De Nieuwe Taalgids. Jaargang 28
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit de tijdschriften.
| |
[pagina 286]
| |
De Stem. Julie-Aug. Anthonie Donker beoordeelt in de Poëziekroniek de bundel Tusschen tijd en eeuwigheid van Henriette Roland Holst en Soleares van J. Slauerhoff. - Urbain van de Voorde publiceert als ‘fragment’ een beschouwing over Ruusbroec. - Onder het opschrift Het oude lied van schijn en wezen geeft Dirk Coster een ‘Kroniek over Marsman's “De Dood van Angèle Degroux”-Roman’.
Stemmen des tijds. Julie. A. Hallema publiceert een ‘Wellecom’ en ‘Adieu’ der Antwerpsche Rederijkerskamer ‘per Haecht’ (d.i. Willem van Haecht), in 1577 voor de Prins van Oranje vervaardigd. Aug. C. Tazelaar beoordeelt een aantal romans onder het gezamenlike titel Boeken van dezen tijd, waarbij zich een aantal kleinere boekbesprekingen aansluiten.
Opwaartsche Wegen. Julie. K. Fokkema schrijft over Het nationale element bij Fedde Schurer, als jonge dichter een ‘tolk van de Friese beweging’. Onder het opschrift Ruth in Holland bespreekt J. van Ham de roman Ruth van Jilles Limburg. Aug. J. van Ham schrijft over de betekenis van Het derde Réveil, de term waarmee Heeroma de tegenwoordige letterkundige beweging der christelike jongeren aanduidde. Dezelfde schrijver beoordeelt de bloemlezing Het eeuwige vuur, door S. van der Velde.
Roeping. Julie. In een artikel Kultuurdaden bespreekt Luc. van Hoek een opvoering van Die Eerste Bliscap te Turnhout, in verband met de opvoering van Vondel's Salomon te Nijmegen.
Den Gulden Winckel. Julie. G.H. 's Gravesande publiceert een vraaggesprek Bij Gerard Walschap, die hem over de wording van zijn veelbesproken romans vertelde. - J.C. Bloem beoordeelt, in de Kroniek der Poëzie, zeer ongunstig Een populair dichter, nl. C.S. Adama van Scheltema, van wie onlangs de Verzamelde Gedichten herdrukt werden. Aug. W.A. Kramer prijst de gedichten van J. Greshoff, ‘een ironisch epicurist’. - Gerard van Eckeren acht Eroica, ‘de roman van een revolutie’, door Theun de Vries, een zwak boek. - G. Stuiveling beoordeelt enige dichtbundels (Poëzie in soorten) en het proefschrift van J.C. Brandt Corstius over H. Gorter. - G.H. 's Gravesande beoordeelt het proefschrift van G. Stuiveling: Versbouw en ritme in de tijd van '80. | |
[pagina 287]
| |
De Vlaamsche Gids. Julie. Ernest W. Schmidt (Bij de 100e verjaring der geboorte van Frans de Cort) vraagt aandacht voor deze dichter en gaat na welke invloed achtereenvolgens Béranger, Heine en Burns gehad hebben op zijn werk. Aug. In de rubriek Vlaamsche Letteren bespreekt Lode Monteyne behalve de Volledige werken van Emanuel Hiel, bij zijn eeuwfeest verschenen, een aantal bundels van jongere dichters en dichteressen.
Dietsche Warande en Belfort. Junie. Urbain van de Voorde vervolgt zijn studie over Ruusbroec en de geest der mystiek met een vijfde hoofdstuk over ‘Oostersche en Westersche mystiek’. Aug. Anton van Duinkerken schrijft in de Kroniek uit Amsterdam over de onlangs bekroonde auteurs Slauerhoff, Jan Engelman en A. den Doolaard. - Aug. van Cauwelaert beoordeelt een drietal essayisten: Joris Eeckhout (Litteratuur en Leven), aan wie hij oppervlakkigheid en partijdigheid verwijt, U. van de Voorde, (wiens Essay over Karel van de Woestijne geprezen wordt), en A. van Duinkerken (Twintig tijdgenooten).
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Julie. J. du Plessis-Scholtz beschouwt de Afrikaanse Geskrifte van Louis Henri Meurant uit de jare 1844 tot 1850. - D.F. Malherbe bespreekt uitvoerig en waarderend het proefschrift van Mej. E.T. Conradie: Hollandse skrywers uit Suid-Afrika. Deel I.
Vondelkroniek V, nummer 3. Gerard Brom geeft een beschouwing over Vondel als burger; B.H. Molkenboor over Vondel en Bilderdijk. Een lange reeks interessante Kantteekeningen o.a. over de Salomon-opvoering te Nijmegen, besluit deze aflevering.
Onze Taaltuin. Julie. Jac. van Ginneken verbeeldt zich, in een artikel Wat nu? een aannemelike oplossing van het spellingvraagstuk aan de hand te doen, en trekt heftig te velde tegen minister Marchant in De nieuwste ontwikkelingsperiode onzer dierbare moedertaal. Ook G.S. Overdiep houdt een beschouwing Na het kamerdebat. - J. Klatter ontleedt Een oud liedboek, n.l. een onbekende ongedateerde uitgave uit het begin van de zeventiende eeuw. - G.S. Overdiep vindt in het spreekwoord Ieder meent zijn uit een valk te zijn aanleiding om de zogenaamde accusativus cum infinitivo te bespreken, die niet altijd als Latinisme beschouwd behoeft te worden. - De Taalkaart geldt het woord | |
[pagina 288]
| |
drinken. - B. van den Eerenbeemt bespreekt Vondel und der deutsche Barock van Heinz Haerten. Aug. G. Knop bestrijdt, in een artikel Terschelling een Frankisch land met Friesche kolonies? de opvatting door Heeroma in deze jaargang van ons tijdschrift uiteengezet. - Jan Grauls geeft de oplossing van Een nog niet verklaard Vlaamsch spreekwoord van Pieter Bruegel, n.l. ‘De bloksleeper en den blok sleepen’, d.i. lastig werk doen; later ook: vrouwen trachten te behagen, en in 't algemeen: vleien. - D.J. Huizinga bepleit, tegenover Molkenboer, Bilderdijks objectiviteit, voornamelik ten opzichte van Vondel.
Leuvensche Bijdragen XXVI, afl. 1-2. J.F.J. van Tol handelt Over twee redacties van de Middelnederlandse Sidrac-handschriften.- L. Goemans betwist, tegenover Verdeyen, Het bestaan van een Brabantsche gemeenschappelijke spreektaal in de XVIe eeuw: de taal, in de wereldstad Antwerpen gesproken, had destijds geen gezag over de Zuid-Brabantse steden als Mechelen en Brussel. - In Taalparticularisme of taalverweer? pleit hij voor het behoud van de naamvals-n in Zuid-Nederland, op grond van het nog levende woordgeslacht.
Neophilologus XIX, afl. 4. M. Valkhoff (Sur un suffixe flamand en français, en picard et en wallon) gaat na hoe het Mnl. suffix -kijn in Romaanse streken doordrong. - M. de Jong schrijft Quelques notes sur Camoëns et les Lusiades en Hollande.
Paedagogische Studiën. Julie. In een konservatief getint artikel Provinciale of nationale synode inzake de spelling verkondigt G. van Veen de zonderlinge stelling: ‘de didacticus is bij de verandering in de spelling maar weinig geïnteresseerd’. Dat moge voor de spelling in engere zin voor een groot deel juist zijn,Ga naar voetnoot1) voor de buiging - en daarover gaat de strijd voornamelik! - geldt dat zeker niet.
Indogermanisches Jahrbuch XVIII (1934) bevat een bibliografie over het jaar 1932. G. Streitberg heeft voor de afdeling Germaans gezorgd en daarbij het Nederlands niet vergeten. C.d.V. |
|