De Nieuwe Taalgids. Jaargang 28
(1934)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek en kritiek.Alweer een nieuwe ‘geslachtsregeling’! Het betoog dat een middenweg tussen de oude geslachtsregeling en het beschaafde spraakgebruik wetenschappelik- en pedagogies-onhoudbaar is, omdat elke grondslag daarvoor ontbreekt, zullen wij hier niet herhalen.Ga naar voetnoot2) Wie aan de letterkundige traditie van vóór 1880 gehecht is, kan slechts de geslachtslijst van De Vries en Te Winkel handhaven. Trekt men de helft van de stenen uit het gebouw, dan stort het geheel in elkaar. Nieuwe grondslagen heeft men vergeefs gezocht in de psychologie, in de stilistiek, in de sekse, maar al deze mislukkingen hebben niet verhinderd dat het ‘Comité voor eenheid in de schrijfwijze’ onlangs met een nieuw ontwerp voor den dag gekomen is. De substantieven worden verdeeld in vier groepen: I mannelike (kenmerken: verbogen vorm den, des; vnw. aanduiding hij, zijn) II vrouwelike (kenmerken: verbogen vorm der; vnw. aanduiding zij, haar) III onzijdige (kenmerk: het) IV ‘de-woorden’ (kenmerk: geen buigingsvormen). De deskundige ziet al dadelik de principiële fout dat de voornaamwoordelike aanduiding onverbrekelik verbonden wordt met de nominale classificatie. Kenden de ontwerpers de studieën van Ph.J. Simons en Gerlach | |
[pagina 189]
| |
Royen niet? Vooral na de toelichting en toepassing van deze indeling zou het niet moeielik vallen een vernietigende kritiek te geven, maar voor onze lezers is die vrijwel overbodig. De uitwerking van dit ontwerp zou in hoofdzaak overeenkomen met de lijst van Kluyver-Muller. Als curiosum vermelden wij deze regel, waarmee de ontwerpers het volksonderwijs gelukkig wilden maken: ‘Mannelijk zijn stammen van zwakke werkwoorden, die een krachtig, snel, plotseling, hevig, vijandig, smadelijk doen, bewegen of geluid aangeven; b.v. slag, klap, schop, trap, prik, snauw, smaad, spot, schreeuw, vloek, e.d.’ Men zou kunnen vragen of men voortaan den (manneliken) tik moet onderscheiden van de (vrouwelike) tik, naarmate hij of zij afstraffend om de oren, of vriendelik op de schouder neerkomt. Kollektieve verantwoordelikheid is gemakkelik te dragen, maar wij verbazen ons toch dat taalgeleerden onder dit wanprodukt hun naam wilden plaatsen. Dat het in onderwijskringen instemming zou vinden lijkt ons ondenkbaar. Stellig ook niet in Zuid-Nederland, al wordt er in de toelichting op gezinspeeld dat dit ontwerp vooral met de Zuid-Nederlandse behoeften rekening houdt! Hebben de beide Zuid-Nederlandse ondertekenaars zich daar wel ernstig rekenschap van gegeven? Wij menen te weten dat Dr. Goemans voor Zuid-Nederland het den-gebruik zou willen handhaven bij die substantieven, die met hij aangeduid worden. Voor Noord-Nederland zou die regel natuurlik onbruikbaar zijn; anders zou men moeten spreken van den tafel en den kat. Maar voor het Zuiden? Met nadruk konstateren wij nog eens, dat de hij-aanduiding in de Zuid-Nederlandse volkstaal nooit behoorlik onderzocht is. Waarschijnlik zou daarbij, evenals bij het woordgeslacht, zoveel verscheidenheid aan den dag komen, dat deze grondslag voor de algemene taal onbruikbaar zou blijken.Ga naar voetnoot1) Bij sommige Vlamingen heeft de gehechtheid aan de oude geslachtsregeling een duidelike partikularistiese inslag. Het den-gebruik leeft voort in de Zuidelike volkstaal en mag dus niet dood verklaard worden! Maar dat de gangbare grammatika - met hun instemming! - de helft van die den-vormen (nl. alle nominatieven) dood verklaart, zien ze over het hoofd. Hun | |
[pagina 190]
| |
standpunt zou eisen: òf een konsekwent den-gebruik, op grond van plaatselik taaleigen, òf aansluiting bij het algemeen-beschaafde spraakgebruik, dat ook in het Zuiden veld wint. In beide gevallen dient men te breken met een verouderde casus-leer, die een gezond en vruchtbaar moedertaalonderwijs in de weg staat. C.d.V. |
|