bijvoorbeeld door bijv., ten opzichte van door t.o.v., die, helaas, bij ons algemeen gangbaar zijn, mij tegen de borst stuiten. In één woord: ik houd van schrijven als een kunst die men beoefent met ernstig, geduldig zoeken; ik heb eerbied voor de lezer. En daarom hindert het mij dat men verband legt tussen vereenvoudiging van spelling en verwaarlozing van de stijl; dit verband - ik herhaal het - bestaat niet.
Verlang ik dan een deftige, schoolse, onnatuurlike geschreven taal, die vreemd is aan hen die mij lezen, die geheel verschillend is van de gesproken taal? Schrijven is een kwestie van tact: niet plat en niet hoogdravend. Wij moeten luisteren naar de stem, die in ons leeft, maar het stromende water van onze klanken moet, als wij schrijven, gaan door de filter van ons nadenken.
Eerbied en zorg voor de gesproken taal, die wij van onze ouders hebben geleerd, die de levende bron is waaruit de geschreven taal telkens nieuwe en frisse jeugd put; eerbied en zorg voor de taal die wij schrijven en die onmisbaar is om ons op te voeren tot een hoger leven.
Vergis ik mij niet, dan leidt een goed begrip van de verhouding die tussen beide bestaat langs twee wegen tot vereenvoudiging der spelling. Vooreerst overtuigt het ons dat taal in de eerste plaats klank is, een waarheid die onomstotelik blijft, hoe een der laatste tegenstanders van vereenvoudiging er ook aan heeft gemorreld, en dat de symboliese afbeelding van de klank door middel van letters op de taal en haar ontwikkeling geen, of een zeer vluchtige, invloed heeft. De klank is het eerst gegevene, en naar de klank moet zich de spelling regelen; niet omgekeerd. Het wanbegrip dat van den vader correcter is dan van de vader, omdat het geschreven wordt, kan geen stand houden in de geest van hem die weet hoe gesproken en geschreven taal zich tot elkander verhouden. Hoe juister het beeld de klank weergeeft, des te beter beantwoordt de spelling aan haar bedoeling.
En ziehier een tweede steun die een klaar inzicht in het probleem dat wij behandelen ons geeft: het doet ons beseffen dat het verschil tussen gesproken en geschreven taal in iets anders bestaat dan in het vasthouden, bij het schrijven, aan verouderde woorden en vormen en aan klanken uit een vroegere periode, waardoor men de afstand tussen beide kunstmatig vergroot, en waardoor men het volk van het geschrevene vervreemdt. Hoe meer men de kinderen - en de grote mensen - dwingt anders te spellen dan men spreekt, des te moeiliker zal men hun leren waarin het eigen karakter van het geschreven woord bestaat, en dat de geschreven taal, in haar oorsprong dezelfde als die welke wij spreken, daarvan alleen afwijkt omdat zij de uiting is van ander geesteswerk.
Fragmenten uit een Haarlemse rede.
J.J. Salverda de Grave.