De Nieuwe Taalgids. Jaargang 27
(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
J.M. de Hérédia en G. Gossaert.Het is mij onbekend of de overeenkomst tusschen ‘Le bain’ van J.-M. de Hérédia en G. Gossaert's ‘De Centaur en de Oceaan’ al eerder iemands aandacht heeft getrokkenGa naar voetnoot1). Hoewel Gossaert het thema zeer zelfstandig bewerkt en veel oorspronkelijker blijft dan in sommige zijner gedichten, waarin haast al te duidelijk het geluid van Swinburne doorklinkt, moet het Fransche sonnet, dunkt me, de aanleiding geweest zijn tot het ontstaan van Gossaert's prachtig gedicht. Ter illustratie volge hier in zijn geheel het vers van Hérédia; van Gossaert citeer ik alleen de overeenkomstige coupletten. Le bain.
l'Homme et la bête, tels que le beau monstre antique,
Sont entrés dans la mer, et nus, libres, sans frein,
Parmi la brume d'or, de l'âcre pulvérin,
Sur le ciel embrasé font un groupe athlétique.
Et l'étalon sauvage et le dompteur rustique,
Humant à pleins poumons l'odeur du sel marin,
Se plaisent à laisser sur la chair et le crin
Frémir le flot glacé de la rude Atlantique.
La houle s'enfle, court, se dresse comme un mur
Et déferle. Lui crie, il hennit, et sa queue
En jets éblouissants fait rejaillir l'eau bleue;
Et, les cheveux épars, s'effarant dans l'azur,
Ils opposent, cabrés, leur poitrail noir qui fume,
Au fouet échevelé de la fumante écume.
Doch hij, met kalmen lach, grijpt onvertsaagd, sterkhandig,
Zijn ruige manen vast, bedwingt zijn drift en, vlug,
Met eenen breeden zwaai bespringt hij, naakt, 't stilstandig
Nu lijdzaam wachtend dier den breede' en naakten rug!
Dan stuurt hij zeewaarts in. En waar, in lage reven,
De laffe branding breekt, blijft hij, uitdagend, staan
En machtig, brons op bruin, tot ééne leest verheven,
Bespot hij, een centaur, den machtlooze' oceaan.
Wel ziet hij, diep in zee, uit de even waterwellen,
Een kleine spitse golf, al naar zij nader rent,
Gestaâg verkleurend tot een machtgen breker zwellen
Al grommlende in zijn borst een duister dreigement....,
En dan, uitbundig, barst het hoog gegier van 't water,
En 't brieschen van den hengst, die worstelt om een steê,
Met zijn' metalen lach saam uit in één geschater
Dat opklimt uit het schuim, en uitschalt over zee!
Sneek. F. Jansonius. |
|