De sage van Radulfus van Wijnen.
Aansluitend bij 'n bladvulling in dit tijdschrift 1932, blz. 9, geef ik grif toe dat ik me verlezen heb met uit Ramnusia: Rammisia te maken. Ménilglaise blz. 416 had me kunnen voorlichten: Rhamnusia est un surnom de la déesse Nemesis, qui avait un temple a Rhamnus, bourg de l'Attique. Dus dezen naam evenals die van Heracles, Hector en Achilles, die ook in het antwoord der pastores voorkomen, zijn op rekening van Lambertus te schrijven (cap. XVII).
Daarmee is echter nog niet bewezen dat deze twee verzen niet teruggaan op 'n dietsche bewerking van de saga, zelfs in verzen, als vermoedelijk geschreven. Ook Iperius (± 1383) kent de geschiedenis van Radulf van Wijnen maar ontleent ze niet aan Lambertus Andrensis, en geeft ons enkele afwijkende bijzonderheden ten beste.
In caput XV verwittigt ons Lambertus duidelijk genoeg dat hij èn gesproken èn geschreven overleveringen in zijn Historia opneemt: Circumspectis lectis et relectis omnibus tam flandriae quam Boloniae chronicis, si qua sunt authenticis, auditis etiam et intellectis plurimorum narrationibus antiquorum et fabulis....
Daar Lambertus in ± 1200 schrijft en de gebeurtenissen uit cap. 17 rond 1025 plaats grepen is de saga-onderstelling toch daardoor alleen reeds gewettigd. Ik kan dus niet goedvinden wat er i.l.c. gezegd wordt: of er onder dit M. Lat. kleed 'n Germaansch epos schuilt wordt wel heel twijfelachtig. Door mijn verlezing wordt dat zeker niet twijfelachtig: zelfs, indien men geen geschreven bron vooropzetten wil, dan moet men toch 'n volksche overlevering aannemen die Lambertus zoo, en Iperius 'n beetje anders overlevert. Van 'n epos (laat staan 'n Germaansch epos) had ik trouwens bij deze saga niet gerept, wel van: 'n historisch lied (Taal en Letteren 1926, blz. 184) van: 'n historisch schimp- of spotlied of: 'n episch gezang (blz. 186).
Antwerpen.
D.A. Stracke S.J.