De Nieuwe Taalgids. Jaargang 27
(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Spraak en taal. Over dit onderwerp hield Prof. Gerlach Royen een door helderheid uitmuntende voordracht in de Koninklijke AkademieGa naar voetnoot2), waarin hij deze begrippen aldus definieert: ‘Onder taal wordt verstaan het samenhangende kompleks van fonemen, woorden, woordvormen en woordverbindingen, zoals dat ideëel in de menselike psyche aanwezig is; onder spraak wordt verstaan de konkretizering en verbiezondering van die abstrakte taalelementen door de “sprekende” mens.’ Dat is dus niet dezelfde onderscheiding die De Saussure maakte tussen la langue en la parole, ook door Van Ginneken overgenomen. Royen sluit zich nauwer aan bij Gardener's definitie van language en speech. Om de geest van deze voordracht aan te duiden, nemen wij uit de samenvatting de twee volgende passages over: ‘Overduidelik blijkt dat de spraak de leiding heeft. Taal is onbestaanbaar zonder spraak. Taal is de abstraktie uit de spraak van de eenling èn van de gemeenschap. Terwijl de individuele spraakuitingen noodzakelik in talloze realizeringselementjes verschillen, is de taal der onderscheiden individuen van eenzelfde | |
[pagina 335]
| |
gemeenschap im grossen und ganzen toch gelijk. Bij een algemene grotere differentiëring in een spraakgroep ontstaat dialekties verschil van spraak en taal.’.... Stelt men gesproken spraak tegenover geschreven spraak, dan is het gesprokene steeds primair. Schriftelike spraakrealizering onderstelt tenminste een voorafgaand innerlik spreken. Wel kan de schriftspraak zich differentiëren van de gesproken spraak, maar ook die nieuwe, minder of meer, eventueel geheel afwijkende grafiese spraak blijft aan inwendig spreken gebonden. Grafiese spraak onderstelt evenwel niet noodzakelik een ander, minder of meer verschillend taalsysteem dan de gelijktijdig beoefende akoestiese spraak. In hoeverre zo'n spraakdualisme al dan niet bevorderlik is voor de kultuur van een geheel volk, is geen kwestie van enkel of hoofdzakelik linguistiese aard. Schrijfspraak die mutatis mutandis parallel loopt met spreekspraak, behoeft per se niet achter te staan bij een grafiese spraak, die op een archaïsties of op een grammaties-willekeurig taalsysteem teruggaat.
Psychologie du langageGa naar voetnoot1). Wij vestigen de aandacht op deze omvangrijke bundel studies, met zeer rijke inhoud, bijdragen bevattende van niet minder dan 24 geleerden van naam uit allerlei landen, waaronder ook onze landgenoten Jac. van Ginneken en A.W. de Groot. De opstellen, alle in het Frans geredigeerd, zijn gerangschikt in zes rubrieken: I. Théorie du langage. II. Linguistique générale. III. Système matériel du langage. IV. Système formel du langage. V. Acquisition du langage. VI. Pathologie du langage. Bijna ieder die in taalstudie belangstelt, zal hierin dus iets van zijn gading vinden.
Nieuwe proefschriften. Omtrent een drietal proefschriften, waarvan de inhoud voor een goed deel buiten het kader van ons tijdschrift valt, menen wij met een korte aankondiging te kunnen volstaan. P.A. Jongsma koos als onderwerp: Dr. J.H. Halbertsma. Een bijdrage tot de kennis van zijn persoon, zijn denkbeelden en zijn arbeid (Amst. diss. - Sneek - A. Flach - 1933). In twee, vrij mager uitgevallen hoofdstukjes (IV en V) worden Halbertsma's Taalkundige denkbeelden en Halbertsma's Letterkundige Denkbeelden besproken, voornamelik door een reeks aanhalingen uit zijn geschriften. Hij blijkt niet alleen een geestdriftig volgeling van Grimm geweest te zijn, maar ook een scherpzinnig opmerker | |
[pagina 336]
| |
met gezonde denkbeelden over taal en spelling. Door zijn Aan teekeningen op den Spiegel Historiael van Maerlant werd hij een voorloper van de jongere taalkundige school. Raadpleegt men de Bibliografie van zijn geschriften, dan ziet men dat aan Halbertsma's verdiensten voor de beoefening van de Nederlandse taalkunde door deze promovendus - die trouwens geen Neerlandicus is - slechts voor een klein gedeelte recht gedaan werd. De Studien zum Valentin und Namelos. Ein Beitrag zur Geschichte der literarischen Beziehungen zwischen Flandern, Mittel- und Niederdeutschland und Schweden zur Zeit der Hanse van G.J. Dieperink (Amst. diss. - Haarlem - H.D. Tjeenk Willink - 1933) zijn voor Neerlandici in zoverre van belang, dat er in aangetoond wordt hoe alle latere bewerkingen, de Duitse en de Zweedse, teruggaan op de Vlaamse uit het midden van de 14de eeuw, waarvan slechts drie fragmenten bewaard zijn, die volgens de schr. één redaktie vertegenwoordigen. Het nauwe verband van de bewerkingen verklaart hij uit de handelsbetrekkingen tussen de Hansesteden en Vlaanderen. Een belangrijke bijdrage omtrent de verhouding van Noord- en Zuid-Nederland levert het degelike Leidse historiese proefschrift van Cath. C. ter Haar: Nederland en Vlaanderen, Een onderzoek naar de houding der Nederlanders tegenover het Vlaamsche vraagstuk 1830-1873 (Santpoort - C.A. Mees - 1933), waarin naast de politieke en kulturele betrekkingen ook de volle aandacht geschonken wordt aan de taal en letterkunde. Dat blijkt reeds uit de titels van de hoofdstukken: Herleving der Vlaamsche Letterkunde (II), De Nederlandsche Congressen (IV), Tijdschriften en Personen (V). Het brengt dus een welkome aanvulling bij de proefschriften van Blauwkuip en van Vercammen.
Vondels' Gebroeders, met inleiding en aanteekeningen van Dr. C. Catharina van de Graft (Purmerend - J. Muusses - 1933. Prijs f 1.50). Van dit te weinig gewaardeerde drama, door Simons en Kalff terecht geprezen, bestond geen goede afzonderlike uitgave. Mej. Van de Graft, de medewerkster aan de grote Vondeluitgave, heeft, zich aansluitend bij de daar gegeven toelichting, de tekst in moderne spelling overgebracht - zorg dragend niet aan de taal te raken! - en een uitvoerige en degelike inleiding geschreven (blz. III-XVII), waarin voornamelik op de invloed van het Griekse drama gewezen wordt. C.d.V. |
|