mij, hoe of ik het heb?’ (p. 348); (Ik heb vernomen) ‘dat Uw thans weder geheel beter is, en doet mij nu vooral hoopen, dat ik spoedig tijding van UEd. zal ontvangen.’ (p. 351), Zoals men ziet, volgen achter Uw en Uwe zowel werkwoordsvormen van de 2e als van de 3e persoon (Uwe hebt, Kont Uwe, Uw wil, Uw is). | |
[pagina 330]
| |
Daar de brieven van Louise een volstrekt ongekunstelde indruk maken en merkwaardig konsekwent zijn in het gebruik van Uw en Uwe, moet men m.i. wel besluiten, dat Louise ook in het mondeling verkeer met haar vader deze vormen gebruikt zal hebben. In beschaafde Haagse kringen spraken op het eind van de 18e eeuw de kinderen de ouders dus al met de u-vorm aan. Voorts ziet men, dat toen Uwe en de dat. acc.-vorm u al geheel door elkaar gelopen waren. Uw en Uwe hadden echter blijkbaar nog de overhand boven u. Waarschijnlik zal Louise, waar zij U schrijft, van haar normale fonetise spelling afwijken door schoolse invloed. Het omgekeerde is immers onmogelik: alleen haar eigen gehoor kan haar Uw en Uwe hebben leren schrijven, niet de school. Na de dochter de moeder. Mevr. Bilderdijk schrijft geregeld gij in de nom., U in de dat. en acc. Vrij geregeld gebruikt zij ook de vorm U voor het possessief (naast uw). Uw als pron. pers. komt bij haar heel zelden voor. Een voorbeeld vindt men op p. 302: ‘....die ik wel konde naagaan, dat Uw aangenaam zouden wezen.’ Uw als nom. van het pron. pers. heb ik niet aangetroffen. Daarentegen wel een enkele maal U Ed. en iets vaker U. Dit is dus wel een opmerkelik verschil tussen de brieven van Mevr. Bilderdijk en die van Louise. Bij deze laatste zijn immers Uwe en Uw in de meerderheid. Daar beiden toch wel dezelfde vormen gebruikt zullen hebben, moet men bij Mevrouw B. een sterkere schoolse invloed aannemen. Ik geef hier de gevallen, waar zij U in de nom. gebruikt: ‘Want zo, dat God verhoede, U eens vóór Vader kwam te vallen....’ (p. 176); ‘hij begrijp 't net als U.’ (p. 193); ‘maar wanneer de drie jaar om zijn, zal U wederkomende ten minste nog 50 meerder moeten verwoonen voor 't vervolg.’ (p. 202); ‘Schubart heeft mij dezen morgen laten offreeren, om U mijn brieven onder zijn coevert te bezorgen, 'twelk ik aangenomen heb te doen, en deze bekomt U alzoo.’ (p. 221); ‘Nu kan U begrijpen, hoe ik 't heb.’ (p. 226). Al deze voorbeelden zijn uit het jaar 1795. Ze zijn dus wel, naar ik meen, de vroegste die tot dusver gevonden zijn. Wat leren zij ons echter over 't gebruik van de u-vorm? Zei Mevr. B. in het mondelinge verkeer ‘u’ tegen haar man? De vormen zijn immers per ongeluk uit de spreektaal in de schrijftaal gedrongen, want normaal gebruikt Mevr. B. gij, zoals zij het op school geleerd had. Mij dunkt, men moet hieruit wel besluiten, dat echtgenoten in bepaalde omstandigheden elkaar met u (d.i. uw, uwe) aanspraken. In gemeenzamer | |
[pagina 331]
| |
ogenblikken gebruikten zij echter ongetwijfeld je, zoals wij ook uit Mevr. B's brieven kunnen opmaken. Eenmaal schrijft zij nl. aan haar man (p. 212): ‘Je weet zeker, dat zijn broeder Witte Tulling aan een beroerte overleden is.’ Een ander maal (p. 248) voert zij haar zwager Elter sprekend in: ‘Maar het is vervloekt slegt, om dan in spot, in zoo veel leet mij toe te duwen: “wel, nou ondervin je eens, met wat een groot man je getrouwd ben; kon je er nou maar van eeten!” en dit doet Elter kwazie al laggende.’ Je was toen dus niet zo zeer de vorm der vertrouwelikheid, als wel de vorm der gemeenzaamheid. Brieven, hoe vertrouwelik ook, schreef men niet in gemeenzame stijl. Daarvoor was brieven-schrijven een te deftige handeling. Even goed als trouwens toneelspelen. Door het toneel werd het leven ook op een ander plan gebracht dan van het gemeenzame dagelikse verkeer. Er zullen tot op heden nog wel mensen zijn, die in een brief nooit je of jij gebruiken en Busken Huet protesteert ergens nog tegen het tutoyeren op het toneel. Dit is algemeen bekend en men verwacht het ook op het eind van de 18e eeuw niet anders. Maar het lijkt mij wel zeer merkwaardig, dat er toen ook in de dagelikse omgang een zodanig verschil van levensstijl onderscheiden werd, dat men, naar de houding van het ogenblik, dezelfde persoon beurtelings met je en uw (uwe) kon aanspreken. De gevoelswaarde van het verschil tussen je en uw is toen beslist anders geweest dan tegenwoordig.Ga naar voetnoot1) Gezien het feit, dat op het einde der 18e eeuw de u-vormen in de beschaafde Haagse spreektaal door kinderen tegenover de ouders regelmatig en tussen echtgenoten onderling occasioneel gebruikt werden, moeten deze vormen toen al geruime tijd in zwang zijn geweest. Zij moeten de tijd hebben gehad om van het hoofse in het huiselike verkeer te dringen. Een probleem is het nog, hoe het met de uitspraak uwé in die tijd en in die kringen stond. Als Louise en Mevr. B. U E. gebruiken, is dit dan aanduiding van uitspraak of enkel traditionele spelling? Het is uitgesloten dat uwé toen in de vertrouwelike taal thuishoorde, maar was het vormeliker of toen reeds minder beschaafd (zoals later)? Het is moeilik hier een bevredigend antwoord op te geven. Waar- | |
[pagina 332]
| |
schijnlik is de vorm uwe uit uwé wel ontstaan in de vertrouwelike omgangstaal der beschaafden. Het uwé der onbeschaafden heeft nooit tot hun vertrouwelike taal behoord, want het werd alleen tegen meerderen, niet tegenover gelijken gebezigd, in tegenstelling met het uwe, uw, u der beschaafden. Men zou willen besluiten, dat de onbeschaafden alleen maar een niet-vertrouwelik uwé konden overnemen, als de beschaafden een niet-vertrouwelik uwé gebruikten. Mogelik is de toestand in de beschaafde Haagse kringen op het einde der 18e eeuw dus als volgt geweest: uwé (UE) niet-vertrouwelik tegenover vreemden en hogergeplaatsten, uwe en uw vertrouwelik tegenover meerderen, vertrouwelik met een zekere waardigheid tegenover gelijken, je in iedere verhouding tegenover minderen, gemeenzaam tegenover gelijken, gij uitsluitend bij officiële toespraken en andere nabootsingen van geschreven taal. Als de zaken zijn, zoals ze hier worden voorgesteld, en je en u met verschillende gevoelswaarde beide in de vertrouwelike omgang tussen gelijken gebruikt werden, is het geheel begrijpelik, dat men het nuanceverschil niet altijd in het oog hield. Bij 19e-eeuwse schrijvers vindt men vaak in dezelfde zin je en u gebruikt, waar zij de beschaafde omgangstaal trachten weer te geven, bv. in De Nichten van Helvetius van den Bergh. Vooral in de nom. van het pron. pers. wordt dan je gezegd, terwijl de objektsvorm u en het possessief uw is. Op zichzelf beschouwd zou dit verschijnsel even goed als het indringen van de objektsvorm van gij uit de schrijftaal in de spreektaal verklaard kunnen worden, doordat jou als onbeschaafder dan je gevoeld wordt en dus licht door u vervangen kan worden, terwijl je in zwang blijft. Helemaal weggesijferd behoeft deze neiging om de gemeenzame je-taal te veredelen ook niet te worden, maar met het oog op de brieven van Mevr. Bilderdijk lijkt het mij toch waarschijnliker, dat je in de nom. later u, uw, uwe weer gedeeltelik verdrongen heeft, na vroeger in alle naamvallen door de derivaten van UE verdrongen te zijn in de waardig-vertrouwelike taal.
Zwolle. K. Heeroma. |
|