De Nieuwe Taalgids. Jaargang 27
(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Assimilatie.De in deze bladzijden gebruikte phonetische teekens, die verklaring behoeven, zijn:
Onder assimilatieGa naar voetnoot1) verstaat men de verandering, die een spraakklank ondergaat door de invloed van een voorafgaande (progressief)Ga naar voetnoot2) of volgende (regressief), waardoor die klanken geheel of gedeeltelijk aan elkander gelijk worden: progressief: [′òpsɛt] opzet, verandering van [z] in [s] onder de invloed van [p]; regressief: [′òbdu.n] opdoen, invloed van [d] op [p]. Bij uitzondering is de assimilatie tegelijk progressief en regressief [òp m pa:rt] op een paard, of ook wederkeerig. Van dit laatste kan men soms in de minder verzorgde uitspraak gevallen waarnemen, b.v. de combinaties [mf,ns]. In woorden als [tri.òmf, kòmfo:r] triomf, komfoor, wordt [m] zeer vaak [ɱ] = lip-tand. Deze wordt in de onbeschaafde uitspraak zelfs [ɱ̂], | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die dan gepaard gaat met een lichte nasaleering van [f]Ga naar voetnoot1). In de dialectische of de onbeschaafde uitspraak wordt [mɛns] mensch tot [mɛ:n̂s], d.w.z. het slot van de verlengde [ɛ] wordt genasaleerd, de [n] wordt gereduceerd en het zachte verhemelte stijgt tijdens de [s] in plaats van aan het begin daarvan. In de regel betreft de assimilatie slechts medeklinkersGa naar voetnoot2). De voor het gehoor nauwelijks merkbare invloed van de klinker op de medeklinker gaan wij stilzwijgend voorbij. Wij volstaan met te herinneren aan het practisch onmerkbare verschil van [k] in koek, kook, kaak, enz., de verschillende lipstand bij [p, b, m] in [pi, pu, ma] enz., evenzoo bij [s] in [spi, spy, spu, sma] enz. tegenover [si, se], enz., bij [x] in [vra.x] en [vru.x], bij [ɡ] en [f] in [ɡru.f] groef en [ɡraf] graf. Overigens behoort de assimilatie door de klinker meer op het terrein van de historische phonetiek thuis. Aangezien de aard van een spraakklank afhangt van de organen, die gebruikt worden, van de wijze, waarop de lucht ontsnapt, en van de aan- of afwezigheid van stem, zijn er drie soorten van assimilatie te onderscheiden: α. organische: [kòɱfo:r] komfoor, enz., of assimilatie van plaats. De organische assimilatie is vooral moeilijk waar te nemen bij twee klanken, die ongeveer op dezelfde plaats gevormd worden, b.v. [st, ʃt, tʃ]. Voor het gehoor maakt het weinig of niets uit, dat in deze combinaties [t] veelal met het blad van de tong wordt uitgesproken, in plaats van met de punt. β. modale, d.i. de explosieve, fricatieve en nasale medeklinkers gaan in elkander over. Deze soort assimilatie moet, gedeeltelijk althans, op rekening gesteld worden van het verschijnsel, dat Sievers Reduction noemt. Daaronder verstaat hij veranderingen, die bepaalde spraakklanken ondergaan, doordat zij belangrijke eigenschappen, die hun karakter bepalen, verliezen. Een gereduceerde [s] is er b.v. een, die de hoofdeigenschap van een fricatief, het wrijvingsgeruisch, verloren heeft; en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
explosief begint langzamerhand op een fricatief te gelijken en lost zich ten slotte vaak geheel in een volgende fricatief op: in de onverzorgde uitspraak kan men [ɡro.s, trɔs] hooren in plaats van [ɡro.ts, trɔts] grootsch, trotsch, met waarschijnlijk de volgende tusschenvormen: [d̥s, d̥̂s, s:, s]. Een voorbeeld, waarbij met [k] hetzelfde geschiedt, vermeldt Menzerath, n.l. het Fransche extraordinaire, dat tot [ɛstr(a)ɔrdinɛ:r] gereduceerd wordt met de tusschenvormen [g̊s, g̊̂s, s:, s]. De reductie kan op twee manieren ontstaan: a. door verwijding van de nauwte met behoud van de luchtstroomdruk; b. door vermindering van de stroomdruk met behoud van de normale nauwte. In de practijk zijn deze moeilijk uit elkander te houden, en het resultaat is hetzelfde. γ. acoustische, d.i. een stemlooze klank wordt stemhebbend, en omgekeerd, b.v.: [′αvda.lə] afdalen, [′αfsa.ɡə] afzagen. Dit wordt ook assimilatie van stem genoemd. Het spreekt van zelf, dat deze drie soorten niet streng gescheiden kunnen worden. De organische en de modale assimilatie hebben b.v. meestal tevens een acoustisch effect. Ook valt er op de benamingen zelf af te dingen: bij organisch wordt niet aan de stand van het zachte verhemelte gedacht: de overgang van [m] in [b] en omgekeerd geldt als modale, niet organische, assimilatie. Evenzoo wordt bij acoustisch de omstandigheid verwaarloosd, dat de stemlippen ook organen zijn, en dat b.v. [m] en [b] niet alleen modaal, maar ook acoustisch zeer duidelijk verschillen. De termen zijn echter in algemeen gebruik, en het zou niet gemakkelijk zijn juistere, die even beknopt zijn, te bedenken. Bovendien kan assimilatie zijn: a. in contact: 1. volledige assimilatie van klanken, die slechts in één opzicht verschillen: [′ɑfvαlə] afvallen wordt [′ɑffɑlə, ′ɑfɑlə]; [òn′mɛnsələk] onmenschelijk wordt [òmmɛnsələk, òmɛnsələk]. (Valt de klem op [òn], dan heeft geen assimilatie plaats: [′ònmɛns] onmensch.) 2. gedeeltelijke assimilatie: [′zαɡduk] zakdoek, [′sleɡbòt] slikbot, [òmbəwüst] onbewust, [òmpαr′tɛidəx] onpartijdig. b. op afstand: 1. volledig: [tə za.mə] te zamen wordt [tə sa.mə] en [sa.mə]. 2. gedeeltelijk: onontwikkelden zeggen soms [ʃɛr′ʒɑnt (sergeant) voor [sɛr′ʒɑnt], en deze gedeeltelijke assimilatie wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volledig in [ʃɛr′ʃɑnt], nu en dan [sər′sɑnt]. Zie Jespersen, Lehrbuch, § 177. Eindelijk nog kan de assimilatie zijn: 1. uitwendig, d.i. invloed van een woord op een voorafgaand of volgend, b.v.: [kòɱ vrɛi] kom vrij, door de invloed van [v] op [m], dus regressief-organisch; [hɛi kòmt so.] hij komt zoo, door de invloed van [t] op [s], dus progressief-acoustisch; [əɲ kɑm bi:r] een kan bier, door de invloed van [k] op [n] en [b] op [n], beide regressief-organisch. 2. inwendig, d.i. de assimilatie beperkt zich tot één woord, b.v.: [kòɱ′fo:r] in plaats van [kòm′fo:r] komfoor, onder de invloed van [f] op [m], dus regressief-organisch; [ònt′fɑɲə] ontvangen, door de invloed van [t] op [v], dus progressief-acoustisch. In de verschillende uitspraken van [′òxtəntblɑt] ochtendblad treft men allerlei gevallen van assimilatie aan: [′òxxəntblɑt, ′òxəntblɑt], dus [t] wordt [t⊣, k̂⊢, x] (progressief-organisch- modaal) en verdwijnt; [′òxənblαt], dus [t] wordt [d] (regressief-acoustisch), die op zijn beurt nasaal wordt (progressief-modaal); de overgangen zijn: [nt < nd < n: < n]. [′òxəmblɑt], dus [n] wordt [m] door de invloed van [b] (regressief-organisch). [′òɡəmblɑt], dus [x] wordt [ɡ] door assimilatie op afstand met [m] (regressief-modaal-acoustisch). Bovendien wordt in alle gevallen vaak de [ə] ingeslikt. Verreweg de belangrijkste assimilatie in onze taal is de acoustische. Wat de fricatievenGa naar voetnoot1) betreft, mag men als algemeene regel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de uitwendige en inwendige assimilatie aannemen, dat zij, vaak in strijd met de spelwijze (finale v en z worden niet geschreven), vóór een pauze of bij samenstooting met een fricatief of stemlooze explosief stemloos blijven of worden. Alleen wanneer zij na een pauze voorkomen of met een klinker of vloeiende medeklinker samenvallen, bewaren zij hun karakter. En zelfs de stemhebbende worden na een pauze halfstemhebbend, d.i. de stem zet niet dadelijk in. Voorbeelden. Vóór een pauze: [lex] lig van liggen, [le.f] leef van leven, [dro.x, we.s, ra.f] droog, wees, raaf tegenover droge, weezen, raven. Vóór een klinker of vloeiende medeklinker: [lɑx e.və] lach even, [blɛiv e.və] blijf even, [blɛiv ma:r] blijf maar; [′lɑxlüst] lachlust, [′wɑs′ɛxt] waschecht, [′prɛizlɛist] prijslijst, [′vle.ze.tənt] vleeschetend, [′knɔflo.k] knoflook, [′drɛivri.m] drijfriem. Vóór en na een fricatief: [strɑf sɑxt] straf zacht, [le.s xra.x] lees graag, [′strɑfsa.k] strafzaak, [′ɑsfɑt] aschvat, [ət e(s) so.] het is zoo. Vóór en na een stemlooze explosief: [mɑx ko.kə], mag koken, [ek xe.f te.kəns] ik geef teekens, [′vli.xpɔst] vliegpost; [ek xa:] ik ga, [ek sɑl] ik zal, [ek fent] ik vind, [′stükxut] stukgoed, [′stro.pfɑt] stroopvat. Na een pauze, klinker of vloeiende medeklinker: [ɡut] goed, [ze:] zee, [va.k] vaak; [ət sɛi zo:] het zij zoo, [zi: ve.l] zie veel, [′o.li.vlɛk] olievlek; [ek kòm ɡɔu] ik kom gauw, [ek sɑl zi.n] ik zal zien, [hɛi kɑɱ vra.ɡə] hij kan vragen, [′kɑmɡa.rə] kamgaren, [′wɛlva:rt] welvaart. Het opmerkelijkst in dit verband is wel, dat de initiale stemhebbende fricatieven stemloos kunnen worden. Dit behoeft echter niet te bevreemden, als men bedenkt, dat zij in vele dialecten stemloos gesproken worden, zonder dat daardoor verwarring ontstaat. De uitspraak [se.p, fi:r] zeep, vier is zeer gewoon. Omgekeerd hoort men ook wel [zup] soep. Bovendien zijn er maar weinig paren van Nederlandsche woorden, die acoustisch alleen verschillen in de initiale fricatiefGa naar voetnoot1). Behalve dat vele van die woorden uit andere talen geïmporteerd zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschilt de beteekenis van deze enkele paren zoozeer, dat in het zinverband de handhaving van het acoustisch verschil weinig waarde heeft. Van de paren met [s - z] tel ik slechts 7 voorbeelden en van [f - v] 8. Het zijn:
Dat de finale fricatieven vóór een klinker of een vloeiende medeklinker hun karakter bewaren, is zeer goed te begrijpen. Immers één van de grondslagen van de uitspraak in onze taal is, dat klanken, die op elkander stooten, zoo mogelijk gelijksoortig zijn of worden, dus òf beide stemhebbend, òf beide stemloos. Wat de fricatieven betreft, is dit zeer goed mogelijk, want het stel van deze medeklinkers is in onze taal volledig in gebruik: [x, s, f] Het komt er dus op neer, dat de uit een stemhebbende fricatief ontstane stemlooze weer stemhebbend wordt, en dat de stemlooze zich om der beteekenis wille handhaaft. Met de explosieven is het anders gesteld. Zij zijn in het Nederlandsch vertegenwoordigd door: [k, t, p] Wat de finale aangaat, zijn zij evenals de fricatieven, vóór een pauze en vóór een stemlooze medeklinker stemloos, ondanks het feit, dat een klein aantal in de spelling op bGa naar voetnoot1) eindigt en een groot aantal op dGa naar voetnoot2). Van deze laatste zijn de meeste verleden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deelwoorden (getrouwd, geleid, benijd, enz.). Het eenige geval, waarin zij, evenals de fricatieven, stemhebbend zouden kunnen worden, zou vóór een klinker of vloeiende medeklinker zijn. De phonologie heeft ons echter geleerd, dat men niet alleen iedere klank op zich zelf moet beschouwen, maar ook de functie van de geheele groep, waartoe hij behoortGa naar voetnoot3). De afwezigheid van [g] tegenover [k] sluit de mogelijkheid uit, dat de stemlooze groep in zijn geheel stemhebbend wordt. En hierin ligt de verklaring van het feit, dat wij in onze taal uitspreken: [ek e.t] ik eet, [də mɛit ɑt] de meid at, [hɛi ri.p i.ts] hij riep iets, [ek mut] ik moet, [ɛp ɛɱ vlut] eb en vloed, ['zɑkmɛs] zakmes, ['bro.tmɛs] broodmes, ['pətlo.t] potlood, ['knepmɛs] knipmes, ['krɑpɛizər] krabijzer, ['lɛpma.x] lebmaag. De uitspraak [eg e.t] enz. zou al heel vreemd aandoen. Tegenover de neiging om de finale explosief steeds stemloos te maken staat die om de stemhebbende initiale als zoodanig te handhaven. Onze taal gebruikt daarvoor: [k, t, p] Het aantal paren woorden, dat met [t - d] en [p - b] begint, is zeer groot. Van [t - d] tel ik er 49, en van [p - b] niet minder dan 94. Een enkel voorbeeld van ieder moge volstaan: duin - tuin; bijl - pijl. Het maakt een groot verschil, of mijn huis omringd is door duinen of door tuinen, en of iemand mij met een bijl gewond heeft, of met een pijl. Het is dus zaak, dat in het zinverband het karakter van de initiale explosief bewaard blijft, hetgeen in overeenstemming is met de omstandigheid, dat in onze dialecten de initiale vaste en losse explosieven nooit met elkander verward worden. Wegens de vereischte gelijksoortigheid past ook de voorafgaande klank zich daarbij aan, als hij niet reeds stemhebbend is, en noodgedrongen wordt [k] zelfs [ɡ]. Dit is dus het eenige geval, waarin een stemlooze explosief stemhebbend wordt. Voorbeelden. Fricatief: [ek fra.ɡ bro.t] ik vraag brood, [ek strɑv bɛina. noit] ik straf bijna nooit, [le.z bukə] lees boeken, ['hoeyzdø:r] huisdeur, ['ɑvda.lə] afdalen, ['lɑgboei] lachbui, ['dra.ɡba:r] draag- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baar, ['mezbɑksəl] misbaksel, ['stravbəpa.lən] strafbepaling, ['gəlvbre.kər] golfbreker. Explosief: [e' du.] ik doe, [eɡ bɛn] ik ben, [əd bro.t] het brood, [e(k) ko.(b) bo.tər] ik koop boter, ['ko.ɡbuk] kookboek, ['va.(d)duk] vaatdoek, ['sto.dblək] stootblok, ['òbdrɑxt] opdracht, ['ò(b)bət] opbod. De [w] neemt in het Nederlandsch een zeer bijzondere plaats in, omdat hij steeds stemhebbend is en er geen overeenkomstige stemlooze klank van bestaat. Sommigen rangschikken hem onder de klinkersGa naar voetnoot1), maar met die opvatting kan ik mij als phoneticus niet vereenigen, omdat het een lip-tand klank is, die òf als een zeer losse explosief, òf als een zeer vaste fricatief wordt uitgesproken. Deze onzekerheid openbaart zich ook bij de assimilatie. Wij hebben hierboven gezien, dat een initiale stemhebbende explosief steeds stemhebbend blijft en de voorafgaande stemlooze klank stemhebbend maakt. Deze regel blijkt niet voor [w] op te gaan bij een voorafgaande explosief. Voorbeelden. Na een explosief: [ek we.t wɑt] ik weet wat, [ɡət wa.kt] God waakt, [sxɛp wa.tər] schep water, [ek hɛp wɛrk] ik heb werk, ['drɑŋkwɛt] drankwet, ['bentwe.fsəl] bindweefsel, ['təpwa.tər] tobwater. Na een fricatief: [e(k)küx wɛl e.ns] ik kuch wel eens, [ɛɱ flɛs wɛin] een flesch wijn, [eɡ bòf wɛrkələk] ik bof werkelijk, [lɑx'wɛkənt] lachwekkend, ['veswa.tər] vischwater, ['strɑfwɛrk] strafwerk, [hɛi vru.ɡ wɑt] hij vroeg wat, [e(k) ki.z wòl] ik kies wol, [eɡ blɛiv wɑxtə] ik blijf wachten, ['vu.ɡwo:rt] voegwoord, ['le.zwɛizər] leeswijzer, ['ɑvwɛndə] afwenden. Uit deze voorbeelden blijkt, dat [w] zich bij de assimilatie onder de vloeiende medeklinkers rangschikt. De vloeiende medeklinker [j] verdient een afzonderlijke bespreking, omdat hij in verbinding met de dentalen en sibilanten aanleiding geeft tot het ontstaan van een volledige groep gepalataleerde medeklinkers, die in onze taal zeer verbreid zijn: [tj, dj, nj, sj, zj] worden resp. [c, j̵, ɲ, ʃ, ʒ]. Zij worden zeer naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voren gevormd, en wel in de boog, d.i. vlak achter het boventandvleesch, dus eigenlijk is [c˫, j˫, ɲ - ] de juiste phonetische voorstelling. Aangezien over de aard van deze medeklinkers verschil van opvatting heerscht, komt het mij gewenscht voor, daaromtrent in het kort mijn meening ten beste te geven. Wanneer men de stemlooze dentale medeklinker [t] op zich zelf uitspreekt, is er bij de ontploffing steeds een glijder, die aan een klinker herinnert, bij normale stand van de lippen die van het Nederlandsch put. Doet men hetzelfde met de stemlooze palataal [c] van [be.cə] beetje, dan hoort men als glijder bij de ontploffing onvermijdelijk een geluid, dat aan stemlooze [j] of zeer losse [ç] doet denkenGa naar voetnoot1). Aangezien [c] in onze taal altijd door een klinker gevolgd wordt, is deze glijder steeds stemhebbend en herinnert derhalve aan [j]. Hetzelfde geldt van [j̵] en [ɲ], en ook van [ʃ] en [ʒ]. De beide laatste klanken zijn verwant aan de palatalen, omdat de vóórtong sterk opgeheven is. Vandaar dan ook, dat zij dezelfde aan [j] herinnerende glijder hebben. Geschiedt de overgang naar de volgende klinker niet geleidelijk, maar blijft de spreker een meetbare tijd bij de glijder verwijlen, dan wordt deze een duidelijk gesproken [j]. Zoo bleek bij onderzoek naar de duur van de Nederlandsche klankenGa naar voetnoot2), dat de twee proefobjecten [hòɲcjə] hondje en [fraɲjə] franje hebben gezegd. Immers de volgende duur in 1/100 sec. werd bij hen gevonden: [j] van [hòɲcjə] 10 7¼, [j] van [fraɲjə] 7¼ 5¼. Het is niet te verwonderen, dat over die meetbaarheid verschil van opvatting kan bestaan, en dat de eene van een [j] zal spreken, waar de andere slechts een glijder meent waar te nemen. Eenerzijds vindt de eerste opvatting steun in het zeer naar voren articuleeren van onze palatalen, waardoor de gelijkenis met [tj, dj, nj] bevorderd wordt. Alleen maken [c, j̵, ɲ] een weekere indruk, doordat de articulatieplaats zich naar achteren uitbreidt, en dus breeder is. Anderzijds is de officiëele spelling niet zonder invloed. Immers omdat er in het geschreven woord altijd een [j] aanwezig is, beijveren velen zich in het spreken naar de letter de glijder duidelijk te laten hooren en dan tevens daaraan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dentale explosief in plaats van de palatale vooraf te laten gaan. De [j] wordt alleen steeds duidelijk gehoord, wanneer een beklemde syllabe volgt: [we.c 'jɛi] weet jij, [bɛɲ' jɛi] ben jij. Zoodra het hoogste punt van het verhemelte als articulatieplaats overschreden wordt, en men dus op het terrein van de velaren komt, wordt het karakter van de medeklinker weder in overeenstemming met de dentaal, d.w.z. de naglijder is niet langer [j]-achtig, maar gelijkt op de klinker van put. De grens is ongeveer het begin van het zachte verhemelte, of zelfs iets daarvóórGa naar voetnoot1). De verkleiningsuitgang [jə] (inwendige assimilatie) heeft andere invloed op de voorafgaande klank dan het voornaamwoord [jə] (uitwendige). a. de verkleiningsuitgang heeft geen acoustische invloed, d.w.z. hij maakt de voorafgaande stemlooze klank niet stemhebbend: [pru.fjə, vra.xjə, ki.ʃə, waʃə, kreʃə, veʃə, kəpjə, bukjə] van proef, vraag, kies, wasch, kris, visch, kop, boek. Ook vóór de in het dialect uitgesproken uitgang [i.] blijft de medeklinker acoustisch dezelfde: [li.fi.] liefje, [mɛisi.] meisje, [nexi.] nichtje. b. het voornaamwoord [jə] onderwerpt zich aan de regels voor [l, r, m, n, w]: [ma.k jə] maak je, [trɛf jə] tref je, [pòx jə] poch je, [veʃə] visch je; maar: [pru.v jə] proef je, [vra.ɡ jə] vraag je, [ki.ʒə] kies je, [mɑɡ jə] mag je. Alleen na [t, ɲ] hebben de verkleiningsuitgang en het voornaamwoord dezelfde uitwerking: [be.cə] beetje, beet je, [vɛɲcə] ventje, (wanneer) vent je?, [fraɲə, kaɲə] franje, kan je. Er is derhalve verschil tusschen [ki.ʃə] kiesje en [ki.ʒə] kies je, [waʃə] waschje en [waʒə] was je, [ko.ʃə] Koosje en [ko.ʒə] koos je, [lɑxjə] lachje en [lɑɢ jə], lag je, [wi.xjə] wiegje en [wi.ɡ jə] wieg je. De [j̵] en [ʒ] komen alleen in uitheemsche woorden voor [j̵əkja] Djokja, [stɛ'la.ʒə] stellage. [ʒ] bovendien in de gemeenzame taal: [waʒə] was je. De organische assimilatie bepaalt zich in het Nederlandsch tot labialiseering, palataleering en velariseering. Labialiseering is: a. lipronding. Deze kan hier onbesproken blijven Ga naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. 1. [n] vóór [p, b, m] wordt [m]: [zɛim pa:rt] zijn paard, [sta.m blɛivə] staan blijven, [a.(m) mu.dər] aan moeder, ['sɛmpəst] seinpost, ['stɑmbe.lt] standbeeld, [a.(m)'mɛrkələk] aanmerkelijk. 2. [n] en [m] worden [ɱ] vóór [f, v, w]: [e(k)kɑɱ fɔutə ma.kə] ik kan fouten maken, [hɛi kɑɱ ve.l] hij kan veel, [kòɱ'fo:r] komfoor, ['klɛɱwo:rt] klemwoord. Dus klinken hetzelfde: kon veel (hɛi kòɱ ve.l du.n] en kom veel [e(k) kòɱ ve.l bɛi əm]. 3. de labiodentale [w] wordt vaak bilabiaal tusschen [p] en een geronde klinker. Vergelijk koop wat en koop worst. De palataleering bepaalt zich tot de hierboven beschreven invloed van [j]. Het geval van velariseering is: [n] vóór [k, x, ɡ, r = huig-r] wordt [ŋ]: [əŋ ko.nəŋ] een koning, [vɑŋ xlo:r] van chloor, [kɑŋ ɡa.n] kan gaan, [mɛiŋ ra.t] mijn raad tegenover [mɛin ra.t] (punt-r), ['wɑŋklɑŋk] wanklank, ['ònɡünst] ongunst, ['trɛiŋrɛis] treinreis. L.P.H. Eijkman. |
|