van harte toejuichen, en toch van meening zijn dat Goethe, hoe onafhankelijk van een zekere soort van zedelijkheid, het niet was van iedere. Dat hij integendeel een eigene zedelijkheid voorstond en zijn kunst deed dienen om deze in 't licht te stellen.
Erkent men dit, dan zal men in de bedoelde hollandsche oordeelen niet enkel - hoewel toch ook - een teeken van aesthetische achterstand zien, maar tevens een natuurlijk en gewettigd verzet van de eene zede tegen de andere. Da Costa en de Clercq, Drost en Potgieter hadden volkomen gelijk als zij, het talent van Goethe erkennende, nochtans hun christelijk gevoel in opstand deden komen tegen zijn humanistisch. Ik waag het te gelooven dat zij, zonder uitzondering, beter georganiseerd waren om hem te verstaan dan Bakhuizen en dat in 't bizonder Potgieter, ondanks de huivering waarmee hij sommige christelijke verrukkingen bij hem miste, hem veel inniger, veel dieper genoten en zelfs ruimer begrepen heeft.
* * *
Hoewel de feiten en beschouwingen in dit werk zijn samengevat onder titels als: Sentimenteelen, Nationalen, ‘Journalisten’ en Vertalers, Christen of Heiden, merkt men toch met een oogopslag dat aan de behandeling een chronologische rangschikking van de stof ten grondslag ligt. Sommige namen zijn vetgedrukt, en die zijn achtereenvolgens: Staring, Lulofs, N.G. van Kampen, Bilderdijk, Da Costa, Bakhuizen van den Brink, Potgieter, Busken Huet, Abraham des Amorie van der Hoeven Jr., J.J.v. Oosterzee, C.W. Opzoomer, Allard Pierson, Carel Vosmaer, Jacques Perk, Frederik van Eeden, Nico van Suchtelen, Adama van Scheltema. Voor en tusschen en na de min of meer uitvoerige besprekingen die aan de zoo vermelde personen ten deel vallen, wordt dan dat groote aantal andere besproken dat in een boek als dit niet gemist kon worden. Daar soms, om begrijpelijke redenen, van de strikte tijdsorde wordt afgeweken, is het goed dat de schrijver een register heeft toegevoegd. Was dat er niet dan zou men ook werkelijk sommige mededeelingen die men met belangstelling gelezen had, niet zoo licht terugvinden. Ik denk aan Quacks bespreking van Goethe's sociale idealen, die bij Van Suchtelen ondergebracht is, aan Van Vloten, wiens verhouding tot Goethe men bij de vertalingen zoeken moet.
Bij de feiten zijn er interessante. Zoo de uit Bilderdijks aan-