De Nieuwe Taalgids. Jaargang 28
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 323]
| |
Enkele gegevens betreffende de Noord-Hollandse volkstaal in de zeventiende eeuw.In het werk over het dialect van DrechterlandGa naar voetnoot1) constateert en betreurt Dr. Karsten het ontbreken van geschriften in de echte Westfriese volkstaal van de zeventiende tot de negentiende eeuw. Aan de in dit opzicht inderdaad zeer povere lijst van oude bronnenGa naar voetnoot2) kan men echter een enkele titel toevoegen. In een aan de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde toebehorend bandje, dat o.a. de eerste druk van W.D. Hooft's Jan Saly en diens klucht Door-trapte Meelis de Metsselaer bevat, is een pamflet, acht bladzijden groot, gebonden met de titel: Een | VVester-Poorts | Praatjen. | Ghespeelt door dese Personagien. | Remmet Coeje-clauwer, Dirck Slodder, | Heyndrick Goesmoes, en Ariaan Modder. | (Vignet) | Gedruckt, Anno 1618.Ga naar voetnoot3) De naam van de schrijver (die tekent met de zinspreuk: Elck wacht hem) en de plaats van uitgave van deze samenspraak in | |
[pagina 324]
| |
verzen worden niet vermeld. Toch is het niet aan twijfel onderhevig, of we hebben hier te doen met een werkje, dat zijn plaats van handeling te Hoorn heeft en de echte Hoornse volkstaal tracht weer te geven. In de eerste plaats wijst de titel daarop: Hoorn had inderdaad een WesterpoortGa naar voetnoot1). Duideliker spreekt de inhoud: vier mannen uit het volk houden een buurpraatje bij de Westerpoort; natuurlik gaat het over de chronique scandaleuse van de hoge Magistraatspersonen, over de politiek en over de godsdienst. De strijd tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten staat in het middelpunt van het gesprek; uitvoerig wordt de nieuwe Vroedschap besproken, aangesteld door de Prins, zoals wordt verteld. Tenslotte zinspeelt een van de sprekers op een tocht, niet lang geleden door enige burgers van de stad ondernomen naar het in de buurt liggende Grosthuysen om daar de Gomaristen te straffen. Dit alles past uitstekend bij de gebeurtenissen te Hoorn tijdens het Twaalfjarig Bestand: in October 1618 verzette Prins Maurits aldaar de wet en bracht de Contra-Remonstranten op het kussen, niet lang nadat de oorspronkelik Arminiaans-gezinde Vroedschap, met de hulp van een schout en een troepje knechts en burgers, de onenigheid op het stuk van de religie in de naburige kerkelike gemeente Grosthuysen-Avenhorn (voorlopig) ten gunste van de Remonstranten had beeindigd.Ga naar voetnoot2) De schrijver laat zijn personen hun eigen taal spreken, maar evenmin als Bredero, Hooft, Coster e.a. in hun kluchten en blijspelen consequent blijven bij het weergeven van het Amsterdams dialect, vermijdt hij vormen, die niet Noordhollands zijn, b.v. achter, af, dese, duwen, een, eerst, ghegheven, na, enz. De algemeen-Hollandse en de speciaal Noordhollands-Westfriese vormen overwegen echter. Een kort overzicht van de voornaamste gevallen moge hier volgen; of bepaalde vormen ook buiten het Hollands voorkomen, blijft buiten beschouwing: | |
I. Klankleer, vocalisme.1. Tot vele, soms alle Hollandse dialecten behoorden en/of behoren: of, mit, kijnt en pyntje (= pintje; rijmend op brandewijntje, dus niet een spellingvariant; nòg modern dialecties pijntje; vgl. ook Langendijk, Don Quichot: tinne peintje: heintje), | |
[pagina 325]
| |
nou, deur (= door), vuer, te vueren, suen, huer, deuse, tueghen, luy (= lieden), stick, 1. 3. sg. sel, part. besteken. Evenzo ayghen, mayt en de klinker van het participium sayt (= gezegd), waarbij seyt slechts een spellingvariant is, verklaarbaar uit het feit, dat ai en ei steeds neiging vertonen in elkaar over te gaan; vergelijk trouwens Oudbeierlands aige en Drechterlands aigen, maar Zaans eige(n)Ga naar voetnoot1). Evenzo de vormen met ie uit Westgerm. ai: bien, gien, ien, mienen, daarbij biemsterjaan, biemster-langtGa naar voetnoot2). Ook komt twie voor, dat in het moderne Drechterlands verouderd is. 2. Speciaal Noordhollands is de ce voor oude ê1 in: deer, leeten, nee, reet, street, weer (bijw. en bnw.). Niet uitsluitend Noordhollands is 3. sg. praet. beerde (= ging te keer). Andere woorden, b.v. gaan, staan; jaar, claar, quaat, rasen hebben ook in het tegenwoordige Drechterlands géén ee; het nog voorkomen van jeer, kweed en reze in het Zaans kan er op wijzen, dat sommige van deze 17de-eeuwse en moderne vormen met a(a) ‘litterair’ of algemeen-beschaafd zijn.Ga naar voetnoot3) De ee in peerd en sweerd is ook eerder Noord- dan Zuidhollands, evenzo het achtervoegsel -schip in vroetschip. De ei in de eigennaam Heyndrick is misschien van Friese oorsprong, kan echter ook onder Zuidnederlandse invloed zijn ontstaan.Ga naar voetnoot4) 3. Vergelijk verder erch met Drechterlands erregGa naar voetnoot5), erm met drl. errem, vercken met drl. verken, barsten met drl. barste, garst met drl. garst, vard (= ver) met Zaans var (echter drl. veer), kerck met drl. kerrek, guster met drl. gusterGa naar voetnoot6), bewumpelen met za. wumpel, gut (in de bastaardvloek hy gut) met drl. gut, nuw met drl. nuw, vrooch met Assendelfts vrogerGa naar voetnoot7), ghenoch met drl. genog, dul (in de betekenis van: zeer boos) met za. dul (= idem), sock (= zulk) en plockjen met za. zòk en plokken (naast zuk en plukken; bij deze woorden ook mosket?), kneppel met drl. kneppel. Niet al deze vormen zijn alléén Noordhollands; van de geografiese verbreiding staat in vele gevallen niets vast. | |
[pagina 326]
| |
Merkwaardig is de eu in: steuren, meughen (beide nog wel in het Zaans, maar verouderd), jueden, grueninghen (= Groningen. Beide vormen in drl., noch in za.). 4. Dat ook hier vyer (= vuur) voorkomt, bewijst nog eens, dat we de ongeronde vorm niet zonder meer voor ‘litterair’ mogen verklaren, wanneer hij in Hollandse geschriften voorkomt; zowel Middeleeuwse Hollandse teksten, Amsterdamse schrijvers van de 17de eeuw als moderne Hollandse dialecten kennen deze vorm naast die met geronde vocaal.Ga naar voetnoot1) | |
II. Klankleer, consonantisme.1. Zeer talrijk zijn de gevallen van gutturalisatie van n voor dentalen na een donkere vocaal: hangt, hongdert, iemangt, langt, mongt, ongder, ongs, praet.plur. vongde, wangt, wongder. Het moderne Drechterlands kent dit verschijnsel niet (meer?), in het Zaans vindt men nog enkele sporen. 2. Eveneens niet meer in de tegenwoordige taal aanwezig is de ft, die elders in cht is overgegaan: affter, safjes (= zachtjes).Ga naar voetnoot2) 3. Van de talrijke gevallen van assimilatie zijn merkwaardig: sock (= zulk), drl. zuk, za. zòk en part. sonnen (= gezonden), vgl. za. winne, vinne (= winden, vinden). 4. Vergelijk barndewijntje met za. Barnde gat, laan, wiel, enz.Ga naar voetnoot3) 5. De benaming Benist (voor: Menist) is nog in het Noordhollands gangbaar. | |
III. Vormleer.1. Een pluralisvorm op -s (elders -e(n)): moskets. 2. Als biezondere diminutieven komen voor: sontje en mantje, van zon en man. De laatste vorm luidt in het moderne Drechterlands manje, in het Zaans en in enkele oude bronnen van het Drechterlands echter mantje.Ga naar voetnoot4) 3. Naast him (en hem) voor de dat.ac..sg. van hij komt twee keren voor: hun, voor hum? De aanspreekvormen zijn slechts je (ie) of jij (jy, iy); in plaats van het huidige oos staat ongs. | |
[pagina 327]
| |
4. De participia praeteriti missen het praefix ge-: schiet, hoort, hadt, nomen, enz., voor geschied, enz.; vergelijk 1.sg.praes. loof. De 3.sg.praet. beerde is afkomstig van het verbum baren, beren (in het Zaans nòg bere).Ga naar voetnoot1) 5. Zie voor de 3.sg.praet. worde(n) de verouderde Zaanse vorm wordeGa naar voetnoot2), voor 3.sg.praes. het, 3.plur.praes. binne(n), 3.sg. praet. spoogh en 1.sg.praes. sien de gelijkluidende moderne vormen in Drechterland en elders in Holland; de infinitief sinnen (= zijn) wordt ook door de Amsterdamse tijdgenoten gebruikt; 1.sg.praes. ken en inf. legghen voor kan en liggen zijn nòg in Holland gewoon; inf. cunnen (ééns cunen gedrukt, stellig een drukfout en zonder enig verband met keunen bij Bredero e.a.Ga naar voetnoot3)) is nu geheel vervangen door kenne, kinne; het sg.praet. cost (naast cond) bestaat nog in het Zaans, maar als verouderde vorm. | |
IV. Syntaxis.1. Vergelijk met Drechterlands te kerrek, te bed, enz.: te boord. Over ien jaar twie drie betekent, evenals nu: twee of drie jaar geleden. 2. Een ongewone volgorde van infinitieven vinden we in: sou je dat wel staanden houwen durven?, echter in het rijm. 3. Met het Drechterlandse gebruik van: 't is Jannes voor: het is van Jan, mag men misschien vergelijken: tot Isaacx of tot Jan Pieters sesGa naar voetnoot4) voor: in de herberg van Isaäc of van Jan Pieters, bij Isaäc of Jan Pieters. | |
V. Biezondere woorden en spreekwijzen.Woorden, min of meer tot het Noordhollands beperkt, zijn: ondieft, op de remel-Stoel raecken (= praatstoel), verder het woord bors (= beer), indien dit aanwezig is in de naam van een herbergier: Arent in de Bors, de eigennamen Remmet en Rieuwert (ook Fries). De volgende woorden komen, behalve in het Noordhollands, ook elders voor: gortighe Verckens, hollebolligh (= ongelijk, n.l. | |
[pagina 328]
| |
hollebollighe grillen), luttje, buys (= dronken) in: Jan altijt-buys, kuyl (= inham van de zee) in: dicke Ott op de kuyl; bij Amsterdamse schrijvers van de zeventiende eeuw komen ook voor: eleman, huy-nochtend, nee Caepdegrijp varen, de kneppel in het hondert werpen, lestent (= onlangs), Stoepschijters (= schoutendienaars, hier niet spottend gebruiktGa naar voetnoot1)), verbrild (in verbrilde Papisten en Coornhertisten, van de Remonstranten gezegd; een verzachtende uitdrukking voor: verbruyd, dat ook in dit stukje voorkomt). Opmerkelik zijn: 1. van een interessant politiek dispuut, in een herberg gevoerd, wordt gezegd: je had ter een paartjen an verkeken; paartjen is vermoedelik de in de 17de en 18de eeuw voorkomende naam voor een bepaalde hoeveelheid bier, vgl. om een paartje wedden.Ga naar voetnoot2) 2. de woorden Coeje-clauwer, blijkbaar voor: slager; schop, voor: slet, deerne (vgl. schobbe = schooier, slons). Verder de naam van de herberg de roo-MullenGa naar voetnoot3) en de eigennaam Jan Loenssen (van de mansnaam Loen).
Den Haag. W.G. Noordegraaf. |
|