Vrij = zeer?
De bekende regel uit het Wilhelmus: ‘Ben ick vrij onverveert’ geeft aanleiding tot verschillende uitleg. Dr. P. Leendertz verklaarde vrij als ‘zeer’; Dr. P.N. van Eyck (Het Wilhelmus blz. 229) betwist dit, en keert terug tot de oudere opvatting: ‘onafhankelijk’, dus als adjektief. Hij beroept zich op de Franse vertaling (franc), en op het gezag van Dr. J.A.N. Knuttel, die in het materiaal van het Ned. Wdb. geen spoor van vrij in de betekenis van ‘zeer’ aangetroffen heeft, en durft zeggen ‘dat dit gebruik nooit bestaan heeft.’ Hoewel dus overtuigende bewijsplaatsen ontbreken doet het tegenwoordige vrij = tamelik, dat al bij Halma voorkomt, een ouder versterkend bijwoord vrij onderstellen. Mogelik is een eerste spoor te vinden in de Mnl. koppelingen vri-edel en vri-eigen, waarin uit de verbinding van synoniemen een versterkend lid kon ontstaan. Een ander spoor levert de door Van Eyck aangehaalde plaats uit Van der Noot, waar vry onverdroten voorkomt. Maar om te beslissen of dit gebruik reeds in 1568 gangbaar was, en om dus stellig uit te maken wat de dichter van het Wilhelmus bedoelde, zouden meer bewijsplaatsen nodig zijn. Weet wellicht een van onze lezers die in zestiende-eeuwsche teksten aan te wijzen?
C.d.V.