Junie. Deze afl. brengt het slot van bovengenoemde voordracht. - J. Greshoff beoordeelt o.a. de Gedichten van Jac. van Looy en Calando van A.W. Grauls.
De Stem. Mei. Onder het opschrift Laat naturalisme bespreekt U. van de Voorde de roman Moeder, waarom leven wij? van Lode Zielens.
Junie. Een artikel van F.A. Brunklaus is getiteld Ary Prins en het geheim van den regen. De bedoeling van deze titel blijkt uit de zin: ‘Ary Prins had den moed het leven te zien in al zijn vreemde angstwekkendheid.’ - De Poëziekroniek van Anthonie Donker behandelt Greshoff, de dichter en de journalist. Dezelfde auteur veroordeelt Du Perron's Uren met Dirk Coster als ‘een minderwaardig schrijfsel’.
Studiën. Tijdschrift voor Godsdienst, Wetenschap en Letteren. Mei. Joh. Heesterbeek vervolgt zijn studie Gedichten op Christus' lijden in de zeventiende eeuw. Hij gaat dat motief na in de poëzie van Vondel, Anslo en Vollenhove.
Stemmen des tijds. Junie. In zijn kroniek Boeken van Nieuwe Zakelijkheid bespreekt C. Tazelaar, na een algemene beschouwing over de ‘histoire romanée’, een viertal boeken: Rembrandt van Theun de Vries, Jan Steen van C.J. Kelk, Jan Compagnie van Arthur van Schendel en De IJzeren Maarschalk van Constant van Wessem.
Opwaartsche Wegen. Mei. K. Heeroma bespreekt in een artikel Dichterschap en Levensbeschouwing de laatste dichtbundels van Jan Engelman (Tuin van Eros), Jan H. Eekhout (Doolagiën) en Leo van Breen (Lyriese Portretten).
Junie. In een artikel Stad en Land prijst J. van Ham de ‘psychologiese en realistiese beschrijvingskunst’ van Jan Rooselaar.
Roeping. Mei. F. von Oldenburg Ermke bespreekt o.a. een prozabundel van Henri Bruning: De Vraat van het Geluk; Alex Campaert de dichtbundel Stormfakkels van Hendrik de Vries.
Eigen Volk. Mei. Een uitvoerig opstel van W. de Jager geeft Iets over veemarbeiders en hun taal, met veel interessante gegevens over deze groepstaal.
Den Gulden Winckel. Mei. In de Kroniek van het Proza beoordeelt Gerard van Eckeren de romans Redding van H. Robbers en Verloren Volk van Johan Theunisz.