De Nieuwe Taalgids. Jaargang 28
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Franse woorden uit de Achttiende en de Negentiende eeuw.
| |
[pagina 290]
| |
kwamen natuurlik ook geen dominé's meer uit Frankrijk, en evenmin gouverneurs en gouvernantes; voor deze betrekkingen had men hier, behalve afstammelingen van refugié's, Frans sprekende Zwitsers en daarna Duitsers; ook schoolmeesters van Franse nationaliteit ontbraken geheel; misschien waren enkele Zwitsers als onderwijzers werkzaam. De directe invloed van Fransen op Hollanders kan dus niet diep zijn geweest. Wel kan de kennis en het gebruik van de Franse taal onderhouden zijn geworden door de Franse Zwitsers, maar gouverneurs en gouvernantes had men alleen in aanzienlike families, zodat wij ook hiermede bij deze vrij beperkte haard van Frans spreken zijn aangeland. In de derde plaats poogde ik het aandeel van de boeken, de school en het toneel in de verspreiding der Franse beschaving te omschrijven; ik deed opmerken dat deze ook indirect, door middel van vertalingen, op de onze kan hebben gewerkt, maar dat hierdoor natuurlik de kennis van de Franse taal geenszins werd bevorderd. Daar dus het Frans, dat in de hofkringen in gebruik bleef, slechts onvoldoende werd gevoed door de bron van het levende Frans, heeft deze taal, zo besloot ik, in de XVIIIe eeuw in zekere mate bij ons een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Of deze gevolgtrekkingen uit gegevens ontleend aan de staatkundige en sociale geschiedenis, werden geschraagd door het aantal en de aard der ontleende woorden, kon echter, naar ik reeds zeide, slechts onvolledig worden bepaald, daar ik niet dan langs slinkse wegen enig inzicht kon krijgen in het aandeel dat de XVIIIe eeuw had genomen aan de vorming der compacte groep van Franse woorden uit het ‘vierde’ tijdvak (XVIIe-XIXe eeuw). Met behulp van het zesde, door Prof. Alexis François bewerkte, deel van Brunot's bovengenoemd werk, heb ik toen de door ons overgenomen woorden opgetekend, die in Frankrijk eerst in de XVIIIe eeuw voorkomen. Deze lijst bevat vooral termen die betrekking hebben op het openbare leven, en algemene woorden die zich niet bij een bepaalde categorie laten indelen; oorlogs-, godsdienst- en rechtstermen ontbreken er zo goed als geheel; het grootste aandeel leverden de politiek, de administratie, de handel en vooral het bankwezen. Wat het particuliere leven betreft, zo konden slechts enkele woorden worden vermeld; de omgangswoorden bleven terzijde, daar de gegevens daaromtrent te onvolledig schenen, vooral omdat door het onderzoek alleen kon worden bepaald na welke tijd een woord moest | |
[pagina 291]
| |
zijn overgenomen, en niet of dit toen werkelik reeds was geschied; ook al is een term in Frankrijk eerst in de XVIIIe eeuw in gebruik gekomen, toch kunnen wij hem eerst na die tijd hebben ontleend. Alleen voor woorden uit de politiek, de handel en dergelijke groepen, kan de geschiedenis aan dit bezwaar tegemoet komenGa naar voetnoot1), want welke uiterlike gegevens bezitten wij ter bepaling van het opkomen van omgangswoorden en van ‘conversatiewoorden’, afgezien van de schriftelike overlevering, die juist voor deze uitteraard schaars en toevallig is? Toch zouden, zoals men zal zien, hadden wij toenmaals de beschikking gehad over de gegevens die wij tans vóór ons hebben, er wel enige hebben kunnen worden genoemd die zeker tot de XVIIIe eeuw moeten worden gerekend. Maar al moesten wij toen deze groep verwaarlozen, toch meenden wij reeds te mogen veronderstellen dat het aantal omgangswoorden die in de XVIIIe eeuw waren overgenomen, niet zo groot kon zijn, als men veronderstelt. De studie van Dr. J.J.B. Elzinga over de Franse woorden bij Justus van EffenGa naar voetnoot2) had ons in staat gesteld te constateren dat, van ongeveer 350 woorden uit het dageliks leven die Van Effen aanhaalt, 140 tans nog worden gebruikt en dus hoogstwaarschijnlik in zijn tijd reeds algemeen waren; waaruit dus volgt dat, reeds bij het begin van de achttiende eeuw, talrijke mondaine woorden hier waren ingeburgerd, en dat het verkeer met Fransen in de geschiedenis onzer Franse woorden tijdens de XVIIIe eeuw een minder gewichtige rol moet hebben gespeeld dan men geneigd zou zijn aan te nemen. Evenwel, juist de omgangswoorden moesten hier als bewijsmateriaal dienen, en, ik herhaal het, die kende ik niet; mijn voorstelling der feiten kon, toen ik de bijdrage tot Brunot's boek schreef, niet meer dan een hypotheties karakter hebben. Men begrijpt dus hoe welkom mij de bijdrage was die Prof. de Vooys wel heeft willen afstaan aan de Mélanges welke mij op mijn zeventigste verjaardag zijn aangeboden: De Franse woorden in de Brieven van Wolff en Deken. Daar was niet alleen een verzameling van omgangswoorden te vinden die in de XVIIIe eeuw ten onzent in gebruik waren, maar tevens werden er die | |
[pagina 292]
| |
Franse woorden gebruikt ter kenschetsing van de schrijfsters en hun stijl in verschillende tijdperken van hun leven, en bovenal, die woorden werden in verband gebracht met de algemene vraag naar de invloed van het Frans in de XVIIIe eeuw. In dit opstel maakte de hoogleraar gebruik van een, onder zijn leiding, door een zeventiental candidaten der Utrechtse Faculteit ingesteld onderzoek naar de Franse woorden in de eigen brieven van Wolff en Deken, in Sara Burgerhart, Willem Leevend en Abraham Blankaart. Met een bereidwilligheid waarvoor ik hem ten zeerste dankbaar ben, heeft Prof. de Vooys de fiches en aantekeningen zijner leerlingen aan mij overgedragen, waardoor ik in staat ben geweest van nabij de methodiese opzet van het werkplan te bewonderen en het juiste inzicht dat de hoogleraar hun heeft gegeven in het probleem der ontlening; verscheidene medewerkers hebben zich er niet toe beperkt de woorden op te tekenen en vast te stellen of zij, al of niet, voor het eerst bij Wolff en Deken voorkomen, maar zij hebben statistieken gemaakt van het gebruik ervan in de verschillende brieven; er zijn er die de woorden hebben gegroepeerd naar hun betekenis en zelfs door middel van de cursieve of niet-cursieve druk der woorden de vraag hebben beantwoord in hoeverre een of andere term door Betje als eigen goed of als Frans werd gevoeld. Wat mij vooral in het werk van meer dan één heeft getroffen, is de bezonkenheid van oordeel; zij zien in hoe moeielik het is te bepalen wanneer een woord werkelik als Nederlands is te beschouwen en berusten erin dat van vele nooit zal kunnen worden vastgesteld wanneer, na 1600, ze hier zijn gekomen, zij houden rekening met dubbele ontlening, in één woord zij geven zich rekenschap dat op dit gebied met veel inzicht moet worden te werk gegaan. Het was dus voortreffelik materiaal dat mij ten gebruike werd gegevenGa naar voetnoot1). Natuurlik heeft Elzinga's boek over Van Effen de bewerkers uitstekende diensten bewezen; hij is de eerste geweest die onder de woorden van na 1600 een schifting is begonnen. Daarnaast gebruikten zij de achtste druk van Meyer's Woordenschat, van 1720. De woorden bij Wolff en Deken die reeds in deze druk of bij Van Effen voorkomen, konden dadelik worden uitgeschakeld daar waar het ging om te bepalen welke het eerst | |
[pagina 293]
| |
bij die schrijfsters worden aangetroffenGa naar voetnoot1). De 11e en 12e druk van de Woordenschat, van 1777 en 1805, konden dienst doen als grenspalen ter andere zijde; indien in hun brieven woorden staan die voor het eerst in M11 of M12 voorkomen, dan wordt de mogelikheid versterkt dat zij eerst in hun tijd zijn ingevoerd. Dat deze hulpmiddelen ter datumsbepaling afdoende zijn, daarmede zal wel geen der medewerkers zich hebben gevleid. Om slechts dit éne te noemen: Meyer's opvatting van wat een ‘bastaardwoord’ moet worden genoemd, is enger dan de onze; de afwezigheid, in de Woordenschat, van Franse termen die bij Wolff en Deken zijn genoemd en die, daar zij ook tans nog algemeen worden gebezigd, toenmaals blijkbaar werkelik in gebruik waren, bewijst dus geenszins dat zij vóór deze schrijfsters onbekend waren. Wij willen tans deze nieuwe gegevens gebruiken ter aanvulling van het onderzoek waarover in de eerste bladzijden van dit opstel werd gesproken.
Ziehier de woorden die men het eerst in de, hetzij verdichte hetzij persoonlike, brieven van Betje Wolff en Aagje Deken aantreft, gerangschikt in overeenstemming met de groepering die in De Franse woorden in het Nederlands is gevolgd. Eerste Hoofdgroep. A. Wetenschap: encyclopedie, faze. B. Kunst: caricatuur, nuanceren, profiel, applaudissement, automaat, figurant, komiek, marionetten, parodie, parodiëren, publiek, anecdote, episode, karakteriseren, klassiek, koeplet, kritiek, krities, lectuur (‘het gelezene’), periodiek, poëtes, souteneren (‘een karakters.’), gitaar, harmonieus, instrumentaal, menuet, muziekaal, vocaal. Tweede Hoofdgroep. A. De mens als staatsburger: honorair, pensioneren, post, representant, ultra-revolutionair, dragon, cachot, deïst, materialist. B. De mens als lid van de maatschappij: advertentie (‘bekendmaking’), adverteren (‘bekendmaken’), comité, fabriqueur, rouleren, speculatie (bankterm), traficant, elève, combustie (‘drukte’), post, station, environs. | |
[pagina 294]
| |
Derde Hoofdgroep. A. Het uiterlik leven van de mens: alkoof, berceau (tuinwoord), bureau, dormeuse, etage, fargon, karaf; koetsier, kommode, luxe, manege, meubleren, porselein, porte brisée, secretaire, silhouette; adoniseren, allongepruik, babiole, badine, brillant (‘edelsteen’), chemise, deshabillé, frak, gaas, galon, gris de lin, jabot, japon, juste, coifferen, coiffeur, coiffure, levite, negligé, pelisse, polonaise, portefeuille, portepée, porte-manteau, puce, sac, soubise, tablier, toupet, voile, bonbon (collectief), chocolaadje, confiturier, cotelette. B. Omgang met anderen: afficheren, attachement, beau-monde, bienseance, bretteur, champêtre, chapeau (‘begeleider’), danseuse, dejeuneren, dinee, distinctie (? M10 ‘onderscheiding’), dupe, duperen, zich engageren, etiquette, felicitatie, feliciteren, festiviteit, gebrouilleerd, zich generen, gepiqueerd, harmoniëren, honette, honneurs (‘h. waarnemen’), imposant, intimiteit, cadeau, carroussel, complaiseren (M11 complaceren), conversabel, coquetterie, correspondentie (‘briefwisseling’), quadrille, quitte, zich liëren, menuet, ombre, presentabel (M10 ‘aanzienlijk’), soupee, souperen, souvenir, sympathiseren, tête à tête, a propos, beauté, bigarrure, billet doux, bons mots, bon vivant, bourgeois (adj.), but, choquant, debouché, degoutant, du ton, eloge, enfin (M10 ‘eindelijk’), entre nous, epoque (maken), être, fataal, fête, fleurette, frappant, frase, gouteren, idolaat, gasconnade, infaam, interessant, interesseren (M10 ‘beschadigen’), cacheren, kapot, komiek, comme il faut, conquêtes, couperen, curieus, luxe, in passant, pour rire, pretendent, sensatie, s'il vous plaît, tante, vapeursGa naar voetnoot1). C. Uiterlike persoon: debauché, economie, economies, fysiek, germainnicht, goeteus, marode, millionair, moraal, ruïneus (M10 ‘bouwvallig’). D. Innerlike persoon: amusement, amuseren, bravoure, bruyant, chagrinant, chagrineren, frapperen, gecultiveerd, jouisseren, ideaal, prejugé, competent, conduite (‘gedrag’), machinaal (bijw.), naïef, prude, pruderie, zich rappeleren, romanesk, satiriek, sentimenteel, superieur, tranquilliseren, vif. Vierde Hoofdgroep: actueel (‘tegenwoordig’), intentioneren, contrast, contrasteren, kritiek (‘hachelik’), practicabel. Ter beoordeling van deze lijst en van de onderlinge verhouding der verschillende groepen in getalsterkte, diene men in het oog te houden dat zij is samengesteld uit brieven die een deels | |
[pagina 295]
| |
huiselik deels mondain, doch niet een officieel karakter hebben. Daardoor hebben zij juist voor ons onderzoek zulk een biezonder hoge waarde; in de boeken lezen wij meest termen uit het staatsleven, uit het openbaar maatschappelik verkeer, uit de kunstwereld, maar zelden uitdrukkingen die gebezigd werden bij meer vertrouwelike omgang, en deze leren de brieven ons kennen. Dat de hierboven verzamelde woorden door de schrijfsters niet zo maar, zonder rekening met de werkelikheid te houden, zouden zijn neergeschreven, daarvoor staat ons borg het feit dat zij ons bijna alle nog gemeenzaam zijn; bij de ‘conversatiewoorden’, ik zeide het, hebben wij ons zelfs tot de zodanige beperkt. Het is dus hoogst onwaarschijnlik dat Betje - om van haar minder ontwikkelde medewerkster niet te spreken - ze zou hebben ingevoerd; ze waren dus reeds in gebruik toen de schrijfsters hun brieven schreven. Sedert wanneer? Dateren zij van vóór de XVIIIe eeuw? Om hierop een benaderend antwoord te geven, zie ik slechts één middel, dat ik reeds toepaste in het Hoofdstuk van Brunot's Histoire de la langue française waarvan hierboven sprake was, en wel: na te gaan welke van de in aanmerking komende woorden en betekenissen in het Frans eerst uit de XVIIIe eeuw zijn opgetekend. Wanneer wij te dien einde onze lijst nagaan, dan komen wij tot het resultaat dat vóór de XVIIIe eeuw in Franse teksten niet voorkomenGa naar voetnoot1): Eerste Hoofdgroep. B. caricature, nuancer, profil. Tweede Hoofdgroep. A. dragonne, matérialiste, spéculation. Derde Hoofdgroep. A. dormeuse, silhouette, badine, déshabillé, frac, jabot, lévite, polonaise, puce, soubise. B. afficher, beau-monde, cadeau, harmonier, imposant, intimité, présentable, quadrille, tête à tête, faire époque, intéressant, comme il faut (adj.), faire sensation. C. physique (subst.), millionnaire. D. sentimental, préjugé. Vierde Hoofdgroep: actuel (‘présent’), contraste, contraster. Onze lijst is zonder twijfel niet volledig. Vooreerst is de datum van het eerste verschijnen van een term in een speciale betekenis niet altijd vast te stellen; dat is het geval met berceau, commode, secrétaire, manège, gris de lin, juste, soubise, souvenir | |
[pagina 296]
| |
(‘geschenk’), du ton, couper (in het kaartspel), die juist in de XVIIIe eeuw vaak voorkomen, en dan zijn er zonder twijfel die in Frankrijk reeds vóór de XVIIIe eeuw bestaan en toch bij ons eerst na 1700 in gebruik zijn gekomen; dat is zelfs waarschijnlijk voor ‘conversatiewoorden’, als charmant, frappant, conquétes, die in de salons van de XVIIIe eeuw in Frankrijk bij voorkeur werden gebezigd. Vergeleken met de lijst die wij in Brunot hebben gedrukt, is de bovenstaande enerzijds langer, anderzijds minder uitvoerig; de eerste bevat, zoals gezegd, meer kunsttermen en woorden uit het openbaar levenGa naar voetnoot1), verder woorden die op de persoon van de mens betrekking hebben, maar geen eigenlike omgangswoorden. Tans kunnen wij haar op dat punt aanvullen door de woorden die uit Wolff en Deken zijn bijeengebracht. Evenwel, hoe rijk de oogst ook is die de brieven dezer schrijfsters hebben opgeleverd in zake de omgangswoorden, er zijn er die in de tweede helft van de XVIIIe eeuw in gebruik waren en die aldaar ontbreken. Ik heb nu ter aanvulling nagegaan welke, in De Franse woorden, gegroepeerde omgangswoorden en persoonlike woorden, voor zover zij niet bij onze schrijfsters voorkomen, ook eerst in de XVIIIe eeuw in Frankrijk zijn opgeschreven; deze heb ik, met de in Brunot opgesomde, ingelast in de lijst der woorden van Wolff en Deken en ziehier hoe de rubrieken die ter bepaling van het persoonlik contact met de Fransen het gewichtigst zijn er dan uitzien.Ga naar voetnoot2) Omgang niet uitsluitend door het woord. Brouille (Ac. 1798), taquineren (Ac. 1798), liaison (1776), bonhomie (Ac. 1762), *harmoniëren, *intimiteit (1735), conciliant (Ac. 1762), *afficheren (1749), egoïsme (1755), egoïst (1755), hostiel (Ac. 1798), mystificatie (1772), mystificeren (Ac. 1798), *imposant (1736), savoir-vivre (1740), parvenu (1761), gambiet (1757), kien (Ac. 1798), *quadrille (2e helft XVIIIe e.), spadille (Ac. 1718), *presentabel (1746), charade (Ac. 1798)Ga naar voetnoot3), domino (Ac. 1762), *cadeau (1787), celibatair (1720). | |
[pagina 297]
| |
Omgang door middel van het woord. Confidentieel (Ac. 1798), motiveren (Ac. 1740), scabreus (1746), aperçu (1787), banaal (Ac. 1798), exceptioneel (1739), eventueel (1718), gaucherie (Ac. 1762), grandioos (Ac. 1798), *interessant (1718), miniem (Ac. 1718), minutieus (1752), occasioneel (Ac. 1718), saillant (2e helft XVIIIe e.), *epoque maken, *sensatie maken, typies (Ac. 1762), traditioneel (1722), *beau-monde, *comme il faut, *tête à tête. Uiterlike persoon van de mens. Utiliseren (1792), aisance (Ac. 1762), gefortuneerd (1787), luxueus (1787), *millionair (1740), demoraliseren (Ac. 1798), discrediet (1719), immoraliteit (Ac. 1798), immoreel (Ac. 1798). Innerlike persoon van de mens. Geëxalteerd (Ac. 1798), *sentimenteel (1781), influenceren (1792), impressionabel (1780), impressioneren (1741), optimisme (1752), optimist (1752), cynisme (1776), frivoliteit (1735), concentratie (1753), inconsequent (1735), idealist (2e helft XVIIIe e.), geabsorbeerd (1790)Ga naar voetnoot1), *prejugé. Elk woord is, zoveel mogelik, voorzien van de datum van zijn eerste verschijnen in het Frans, hoewel wij ons geen illusie maken omtrent de juistheid van die chronologie; van hoeveel woorden is het eerste opkomen slechts bepaalbaar door het jaar waarin zij zijn opgenomen in het Woordenboek der Franse Academie, welke vaak zo laat is met haar stempel; frak, dragon, sentimenteel, die, zoals wij zagen, bij ons reeds in de XVIIIe eeuw werden gebruikt, prijken in de Dictionnaire de l'Académie eerst sedert 1835; dit zijn slechts enkele voorbeelden uit vele en het zijn geenszins de karakteristiekste. Ook in ander opzicht zal bovenstaande lijst met omzichtigheid moeten worden behandeld; immers, alleen van de woorden die bij Wolff en Deken voorkomen weten wij zeker dat zij in de XVIIIe eeuw in onze taal waren opgenomen, van de andere kunnen wij dat alleen vermoeden; onze lijst, in zijn geheel, leert ons dus slechts welke Franse woorden niet vóór de XVIIIe eeuw in het Nederlands kunnen zijn gedrongen. Toch is het, dunkt mij, mogelik haar te benutten ten behoeve van het vraagstuk der ontlening. Als men de jaartallen die achter de woorden zijn vermeld in onderling verband brengt, dan constateert men, vooreerst, dat er slechts weinige ouder zijn dan 1730 (spadille, celibatair, eventueel, interessant, miniem, occasioneel, traditioneel, discrediet), | |
[pagina 298]
| |
dus 8 op 69. Dit is voor een deel hierdoor te verklaren dat wij de woorden die bij Van Effen voorkomen niet hebben opgenomen, er kunnen daaronder zijn die in het Frans ook eerst in de XVIIIe eeuw op schrift zijn gebracht en die in dat geval in bovenstaande lijst zouden behoren. Wij hebben gemeend dat, voor een zuiver beeld van onze verhouding tot de Franse cultuur en maatschappij in de XVIIIe eeuw, het beter was de Franse woorden bij Van Effen ter zijde te laten, daar deze eerder op rekening van de XVIIe zijn te stellen; immers hij verkeerde met de Franse families die zich hier tijdens de refuge hadden gevestigd en die hun taal hadden medegebracht. Waar het ons te doen is om te weten op welke wijze Frankrijk ons had beïnvloed nadat de stroom van Franse vluchtelingen tot stilstand was gebracht, is het dus geraden met Van Effen geen rekening te houden. Veel talrijker zijn de woorden die eerst aan het einde der eeuw in het Frans zijn opgetekend; de vijfde uitgave van de Dictionnaire de l'Académie, van 1798, leverde ons er niet minder dan 13, en als wij onze beschouwing tot het tijdvak 1780-1800 uitstrekken, dan komen er nog 9 bij, dus in het geheel een derde van de lijst. Het behoeft geen betoog dat de verhouding van de Republiek tot Frankrijk en de Franse beschaving niet gedurende de gehele XVIIIe eeuw dezelfde is geweest; in de laatste vijftien jaren vóór 1800 worden de staatkundige banden met Frankrijk nauwer, en daardoor het persoonlik verkeer levendiger dan voorheen. Wat nu de vraag betreft naar de aard der ontlening, of zij door de gesproken of geschreven taal heeft plaats gehad, zo zou het kunnen schijnen dat er een eenvoudig middel was om de woorden die mondeling zijn overgenomen van de andere te scheiden, namelik de uitspraak; vergelijkt men cadeau, prejugé, afficheren met sentimenteel, intimiteit, interessant, dan zou het voor de hand liggen de laatste als boekentermen te beschouwen en de eerste als te zijn opgevangen uit Franse mond. Doch tegen deze conclusie zou kunnen worden ingebracht, enerzijds dat zij die Frans lezen de Franse uitspraak altans bij benadering kennen, en, anderzijds, dat de drie laatstgenoemde woorden de analogie hebben kunnen ondergaan van sentiment, en andere vreemde woorden op -ment, van de talrijke vroeger ontleende woorden op -teit en -ant en van het inheemse voorvoegsel in-. Zo worden engagement, empressement op zijn Frans uitgesproken, behalve het suffix. Wij zullen dus anders te werk moeten gaan. | |
[pagina 299]
| |
In de eerste plaats dienen wij, naar ik meen, onderscheid te maken tussen de omgangswoorden en de termen van het persoonlik leven van de mens; wij zullen deze laatste straks bespreken. Onder de omgangswoorden zijn er waarvan schriftelike ontlening niet geheel is buitengesloten; zo bijvoorbeeld de namen van kaartspelen; tot op zekere hoogte zijn dit ‘techniese’ termen, al ligt het meer voor hand dat men ze van de Fransen zelf heeft geleerd, evenals in onze dagen het bridgespel wel zal zijn ingevoerd door personen die in Engeland of in de kolonieën met Engelsen hebben omgegaan, en evenals onze tennis- en voetbalwereld, in het begin altans, in nauw verband tot Engeland stond. Maar ook al verwaarloost men die enkele twijfelachtige gevallen, dan blijft de grote meerderheid der omgangswoorden over, waarvan - de naam reeds duidt het aan - de ontlening op de omgang met Franssprekenden moet berusten, want al kunnen de Hollanders ze hebben leren kennen door de boeken, daarmede is nog niet de gewoonte verklaard om ze in het gesprek in te vlechten. Wat ons treft bij de beschouwing der bovenstaande lijst, is dat zij zo klein is, vergeleken met het aantal der omgangswoorden die sedert 1600 zijn overgenomen en die in De Franse woorden in het Nederlands van het cijfer 4 zijn voorzien.Ga naar voetnoot1) Ook als men rekening houdt met de hierboven geopperde mogelikheid dat woorden als frappant, charmant eerst in de XVIIIe eeuw zijn overgenomen, al komen zij in het Frans vroeger voor, en dat termen waarvan wij het eerste verschijnen in het Frans niet nauwkeurig kunnen bepalen, tot de XVIIIe eeuwse formaties behoren, toch lijkt de verhouding van de woorden die wij aan de XVIIIe eeuw meenden te moeten toeschrijven en de massa der ontleningen, jonger dan de XVIe eeuw, zeer merkwaardig. Ziehier enige cijfers, waarvan wij de bewijskracht niet overschatten; het onderzoekingsmiddel is enigszins grof, maar wij hebben geen keus. Voor de ‘omgang niet uitsluitend door het woord’ leverde de XVIIIe eeuw 18 woorden tegen het tijdvak XVIIe tot XIXe eeuw in zijn geheel meer dan 300; hierbij zijn | |
[pagina 300]
| |
niet medegeteld de woorden voor sport, spelen, dansen en maaltijden, en in het algemeen die welke men in zekere zin als ‘technies’ zou kunnen beschouwen. De rubriek ‘omgang door middel van het woord’ geeft de verhouding 23 tegen meer dan 350. Het zou interessant zijn te weten in welke mate de XIXe eeuw heeft bijgedragen tot die getallen van 300 en 350. Ik zal een poging daartoe wagen in het vervolg van dit opstel en bepaal mij er toe nu reeds te constateren dat het aandeel van de jaren na 1800 in de ontleende woorden verrassend klein is, altans voor zover men dit met de gebrekkige middelen die ons ten dienste staan kan vaststellen. In elk geval mogen wij, dunkt mij, concluderen dat de overgrote massa der Franse omgangswoorden in de XVIIe eeuw zijn overgenomen; en dit klopt met de door ons, op andere gronden geconstateerde, achteruitgang van ons persoonlik contact met Frankrijk. Wij moeten ons, dunkt mij, het proces onzer ontlening van Franse woorden aldus voorstellen. Gedurende onze gehele geschiedenis hebben wij onze beschaving versterkt en verfijnd door van onze Zuidelike Franssprekende buren en aan Frankrijk begrippen en zaken te ontlenen, en daarmede de woorden waardoor deze werden genoemd, de ‘techniese’ woorden; in dat opzicht is er geen verschil tussen de XIIe en de XIXe eeuw. Maar op één ogenblik van onze historie heeft ons volk met Fransen verkeerd, en dat was in de tijd van de refuge, de XVIIe eeuw; toen zijn in onze taal gedrongen, niet druppelsgewijze, maar in een compacte massa, termen die, niet nieuwe begrippen, maar schakeringen, uitingen van verfijnde omgangsvormen waren. Voor de hofkringen ten onzent was deze inlijving in eigen taal niets nieuws; reeds in de Middeleeuwen zijn Franse woorden in het gesprek gevlochten, en de eerst in de XVIIIe eeuw ingeburgerde mondaine woorden bewijzen dat het persoonlik contact met de Fransen in die milieus niet is afgebroken, al werd het zeldzamer; het is niet twijfelachtig dat den Haag het middelpunt was van waaruit zij zich hebben verspreid; hierheen begaven zich de enkele Fransen die ons land bezochten en van hieruit gingen de meeste reizigers naar Frankrijk. Maar dat, in de groep omgangswoorden, er zoveel zijn die reeds in de XVIIIe eeuw buiten den Haag en, sedert dien, voor goed in alle kringen hebben post gevat, dat is te verklaren door aanraking met Fransen ook buiten de hofkringen. Dat zulk een aanzienlik aantal omgangswoorden dateert uit de XVII-XIXe eeuw, daarvoor is één histories feit uit de XVIIe aan- | |
[pagina 301]
| |
sprakelik te stellen, n.l. de definitieve vestiging van Fransen in onze gewesten. Eerst hierdoor heeft de gewoonte om in het gesprek Franse woorden in te lassen zó diep wortel kunnen schieten; niet alleen door navolging van hoofse kringen is dit gebruik voldoende te verklaren, al is de rol van het snobisme in de ontlening niet te miskennen. Onze lijst omvat nog twee andere categorieën van overgenomen Franse woorden, n.l. die welke betrekking hebben op het uiterlik en het innerlik leven van de mens, en wij moeten ons ook voor deze de vraag stellen welke bewijskracht deze achttiende-eeuwse termen hebben voor het persoonlik verkeer tussen Fransen en Hollanders in die periode. Ook zij zijn weinig talrijk, in verhouding tot de grote massa der, in de drie eeuwen waarvan hier sprake is, overgenomen woorden welke tot deze groepen behoren; wij vermeldden 9 termen voor het uiterlik leven van de mens, en in De Franse woorden noemde ik er ongeveer 150; voor het innerlik leven zijn die getallen 14 tegen om en bij 200. Maar wij mogen ze niet eenvoudig op één lijn stellen met de omgangswoorden, al is het moeielik ze door een scherpe grens van deze te scheiden; want indien woorden als luxueus, aisance, gefortuneerd, geparenteerd, begrippen uitdrukken die in de sociale omgang van belang zijn, evenals ook millionair, dat van het begin af, in het Frans, met de overdrachtelike zin van ‘zeer rijk’ is gebruikt, daarnaast staan, vooral onder de woorden voor het innerlik leven, termen die zich duidelik van de omgangswoorden onderscheiden. Vooreerst, omdat zij het eerst gebruikt moeten zijn in andere omgeving dan deze laatste; optimisme, cynisme, idealist, inconsequent, verplaatsen ons in een milieu van geestesarbeid en behoren niet tot het dageliks of het salonleven; en in de tweede plaats omdat, voor zover zij aandoeningen en eigenschappen van een persoon noemen, zij behoren tot de gedachtekring van het individu als zodanig. Wèl kunnen sommige tevens de openbaring naar buiten van die gevoelens en karaktertrekken (geëxalteerd, frivoliteit) uitdrukken, en dan kunnen ook deze in een gewoon gesprek zijn gebruikt en dus omgangswoorden zijn, maar men behoeft slechts de lijsten in De Franse woorden te doorlopen om te constateren dat andere uitsluitend tot het gedachte- of gemoedsleven behoren; ik noem displezier, getoucheerd, imaginair, inclineren, intellectueel, zich interesseren, concentratie, memoriseren, noteren, zich oriënteren, prefereren, prejugé, preoccupatie, zich rappeleren, riskeren. Deze | |
[pagina 302]
| |
woorden nu zijn het eerst gebezigd door personen die niet alleen met het Frans vertrouwd waren, zodat zij in de wisselwerking van het maatschappelik leven ze van anderen overnamen of aan anderen suggereerden, maar voor wie het Frans een tweede moedertaal was, daar Franse woorden hun vóór de geest en in de mond kwamen wanneer zij uitdrukking gaven aan zuiver individuele gewaarwordingen en gedachten. Die woorden wijzen dus op een nog dieper invloed van het Frans dan de omgangswoorden, daar zij zijn gedrongen in levensferen die van binnen uit worden gevoed. Gaan wij nu de woorden van deze groep na die wij hierboven als stammende uit de XVIIIe eeuw hebben vermeld, dan treffen wij mogelike omgangswoorden, zoals voor de hand ligt, vooral aan onder die welke betrekking hebben op het uiterlike bestaan; wij noemden er reeds enkele hierboven, maar ook de andere (demoraliseren, discrediet, immoraliteit, immoreel) kunnen slaan op de gedragingen, minder dan op de aard, van een persoon. Van de andere groep kan dit, behalve van geëxalteerd en frivoliteit, ook nog van geabsorbeerd en impressionabel worden gezegd. Maar de overige? Ook al zijn zij weinig in aantal, toch zijn zij er. Bewijzen zij dat, in de XVIIIe eeuw, mannen van hoge cultuur in zó nauwe aanraking hebben geleefd met de Franse levende taal dat, zelfs in ogenblikken waarin zij het meest zichzelf waren, Franse woorden hun vóór de geest kwamen? Ook hier dienen wij te onderscheiden. Enkele kunnen uit de boeken zijn overgenomen, in zekere zin als ‘techniese’ termen; wie weet of niet de lecturen van Voltaire's Candide ou l'optimisme de eerste aanleiding heeft gegeven tot de ontlening van optimisme en optimist? Ook voor sentimenteel kan de litteratuur de poorten van onze taal hebben geopend, aan het einde der eeuw; idealist kan eveneens een boekenwoord zijn, en cynisme is misschien een omgangswoord, daar het noch in Frankrijk noch bij ons als de naam van een wijsgerig systeem is gebruikt, maar in de overdrachtelike zin van ‘schaamteloze onverschilligheid’. Maar de overige (influenceren, dat ik vooral ken in ‘zich laten influenceren’, utiliseren, impressioneren, concentratie, in de betekenis van ‘het richten van al zijn aandacht’, inconsequent, prejugé) dwingen ons te erkennen dat, ook in de XVIIIe eeuw, en niet uitsluitend in de uitgaande kringen, het levende Frans een rol is blijven spelen, zij het ook een ondergeschikte. Want al kan de latere inburgering van utiliseren zijn toe te schrijven aan het feit | |
[pagina 303]
| |
dat het een lacune in onze woordenschat aanvulde (benutten komt, volgens het Nederlandsch Woordenboek, eerst in de XVIIIe eeuw voor en is waarschijnlik een germanisme), en het succes van influenceren aan de omstandigheid dat wij dat begrip niet door één woord konden uitdrukken, en ook al kan impressioneren zijn gesteund door het als omgangswoord gebezigde deelwoord impressionant, toch zijn ook zij eenmaal voor het eerst gebruikt door iemand voor wie het Frans niet een vreemde taal was. De vraag blijft echter: waren zij alle reeds in de XVIIIe eeuw bij ons in gebruik? Alleen voor sentimenteel en prejugé hebben wij zekerheid daaromtrent. (Wordt vervolgd). J.J. Salverda de Grave. |
|