Verners regel. In het Hagu is n.l. de beginconsonant van de syllabe stemhebbend bij lage toon, bij hoge toon daarentegen stemloos. Eenzelfde verband tussen toonhoogte en stem meent hij dan op te merken in het Oergermaans en komt zo tot de conclusie, op geheel andere gronden dan b.v. Boer, dat de ‘grammatiese wisseling’ uit chromaties accent te verklaren is. De vergelijking van Hagu en Oergermaans hinkt echter in bedenkelike mate: in het Oergermaans toch is juist de stemloze consonant van het begin van de geaccentueerde syllabe stemhebbend geworden.
E.W. Scripture vergelijkt in een artikel ‘English Speech Molecules and Analogues in Greek Metrics’ de rythmiek van het Engels en het klassieke Grieks. Overtuigd tegenstander van de term ‘versvoeten’, erkent hij intussen, dat de ‘centroïden’, de syllaben met de grootste energie gesproken, gewoonlik op gelijke afstand van elkaar liggen. Hij komt tot het merkwaardige resultaat, dat al de metriese schema's van het Grieks in het Engels zijn terug te vinden. De experimenten, waarop dit resultaat berust, hebben alleen rekening gehouden met duur en kracht.
H.D. Bouman zoekt het verschil tussen de vocaal van ndl. beet en die van bit daarin, dat de hoge componenten bij de eerste vocaal meer intensiteit hebben dan bij de tweede. Voor de niet-experimentalist is het de moeite waard op te merken, dat de gehoor-indruk van de gezongen vocaal - door instrumenten gewijzigd - bij de proeven het beslissende moment was.
Eelco Huizinga beschrijft de trucs van een nederlands buikspreker en laat zien, hoe deze virtuoos het klaarspeelt om met weinig beweging van de lippen te praten, maar tevens hoe buiksprekers door psychologiese handigheden - b.v. het afleiden van de aandacht naar de z.g. sprekende pop - de illusie voor het publiek aannemeliker maken.
Elmer L. Kenyon heeft in 1927 proeven genomen over de beweging van het schildvormig kraakbeen bij stijging van de toon. Totnogtoe was men eenstemmig van mening, dat de toon steeg bij neerwaartse (en voorwaartse) beweging van dit kraakbeen, omdat zulk een beweging de stembanden sterker spande. Kenyon's waarnemingen wezen echter uit, dat deze algemene opvatting onjuist is, en dat een neerwaartse druk van het schildkraakbeen op het ringkraakbeen juist verlaging van de toon ten gevolge heeft. G. Oscar Russell heeft deze waarnemingen gecontroleerd en juist bevonden. Een leerling van Russell, John