De Nieuwe Taalgids. Jaargang 27
(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Aankondigingen en mededelingen.De Mélanges de Philologie, offert à J.J. Salverda de Grave, uiteraard grotendeels gewijd aan Romanistiese studie, bevatten enige bijdragen op Nederlands gebied, nl. D.C. Hesseling: P. de Wakker van Zon en Voltaire, waarin aangetoond wordt dat Bruno Daalberg's roman Jan Perfekt in hoge mate afhankelik is van Voltaire's Candide. - J. van der Elst behandelt De rithmiese periode in het Nederlandse vers. J.W. Muller spreekt Over tautologieën in het Nederlandsch, een onderwerp waarop Salverda de Grave de aandacht gevestigd had (Ts. v.N.T. en L. XXIII). C.G.N. de Vooys deelt beknopt de uitkomsten mede van een onderzoek, door zijn leerlingen ingesteld naar De Franse woorden in de brieven van Wolff en Deken, als pendant van de studie op dit gebied door Salverda de Grave en Elzinga.
Het Wilhelmus. In het Gedenkboek ‘Wilhelmus van Nassouwe’ schreef Dr. P.N. van Eyck een grondige studie over Het Wilhelmus (blz. 225-270), waarin hij achtereenvolgens bespreekt: de inhoud, het karakter, het geschiedkundig waarheidsgehalte, het gedicht en de dichter, het Wilhelmus als lied van den Nederlandschen opstand, en het Wilhelmus als volkslied. Op goede gronden betoogt hij dat Marnix de dichter niet geweest kan zijn.
Van Mierlo's Beknopte Geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche Letterkunde. Nu Van Mierlo nog geen tijd en gelegenheid gevonden heeft om zijn uitvoerige Geschiedenis der Oud- en Middelnederlandsche letterkunde om te werken, besloot hij de Beknopte Geschiedenis opnieuw te doen verschijnen, in herziene uitgave (Antwerpen - Standaard-boekhandel; 's Hertogenbosch - Malmberg - 1933. Prijs 30 fr.), die 26 blz. meer telt dan de vorige en op allerlei punten bijgewerkt is. Hoewel wij de vroeger geuite bezwaren tegen de opzet van dit boek handhaven (vgl. N. Taalg. 23), kunnen wij dit met kennis en zorg samengestelde studieboek aanbevelen, ook wegens de nuttige, tot de laatste tijd bijgewerkte litteratuuropgaven.
Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande. Dit folkloristiese, hagiografiese en ikonografiese standaardwerk van Karl Meisen (Düsseldorf - L. Schwan - 1931) zou meer dan een korte aankondiging verdienen, als de stof niet grotendeels buiten het kader van ons tijdschrift viel. Het is een produkt van Duitse | |
[pagina 237]
| |
degelikheid en vlijt, dat zowel door het onderwerp als door de talrijke, mooi uitgevoerde illustraties ongetwijfeld onze lezers interesseren zal. Merkwaardig is dat de schrijver met een goed gedokumenteerde kritiek het onmogelike van een Germaansmythologiese Sinterklaas-verklaring aantoont: de verering van deze Klein-Aziatiese bisschop is uit het Zuiden en het Oosten afkomstig: de latere gebruiken zijn uit oude legenden verklaarbaar. Aan deze legenden en hun invloed op de litteratuur en het toneel heeft de schr. een afzonderlik hoofdstuk gewijd (blz. 216-334). Het blijft opmerkelik dat die invloed in de Mnl. letterkunde zo gering is; behalve in de vertalingen van de Aurea legenda en van Caesarius' Dialogus is er geen spoor van aangetroffenGa naar voetnoot1), terwijl toch, ook blijkens de interessante toegevoegde kaarten, de Nederlanden, in de bekendheid en de verering van deze heilige, voor geen andere landstreek onderdeden. |
|