De Nieuwe Taalgids. Jaargang 27
(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Haar-kultuur.Er wordt heel wat gesold met haar, d.w.z. met dit voornaamwoord. Voordat we evenwel het tegenwoordige gebruik eventueel ook misbruik van dit pronomen iets nader gaan beschouwen, zij het ons toegestaan enige bekende feiten summier in herinnering te brengen. In de oudgermaanse talen fungeerde het oorspronkelik refleksieve zijn als enig en algemeen possessivum van de derde persoon. Dit zijn korrespondeerde derhalve niet enkel op een mannelike en onzijdige ‘bezitter’, maar deed ook dienst als possessief bij een vrouwelik nomen of pronomen, en bij alle meervouden; - gelijk tans nog het wederkerende zich indifferent is ten opzichte van het genus en het numerus der antecedenten: ‘hij oefent zich, zij oefent zich, het kind oefent zich, zij oefenen zich’. Het ons bekende Middelnederlands vertoont nog sporen van die vroegere één-vormigheid: ‘Caritate en soect nerghen sijn ghewin. Vier gaven stappans sinen geest.’ Maar afgezien van zulke sporadiese zijn-gevallen, is in de 13de eeuw hare (heure enz.) reeds hèt possessief bij alle meervoudige antecedenten, alsmede bij het vrouwelik enkelvoud. Of dit voormiddelnederlandse ongedifferentieerde zijn dialekties nog voortbestaat, mogen anderen beslissen. Alleen zij het volgende opgemerkt. Daar in saksiese en zuidelike dialekten vrouwen vaak met hij worden aangeduid, mag men het daaraan beantwoordende zijn niet zo maar met het archaïeke sijn bij feminina identificeren. Gelijk men weet, is het bezittelik hare in oorsprong enerzijds de genitief (-datief) enkelvoud bij het vrouwelik personale si; anderzijds de genitief meervoud bij het indifferente pluraliese si. Bij attributief gebruik viel dit dubbelsoortig genitivies hare funktioneel samen met de adjektiviese attributen, en kon het ten slotte als bijvoeglik pronomen worden opgevat en verbogen. (Vergelijk in het latere Latijn cujus, cuja, cujum). Maar reeds in de 15de eeuw kreeg het meervoudspossessivum haar een mededinger in hun (hen), dat geneties de datief meervoud is bij het personale si. In de 16de en ook nog in de 17de eeuw gebruikte men dit bijvoeglik hun en haar door elkander. (De Statenbijbel kent slechts haar = ihr in het Duits). | |
[pagina 290]
| |
De grammaire raisonnée profiteerde van die dubbelheid, en beperkte het bezittelike hun tot maskulina en neutra. Daarentegen werd haar voorgeschreven, wanneer het antecedent een meervoudig femininum wasGa naar voetnoot1). In het levende, ongereglementeerde ‘Hollands’ evenwel, verdrong hun ten slotte het oude pluraliese haar over de hele lijn. Maar toch niet helemaal! Immers naast het volbetoonde hun bleef 'r voortbestaan als de proklitiese pendant. Dialekties handhaafde zich heur, of een klankvariant, bij alle meervouden. In zulke dialekten is een bezittelik hun onbekend. Ook het meervoudige personale hun: haar werd kunstmatig onderscheidenGa naar voetnoot2). Hoe nu staat het tegenwoordig met het persoonlike en bezittelike haar.... op papier? Wanneer men ziet hoe ten spijt en ten spot van alle grammatiese voorschriften haar zich misdraagt in dagbladen en elders, dan heeft het alle schijn dat deze ‘vrouwelike’ Streber een nieuwe toekomst tegemoet gaat. Nochtans mag men niet elk haar over éénzelfde kam scheren! I. In het algemene spraakgebruik is haar altijd enkelvoudig, zowel bij persoonlike als bij bezittelike funktie. Onder invloed evenwel van sekse en grammatika komt haar ook heel veel voor als meervoudige sekse-aanduiderGa naar voetnoot3). Dit pluralies haargebruik heeft vanzelf niets ongewoons in de gebieden, waar heur het enige meervoudspossessivum bleef. Terwijl toch de heurdialektsprekers bij hun koinê-gebruik hun als de normale vorm aanvaarden (bij maskulina en neutra), nemen ze haar (bij meervoudige feminina) over volgens de spraakkunstige leer.... en hun eigen dialekties taalgevoel. Ik geef slechts enkele voorbeelden van het ‘seksuele’ haar: ‘Zoo min mogelik wilde hij echter deze meisjes, die nu eenmaal tegen haar wil in zoo'n tehuis geplaatst worden, in haar eer en goeden naam raken’ (De Tijd 23 X '30). ‘De twee dwaashoofdjes zijn na het verhoor naar haar ouders teruggebracht’ (L. Dagbl. 21 III '29). ‘De duce tusschen een paar alleraardigste wijnboerinnetjes in haar schilderachtige volksdracht’ (Msb. 2 X '31). | |
[pagina 291]
| |
‘De deelnemers [geen ‘deelneemsters’?] aan den kookcursus in haar heiligdom’ (Msb. 23 X '31)Ga naar voetnoot1). Enz. enz. Het beschaafde spraakgebruik vereist telkens hun. Dat dit journalistiek-grammatiese haar niet zonder voorbedachten rade gepleegd wordt, moge uit twee voorbeelden blijken: ‘Indien de inspecteurs en schoolopzieners hun (haar) medewerking verleenen, zal het euvel spoedig bezworen zijn’ (N.R.C. 26 IX '30). ‘En natuurlijk hebben laatstgenoemden [= niet-katholieken] gaarne hun (haar) handteekening gegeven..’ (Centrum 23 IV '33). Een aardig literair voorbeeld met komplikatie is: ‘'t Viertal, Jet, Noes, Jeanne en Lien, slenterde weer over straat, haar armen vol atlassen, boeken en schriften’ (Top Naeff). Al is ‘'t viertal’ enkelvoudig, ze zijn toch met ‘haar’ vieren. Het seksuele haar bij dieren komt uit den aard der zaak minder voor: ‘Als moede schapen naar haar eindelijken stal’ (P.C. Boutens). ‘De wijfjes zwemmen zonder rusten de rivier op, de mannetjes achter haar aan’ (J. Feith). In het volgende voorbeeld kan haar ook om het vrouwelike woord zijn gekozen: ‘Klapwieken duiven met haar blanke zwingen’ (Hel. Swarth). Het seksuele speelt echter geen rol in: ‘De raven.... stuwen traag ten horizont haar hongerigen tocht’ (Pr. v. Langendonck). Ik besluit met een ‘dierlik’ enkelvoud: ‘Daar treurde een vinkje bij haar gaaike dood. Toen schreide 't vinkje: haar gemis was groot’ (J. Perk). - ‘Vink’ is mannelik. Het behoeft geen betoog, dat zelfs in dagbladen ondanks hun grammaties geroutineerde korrektors, natuur en leer de buit vaak eerlik delen, bij namen van vrouwen: ‘Vier dames wachten bovendien nog op de behandeling van hun zaak.... De dames kunnen haar schoonen gang gaan, zooals de heeren moordenaars dat al lang deden’ (Tijd 3 I '30). ‘Later kwamen | |
[pagina 292]
| |
vrouwen van werkloozen met haar kinderen naar de stempellokalen, waar zij de kinderen binnenbrachten en achterlieten met de mededeeling, dat zij geen kans zagen, van de nieuwe uitkeering hun kinderen nog langer te voeden’ (Msb. 30 VIII '32). ‘Daar hadden een groep Graalleden in hun kleurige uniformen zich met haar vlaggen opgesteld en gaf vanaf het bordes van den hoofdingang een vlaggenhulde’ (Msb. 25 IV '33). ‘Midderwijl zaten Wies en Lena met haar mannen naar z'n nalatenschap te snakken. Zij hadden Oom Chris vanmiddag weer op visite gehad en ze moesten hun zakdoek in hun mond stoppen, om 't niet uit te proesten’ (Utr. Cour. 3 VI '33). Wat van de possessieven geldt, geldt ook van de personalen: ‘Zij wil katholieke meisjes boven de 14 jaar beschermen tegen alle gevaren die haar geluk bedreigen.... Zij wil hen vormen tot degelijke christenvrouwen en moeders.... Zij wil die meisjes bewust godsdienstig maken, ze fijn beschaven en ontwikkelen op ieder gebied’ (L. Dagbl. 23 XI '31). ‘En als dan de colleens (Iersche meisjes) kwamen om haar emmers en kannen te vullen, dan weigerde hij hen tot de pomp toe te laten. Naderden zij toch, dan bespatte hij ze met water.... Maar als zij hem dan een kus beloofd hadden, dan vulde hij zelf de emmers voor haar’ (Msb. 22 X '32). ‘Zij [= filmsterren] allen bang, dat de roem hun ontstolen zal worden, dat een film ergens valt, dat een concurrent meer succes heeft dan zij, dat een regiseur genoeg van ze krijgt, dat een producer haar oud vindt worden.... Neen, het is geen pretje, filmster te zijn. Voor henzelf in de allerlaatste plaats’ (Centrum 26 II '33). In letterkundige geschriften is deze afwisseling van hun (hen) en haar, bij eenzelfde auteur in eenzelfde zin, heel gewoon. Het lijkt ons echter overbodig dit met voorbeelden te stavenGa naar voetnoot1). II. Het spraakkunstige haar-voorschrift betreft evenwel niet alleen vrouwelike personen en hun namen, maar alle feminina zonder onderscheid. Daarom schrijven spraakkunstig-geschoolden: ‘De zes uitgenodigde mogendheden hopen heden gereed te komen. Maandag en Woensdag zouden dan haar besluiten aan de voltallige commissie worden voorgelegd’ (Msb. 11 I '30). ‘Eerzame vigelantes, die hardnekkig haar onsterfelijkheid verdedigen....’ (Msb.). ‘De a.s. gemeenteraadsverkiezingen. Haar beteekenis | |
[pagina 293]
| |
in bepaalde gemeenten’ (L. Dagbl. 3 VI '31). Enz. Ook in boeken komt dit grammatiese haar voor bij feminina pluralia. Dat nochtans de beste en meest spontane schrijvers ook hier hun taal niet verspraakkunsten, kan niet verwonderen. Zo schrijft b.v. Van Ginneken in zijn Grondbeginselen: ‘Alle afwijkingen in de dialecten en bij de schrijvers vinden hierin hunne verklaring’ (156). ‘Dat blijkt b.v. zonneklaar uit.... de.... vermijding van al te sterke uitdrukkingen, en de bewuste cultiveering van 't euphemisme in hunne plaats’ (111). Toch komen ook bij deze auteur naast zulke gevallen van normale spontaneïteit, voorbeelden voor van grammatiese bezonnenheid: ‘De Middeleeuwen hadden trots al haar groote fouten een Christelijke cultuur’ (Grondb. 110). En van hyperkorrektheid: ‘De klanken van een viool zijn er ook om haar zelfs willen’ (12). ‘Een echte cultuurkring toont ook in haar taal haar innerlijke zelfbeheersching, haar opvoeding, haar zorg voor den vorm, haar beleefdheid en voorkomendheid’ (111)Ga naar voetnoot1). III. En zo wordt ons vertrouwen in de genuiene spraakkunstigheid van menig haar vaak ernstig geschokt, omdat de ongrammatiese haar's epidemies worden. Enkele variërende gevallen mogen dit aantonen. 1. Ik begin met meervouden van maskulina: ‘Het zou getuigen van meer vertrouwen in haar levensleer, als de confessioneelen dezen stap naar den strafrechter achterwege hadden gelaten’ (Msb. 3 XI '32). ‘Op haar nachtelijke strooptochten maken de smokkelaars bij voorkeur gebruik van de voetpaden door de weiden en tuinen. In hun haast vergaten zij echter....’ (Msb. 29 XI '32). ‘Terwijl de officiëele sociaaldemocraten intusschen haar gevaarlijken concurrent.... den communist almeer ziet opdringen’ (Msb. 25 VI '31). ‘.... waar zoovéél mogelijk alle zinnen tegelijk haar bevrediging vinden’ (Kruisbanier 3 XII '31). Enz. We zullen de psychologiese roerselen, waaraan al zulke ongrammatiese haar's hun aanzijn verschuldigd zijn, niet trachten te ontleden. Van de smokkelaarszin was de schrijver mogelik een limburgse heur-spreker; of dacht hij aan ‘-bende’? In de zin der ‘sociaal-democraten’ derailleerde òf de auteur òf de zetter. Blijkens ‘ziet’ is het woord demokratie het authentieke of het | |
[pagina 294]
| |
subkonsciënte onderwerp. Bij de eerste en laatste zin laten we de gissingen aan anderen over. 2. Onzijdige meervouden met haar schijnen blijkens mijn knipsels zeldzamer te zijn: ‘Dat de vele protestantsche kerkgenootschappen tot dusver nog geen Concordaat wisten te sluiten is vooral te wijten aan haar hopelooze verdeeldheid’ (Msb.). ‘Programma's, waartegen de katholieken keer op keer moeten protesteeren vanwege haar antichristelijk karakter’ (Kath. Radio Gids 7 V '31). ‘Zoo gaan hier ook als 't ware die bloempjes sjiek gekleed;.... haar dracht, haar kleederdracht dus, is sjiek, netjes, mooi’ (G.M.A. Jansen, Taalboek II 179). - Vgl. nog de ‘moederlanden’-zin sub III 3 e. Mogelik dacht de schrijver in de eerste zin aan ‘kerken’. Maar al is bij het afwijkende haar-gebruik invloed van synoniemen of andere bijgedachten zeer goed mogelik, wie zal het onkontroleerbare met zekerheid achterhalen! Een enkel ingewikkelder geval moge de overgang vormen naar haar bij onzijdige en mannelike enkelvouden: ‘En wèl meenen wij te hebben bewezen, dat geen enkele verkeerssoort, noch het railvervoer, noch het scheepstransport, noch het motorverkeer self-supporting kan genoemd worden, maar dat zij ieder op hare beurt door den Staat met belangrijke bedragen zijn en worden ondersteund en bevorderd’ (Msb. 11 I '33). ‘Hiervoor kwamen naar de grootte van haar overschot achtereenvolgens in aanmerking: Vrijheidsbond met 35550, Herv. Ger. Staatspartij met 33813, R.K. Staatspartij 32709, Verbond Nationaal Herstel met 30329,.... Communisten met 6598, Christ. Hist. Unie 4879 en Vrijz. Dem. Bond met 2830’ (Msb. 27 IV '33). 3. Onzijdig enkelvoud: ‘Want het nationale kabinet, dat een jaar geleden door Mac Donald gevormd werd om het land door de moeilijkheden der tijden heen te voeren, heeft haar taak nog allerminst vervuld’ (Msb. 29 IX '32). ‘Dat het gemeentebestuur van Helmond door subsidie deze uitgave hielp mogelijk maken, strekt haar tot eer’ (Tijd 17 XI '28). ‘Het Bestuur van het Nederlandsch Medisch Missie Comité heeft ons reeds bij haar oprichting haar krachtige steun tot bestrijding dier ziekte toegezegd’ (St. Antonius XII '30). ‘Wij stellen op hoogen prijs wat het college van Curatoren voor onze Roomsche Universiteit deed. Wij bewonderen haar werkkracht en energie. Maar ze zou beter gedaan hebben, af te blijven van zaken waarvoor ze blijkbaar de bevoegdheid mist’ (Tijd 7 IX '30). | |
[pagina 295]
| |
‘Het Congres is niet alleen belangrijk voor de deelnemers.... maar ook voor dat Volk zelf, dat vol vertrouwen ziet naar haar jeugd, die haar toekomst zal gaan bouwen’ (Circulaire Groot-Ned. Verbond). ‘Alleen een geweldige ruimte met een moderne outillage kan een dergelijk massaal en grootsch opgezet leekespel tot haar recht doen komen’ (Maandagmorgen 17 V '32). - In de schone letteren komen zulke gevallen bijna niet voor: ‘Het rhythme vormde, het rhythme dwong, bande de reeksen klanken in haar sterke greep’ (D.A.M. Binnendijk). a. Er is reeds meermalen op gewezen, met name door Ph. J. Simons, dat bij ‘kollekties’ het pronomen haar zeer gewild is. De kollektie kan zelfs gepersonificeerd worden: ‘Bij de 17e R.S.D. door de Unie van R.K. Studenten-Vereenigingen georganiseerd, fungeert het R.K. Studentencorps ‘St. Olof’ als gastvrouwe’ (Msb. 12 II '33). Het maakt geen verschil tot welk genus het gebezigde kollektienomen behoort. Het mannelike ‘raad’ krijgt bij voorkeur haar: ‘Tegenover de journalisten verklaarde Tardieu, dat de Ministerraad haar vast besluit niet verborgen hield om....’ (Tijd 3 IV '30). ‘Laten wij hopen, dat deze redactieraad door de leden gesteund worden in haar opzet....’ (J. Limb. 15 VIII. '31). ‘Naast de zorg voor deze geestelijke waarden heeft de staat ook haar bemoeiingen met het materieele welzijn van het volk’ (Msb. 5 IV '33). ‘De K.R.O. verzekert ons herhaaldelijk in haar blad de drager te zijn van de katholieke cultuur. Moge zij zich dan ook de taak, die zij op 't gebied der Musica Sacra te vervullen heeft, bewust zijn’ (St. Greg. blad IV '33). (Vgl. onder II ‘cultuurkring: haar’). Mogelik oefende in het tweede voorbeeld ook ‘redactie-’ enige invloed uit op de keuze van het voornaamwoord. In de eerste zin sub 3 moet men misschien rekening houden met ‘regering’ als synoniem van ‘kabinet’; terwijl in de volgende zin het eerste deel van ‘gemeentebestuur’ (plus nog de stad ‘Helmond’?) de keuze van haar kan bevorderd hebben. Maar al zou dat zo zijn, er blijven nog gevallen genoeg over, waar zo'n hypothetiese ‘uitleg’ zelfs niet mogelik is. b. Dagbladen krijgen ook haar, ter ere van hun Redaktie(?)Ga naar voetnoot1): ‘Veeleer dan de organisaties heeft daarom De Tijd haar geweten eens te onderzoeken’ (Het Kath. Schoolbl. 23 III '33). ‘Hoe | |
[pagina 296]
| |
Het Volk aan dien onzin komt? Wij zullen haar om te beginnen de eerste ontdekking in haar eigen woorden laten vertellen’ (Tijd 25 I '29). ‘Dat Het Volk zich heeft ingelaten met een geinteresseerde, die haar niet de volle waarheid verteld heeft’ (ald.). ‘Elk in ons land verschijnend dag- en weekblad drukt dagelijks op haar voorpagina's 'n paar kernachtige woorden af’ (Msb. 23 VII '32). ‘Na te hebben geschreven, dat het haar niet afschrikt dat de Communisten versterkt in het nieuwe Parlement terugkeeren,.... besluit het blad’ (Msb. 28 IV '33). In de voorlaatste zin ontspoort de schrijver-jurist (Mr. J.G. Steneker) van het distributieve enkelvoud elk naar het meervoudige ‘voorpagina's’, alsof alle was voorafgegaan. Een soortgelijke ontsporing is: ‘Iederen Zondag kwam een van hun zoons - dochters hadden ze niet - met hun vrouw en kinderen op bezoek’ (Centrum 25 II '33). c. In verband met het kollektie-haar zij nadrukkelik gewezen op de z.g. constructio ad sensum, die psychologies van eenzelfde maaksel is: ‘Onder de bemanning heerscht eveneens agitatie, die waar te nemen is bij de herkenning van hunne kameraden’ (Msb. 11 II '33). ‘Sophia van Brabant.... had aan de Duitsche ridderorde.... toevertrouwd, de relikwieën der heilige te bewaren. In hun kerk te Marburg, kweten zij zich, drie honderd jaar lang, van hun vromen plicht, totdat Philip.... hun met geweld den H. Schat ontnam’ (Msb. 19 XI '31). ‘Nooit werd schrijnender gedemonstreerd, dat al wat wij der jeugd niet leeren in hun prille leerjaren, later.... met wreede wapenen tegen ons zich keert’ (Jan Feith). ‘De sneeuwvlokken oefenen aantrekkingskracht uit op de jeugd, die nu eens terdege hun hart kunnen ophalen’ (Jongensopstel 2de klas). ‘De tweeling Benny en Wiesje gingen hun stoeltje halen en kropen heel dicht bij Grootmoeder’ (J. Stud. Bl. 15 X '32; 1e-klasser). - Vgl. de ‘sociaal-democraten’-zin sub III. De overgang van enkelvoud naar meervoud bij het type ‘de raad: ze besloten; de menigte: ze liepen’ is psychologies geen onoplosbaar raadsel. Gelijk de vrouwelikheid van de persoon gemeenlik het onzijdige woord bijv. ‘het meisje’ overheerst, zo wordt het enkelvoudige kollektiviteitsnomen gemakkelik door het meervoudsbegrip op de achtergrond gedrongen. Dit kan nog te eerder gebeuren, wanneer het singulare vergezeld gaat van een plurale: ‘Er kwamen een vijftigtal soldaten’. ‘.... een volle korenaar...., waarvan reeds de helft der | |
[pagina 297]
| |
korrels overrijp zijn uitgevallen’ (Grondbeg. 135)Ga naar voetnoot1). Maar de journalist blijft liever grammaties ‘korrekt’: ‘men bedenke, dat een reeks speciale wetjes tegelijk met de Rijksbegrooting onderzocht moet worden’ (Msb. 23 IX '32). - Vgl. de merkwaardige ‘groep Graalleden’-zin sub I. Ook hier kunnen zich verwikkelingen voordoen: ‘een portemonnaie inhoudende pl.m. f 20 en een tweetal gaspenningen, welke lag op den schoorsteenmantel in haar woning’ (Msb. 5 XII '32). ‘De vliegende familie, zooals Hutchinson en zijn gezin thans genoemd wordt, is veilig en wel in Engeland teruggekeerd na door den treiler ‘Talbot’ gered te zijn. Bij haar terugkeer in de Engelsche hoofdstad genoten de luchtreizigers veler belangstelling’ (Centrum 27 IX '32). - Ik vermoed dat haar terugslaat op ‘den treiler Talbot’. Of slaat het op ‘familie’? d. Schepen worden graag onder engelse(?) invloed vrouwelik genomen: ‘Hoog boven water steekt de achtersteven van de Bretagne, die met haar neus aan den grond zit’ (Msb. 3 III '33). ‘Terwijl twee schepen met de De Zeven Provinciën meevaren, nl. De Orion en De Gouden Leeuw, gaan de Java, Evertsen en de Piet Hein haar tegemoet’ (Msb. 11 II '33). ‘Hierbij dient terloops te worden opgemerkt, dat de De Zeven Provinciën steeds de Nederlandsche vlag heeft gevoerd gedurende haar tocht langs Sumatra’ (ald.). ‘Maar de goede groote Noordam, onze sprookjesreus, die ons op zijn rug voert en met veertien mijls laarzen naar het beloofde land toedraagt, weet beter. Reeds zestien jaar sinds haar geboorte.... rent zij heen en weder tusschen Rotterdam en New-York’ (Louis Carbin). ‘Het schip uit haar koers, natuurlijk’ (De Lach 5 V '33). e. Bij landen en steden is het haar-gebruik oud, ten dele zelfs internationaal. Reeds in het Middelnederlands nam men steden-namen meestal vrouwelik (vgl. stat, stede vr.), maar ook wel onzijdig. L.C. MichelsGa naar voetnoot2) houdt franse en engelse invloed voor waarschijnlik; wij denken ook, zelfs nog eerder, aan klassieke invloed: ‘Opent uw hart voor Indië en haar bevolking’ (Film). ‘Spanje onder haar nieuw bewind’ (L. Dagbl. 23 IV '31). ‘Het Hollandsche imperialisme, dat de millioenenmassas in Indonesië uitbuit en haar beste zonen in de malariakampen van den Boven- | |
[pagina 298]
| |
digoel tot een langzamen vergiftigingsdood veroordeelt’ (Tribune 5 XII '30). ‘Er zijn moederlanden, die zich danig over haar ondankbare kinderen te beklagen hebben’ (Msb. 22 XII '31). ‘Rotterdam, het is treurig maar waar, Deed met de Kali en Ford eenigszins raar; Men verandere haar naam nu zoo, Dat men haar noemt: Califordio’ (H. Post 25 IV '31). Enz. enz. 4. Bij een mannelik enkelvoud blijft haar in dagbladen tot de zeldzaamheden behoren - men zie raad en andere dewoorden onder III 3 a -; in boeken daarentegen ontmoette ik dit haar meer dan eens; ofschoon weer minder dikwels dan ze, zij, waar we straks op terugkomen: ‘Er is maar één Stadskelder welke, sedert menschenheugenis door prima kwaliteit van haar wijn en gedistilleerd algemeen bekend is’ (Utr. Cour.). ‘.... te controleeren, of de door ons veronderstelde taalstrijd ook in schriftelijke bronnen haar reflex heeft gevonden’ (Kloeke, De Holl. expansie 77). ‘En weemoed met haar bleek-verweende trekken’. Vgl. ‘Dit zijn de dagen van weemoed, lief! Ze dauwt òp me, van alle kant’ (M. Metz - Koning). ‘waar.... elke winkel sportartikelen in haar uitstalkast heeft’ (G.v. Hulzen). ‘.... en ook de meidoorn met haar rood en wit bloemenhart’ (dez.). ‘Gelijk een danserstoet, die zelve is bekoord met haren fieren trant’ (J.W.F. Werumeus Buning). - ‘Had Lodewijk Coornvelt eerst met den stoom gespot, langzamerhand begon hij haar te haten’ (J.v. Ammers-Küller). ‘Wat den Hoogen Raad betreft, hij begreep voldoende dat deze hare maatregelen zou treffen’ (Visser v. Wouw). W. Moens schreef van de vrede: ‘Laat haar komen tot u’. En L. van Deyssel had met: ‘De schoone herfst is er nog, in al haar deelen’, al een voorbeeld aan Bosboom - Toussaint: ‘toen de herfst kwam met hare gure dagen’. De femininizering van nacht is in poëzie schering en inslag: ‘Nog had de nacht haar wieken niet ontvouwd’ (J. Perk). Enz. Wie zal de juiste verklaring geven van al deze gevallen? ik bedoel van al de voorbeelden die in dit artikel werden aangehaald. Bij de mannelike enkelvouden speelden mogelik synoniemen een rol. Bij stadskelder zou men bijv. aan ‘herberg’ kunnen denken; bij weemoed aan ‘droefheid of deernis’, bij winkel aan ‘zaak’, bij meidoorn aan ‘bloem of plant’; bij danserstoet aan ‘rei of rij’. Bij de andere nomina maken we liever geen onderstellingen, al ligt de femininizering van een woord op -e ‘vrede’ in het Vlaams voor de hand. Mogelik richtte herfst zich naar lente; | |
[pagina 299]
| |
en vormt de vrouwelike nacht een tegenstelling met de mannelike dag. Wie echter niet gediend is van dit soort ‘personifikatie’, verwijst liever naar het duitse ‘die Nacht’. Enz. L.C. MichelsGa naar voetnoot1) stond indertijd ook al voor het haar-probleem! Maar hoe scherpzinnig diens betoog ook zijn moge, om de haaraanwas(!) te verklaren, zijn hypothese is zeker niet afdoende voor alle gevallen. Michels had trouwens vooral het oog op het persoonlike haar bij neutra. Hij ging uit van een zinstype als dit: ‘Daar het bestuur met alle krachten naar dit doel had gestreefd, was het voor haar een grote voldoening....’. Welnu, zo meende hij, ‘voor het’ kan men niet zeggen; ervoor is meestal te zwak, want ‘bij ook slechts de geringste nadrukkelikheid voldoet dit niet aan de eis’; hetzelve komt niet meer in aanmerking, daar het nu ‘eenmaal grondig om hals gebracht’ is; de herhaling van het naamwoord (‘het bestuur’) is in veel gevallen stilisties niet te rechtvaardigen. Men moet dus wel bij een niet-onzijdig voornaamwoord terecht komen. Na verder te hebben uiteengezet, waarom het maskulinum minder geschikt is, meent Michels dat de Nederlanders ‘die krachtens een erfenis van eeuwen slechts een kunstmatig onderscheidingsgevoel bezitten tussen mannelik en vrouwelik genus’, vanwege het suum cuique bezorgd zijn ‘om toch maar vooral genoeg vrouwelike pronomina te bezigen.’ Dit angstig bevoorrechten van een onspraakkunstig en onwerkelik haar zou kunnen vergeleken worden met het hyperkorrekte gebruik van de akkuzatief-n in de nominatief. Ph. J. SimonsGa naar voetnoot2) denkt er geheel anders over: ‘Een evolutie van de laatste tijd is, dat bij het haastige schrijven in de journalistiek en examenstudie het officiële geslacht van de kollektie en de abstraktie niet meer in een woordenboek werd opgezocht maar eenvoudig vrouwelik werd genomen.’ Hierbij valt op te merken, dat dit opzoeken van het officiële en tevens werkelike genus volstrekt overbodig is bij onzijdige woorden als ‘het kerkgenootschap, het programma, het kabinet, het bestuur, het kollege’ e.a. Het genus van maskulina als | |
[pagina 300]
| |
‘konfessionelen, smokkelaars, sociaal-demokraten’ is ook zonde woordeboek algemeen bekend. En wanneer iemand ‘den stoom’ schrijft, of ‘den Raad’, dan schakelt zo'n spraakkunstelende auteur door die maskulinizering het ongrammatiese vrouwelik reeds uit. Wij ontkennen niet, dat ook een land, gelijk Simons zegt ‘als natie’, en een weeshuis ‘als levende have een kollektie’ is Wij menen slechts, dat bij zulke onzijdige kollektie-woorden en bij de aangehaalde mannelike nomina, de oorzaak van haar niet zit in een niet-geraadpleegd woordeboek, maar in iets anders in iets buiten het onzijdig en mannelik naamwoord om. Het gebezigde nomen wijkt voor een andere voorstelling, en dàn is het wel denkbaar, dat ‘het vrouwelik geslacht intuïtief (wordt gekozen als het iets moeilik grijpbaars geldt nl. de kollektie en de abstraktie. Daarom is er ook het onbepààlde aan verwant en wordt dit een (meervoudig) ze.’Ga naar voetnoot1) Wanneer Simons goed gezien heeft, dan mag of moet hier ook haar bij meervouden genoemd worden. Het meervoud is niet alleen dikwels iets algemeens en onbepaalds, het is ook een kollektie Toch willen we hiermee allerminst beweren, dat alle onder III 1-4 aangehaalde voorbeelden zo mòèten verklaard worden. Er werd trouwens reeds op andere mogelikheden gewezen. Bij pluralia heeft men c.q. zeker rekening te houden met het dialekties heur-gebruik, en met ‘klankherstel’ in het proklitiese 'r of d'r, dat de klankvolheid inboette. In kranten is ‘haar’ dikwijls een slaafs vertaald duits ihr. - Overigens zal men bezwaarlik in alle voorbeelden sub 4 een kollektie of abstraktie kunnen zienGa naar voetnoot2). Dan is er nog iets. Naast de haar-maskulina uit boeken komen in veel groter aantal literaire maskulina voor met ze en zij. Ook dit gebruik of misbruik vraagt om uitleg. Een uitleg die des te moeiliker is, omdat men meestal niet weet, of die letterkundige zij's en ze's bedoeld zijn als de juiste toepassing van de grammatiese leer, of als iets anders. We laten enkele voorbeelden volgen van mannelike dingnomina met zij of ze: S. Falkland zegt van een mast: ‘ééns, toen het wimpeltje onder water dook, zwiepte zij omhoog met een reuzenschelvisch’; en Visser van Wouw van een ‘watervliegtuig’: | |
[pagina 301]
| |
‘De groote vogel cirkelde twee, driemaal rond, hoog boven die plek, dan wendde zij zich terug, naar de zee....’. ‘Natuurlijk, de tekst was verouderd; zij diende hem alleen nog om datums.... op te slaan’ (dez.). ‘Deze invloed is dan ongetwijfeld veel jonger dan de Hollandse; zij dateert uit de laatste tijd’ (Gielen, N. Taalgids XXV 166). ‘De trein blijft, nadat ze bij Goppenstein uit de groote tunnel komt....’ (G.v. Hulzen). ‘.... en de zoom Van 't kleed, ruischt ze niet 's morgens over 't veld’ (H. Gorter). ‘Ik voelde tastend langs de zwarte wand, En kil was ze als gezicht van doodenzweet’ (Annie Salomons). Enz. De auteur beschouwde wand blijkbaar(?) als vrouwelik. H. Lapidoth-Swarth maakt het ons nog moeiliker, als ze schrijft: ‘Waar de molen zingt met haar zoet geklaag’. Is ‘molen’ voor deze schrijfster een femininum? Ja, zegt de ene, want men vindt in ‘Roemeensche Volksliederen en Balladen’ ook: ‘En als je hem gesproken hadt, o Zuster! van de molen’. ‘Dan hoor ik suizlen niet van veer De wieken van de molen meer’. Maar een ander maakt dat ja uiterst onzeker, door op andere molen's te wijzen uit diezelfde bundel: ‘De thijm bloeit zoo mooi bij den molen’. ‘Bij den molen waar 't pad van den heuvel loopt op....’. - Quid ad casum? Wanneer P.H. van Moerkerken schrijft: ‘In haar zilveren kandelaars.... waren de beide waskaarsen kort afgebrand’, dan is dat grammaties-traditioneel puik in orde; juist als ‘de dames zochten haar handwerkje’. Maar deze letterkundige wordt pseudogrammaties, wanneer hij zijn spraakkunstige kennis aanwendt in: ‘de rozestruiken bogen haar doornige twijgen’. Spraakkunst wordt niet straffeloos gekultiveerd! Ongetwijfeld zou een systematies onderzoek nog wel meer letterkundige haar's aan het licht brengen, die in botsing komen met de schoolse voorschriften. Voor zover ik uit mijn ‘toevallige’ aantekeningen kan oordelen, is het onspraakkunstige gebruik van het enkelvoudige ze en zij bij letterkundigen iets frekwenter dan het ‘foutieve’ gebruik van haar. In dagbladen schijnt de verhouding juist andersom te zijn!.... vanwege het ‘haastige schrijven’? De literaire voorbeelden van hij, hem, zijn bij grammatiesvrouwelike woorden doen echter de gevallen van zij, ze, haar bij enkelvoudige maskulina numeriek in het niet zinken. Hier wint de hollandse natuur het zeker van de nederlandse leer! P. Gerlach Royen O.F.M. |
|