Vri = zeer?
Als antwoord op de vraag in deze jaargang, blz. 222 verschafte de heer F.H. d'Angremond ons de volgende gegevens: De combinatie vrij onverveert vindt men ook in een Liedeken van Van der Noot (Vermeylen: Leven en Werken van Jonker Jan van der Noot, blz. 40):
Des morgens in den oosten,
Die tsnachts waren beswaert
Deur sijn claricheyt troosten.
De verbinding vrij stijf vindt men vs. 476 van het Batement vander Katmaecker: ‘Gadieu! nu gae ic vrij stijf’, waar Prof. Stoett vri als zeer verklaart. Vgl. ook Mariken van Nieumeghen, vs. 675: ‘Betael vri spelyc en siet op een oneffen mite niet’. Leendertz vat hier vr op als ‘gerust, zonder aarzelen’.
Bekend is de 16de-eeuwse betekenis van vri: voorzeker, waarlik voorwaar. Doordat in de hierboven opgesomde plaatsen vrij in zull een bijzondere positie is, heeft men willen veronderstellen, dat 't he volgende woord in zekere mate nader bepaalde; maar is het niet even goed mogelijk, dat het ook daar alleen maar beteekent: voorzeker voorwaar, en het er volstrekt niet staat om het volgende woord te bepalen, maar dat het eerder metri causa is neergeschreven? Vs. 5 en 6 van 't Wilhelmus zouden dan eenvoudig beteekenen: Ik ben een Prins van Oranje, voorzeker onbevreesd. En ook de andere plaatsen krijgen zoo goeden zin.
Voor later tijd zou men dan nog kunnen denken aan een regel ui Poot's Akkerleven: ‘Schoon ze vrij al wijder gaept’.