naar Noord en van Wouden naar Klei op verschillende wijze doorkruist.
Bespreking van al deze isoglossen in biezonderheden zou hier te ver voeren. Daarom alleen een opmerking naar aanleiding van het 6e hoofdstuk, waarin de schrijver doordringen wil tot de diepere oorzaken van de geconstateerde verschillen. In dat hoofdstuk, getiteld ‘Bodem en Taal’, brengt hij beloop en verplaatsing van de isoglossen in verband met bodemverschillen. Inzover deze verschillen economiese tegenstellingen met zich brengen als: immigratie van vreemde arbeiders in veengebied, stabiliteit en traditie in bewoning en bestaansmiddelen op de klei - is dit aannemelik. Gezien echter de waarnemingen op andere dialectgebieden gedaan, zou men op de taalkaart sporen van oude staatkundige indelingen verwachten. Hof denkt daaraan ook wel, maar meent dat de oude deling in drieën, Oostergo, Westergo en Zevenwouden, ten slotte weer wortelde in geologies-economiese tegenstellingen. Men mag trouwens bij het vaststellen van groter conservatisme op de Klei ook niet vergeten dat het kleigebied het verst ‘acteraf’ lag, het verst van de zuidelike en zuid-oostelike delen, die om geografiese redenen het eerst aan invloed van buiten blootstonden.
Hiermee is niet gezegd, dat al die verschuivingen van Zuid naar Noord en van Wouden naar Klei op invloed van buiten berusten. Wel is het eigenaardig en tekenend voor de zeer sterke en op velerlei wijze werkende invloed van het Hollands-Beschaafd, dat vaak die vorm veldwint, die samenvalt of overeenkomt met de algemeen-nederlandse, ook al is hij door autochthone ontwikkeling opgekomen.
Invloed van het Nederlands, speciaal het Hollands, op het Fries komt ernstig in aanmerking bij het plaatsmaken van [u]- voor [y]-klanken in het Fries, waaraan een uitvoerig en zeer grondig bewerkt slothoofdstuk is gewijd. In deze tussen Kloeke en W. de Vries rijkelik bedebatteerde kwestie neemt Hof een bemiddelende positie in. Hij veronderstelt dat er een spontaanfriese neiging tot palatalisering is geweest, die door hollandse invloed werd gesteund. In het biezonder laat hij die friese neiging uitkomen vóór dentale consonanten. In overige posities wijst hij ze vrijwel geheel af, en trouwens ook vóór dentalen heeft volgens Hof stellig hollandse invloed meegewerkt. Het schijnt mij toe dat die hollandse invloed wel wat hoog wordt aangeslagen. Het feit dat ook oorspronkelik korte u, in een woord