De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
Uit de tijdschriften. (mei-junie).De Gids. Mei. A. Cornette beoordeelt Een inleiding tot Karel van de Woestijne, door Joris Eekhout. Junie. De Kroniek der Nederlandsche Letteren van M. Nijhoff handelt over de dichters Bloem, Boutens en Hendrik de Vries.
De Nieuwe Gids. Mei. J.B. Schepers bespreekt Bredero's jeugdwerk en jeugd, o.a. de versjes die hij in 1607 schreef in Vaenius' Emblemata, en een mogelike reis naar Antwerpen. Ook handhaaft hij Bredero's auteurschap van de twaalf ‘Sonnetten van de Schoonheyt’. Junie. Het vervolg van Schepers' artikel behandelt voornamelik de gedichten, aan Margriete, zijn eerste echte liefde, gewijd. - J.A. Russel doet mededelingen over Hooft, Vondel, Boutens in English translations, nl. vertaald door Prof. Grierson, in een bundeltje, getiteld The Flute. - Kloos geeft Historische bespiegelingen en mededeelingen over zich zelf.
Groot-Nederland. Mei. Frans Coenen schrijft een artikel Frits Hopman ter herinnering, waarin hij vooral waardering vraagt voor Hopman als kunstenaar.
De Stem. Mei. Urbain van de Voorde schrijft over August Vermeylen en wij, bij zijn zestigste verjaardag. - Dirk Coster karakteriseert Drie dichters, namelik Geerten Gossaert, A. Roland Holst en M. Nijhoff. Dezelfde auteur behandelt in een artikel De moderne poëzie in Nederland de dichters Herman van den Bergh, Marsman, Slauerhoff en Hendrik de Vries. Junie. In het Critisch Bulletin beoordeelt Anthonie Donker het eerste deel van Querido's roman Het Volk Gods.
Stemmen des Tijds. Junie. Bij de herdenking van Pol de Monts sterfdag wijst C. Tazelaar op de betekenis van deze overgangsfiguur in de Vlaamse letteren. Aan het overzicht van zijn werk knoopt hij een bespreking vast van zijn laatste geschrift, De gouden distel, een bundel legendariese verhalen. | |
[pagina 221]
| |
Opwaartsche Wegen. Mei. J. van Ham noemt De Twijfelaar van J. Limburg Een merkwaardig debuut. - J. Haantjes overziet Het jaar in Zuid-Afrika 1931, waarin o.a. verschenen de dichtbundel Tria corda van T.J. Haarhoff en de romans Booia door Jochem van Bruggen, Frans door P.J. Groenewald en Loutervure door D.F. Malherbe. - H. van der Leek beoordeelt de dichtbundel Het ingekimde land van H. de Bruin. Junie. Onder het opschrift Poëzie bespreekt J. van Ham voornamelik de bundel Het betere land van A. Wapenaar.
Roeping. Mei. Anton van Duinkerken polemiseert tegen de heer Van Rooijen, naar aanleiding van het door deze beoordelaar scherp veroordeelde spel Triangel van Albert Helman. Junie. Anton van Duinkerken schrijft onder de titel Polemische Pinksterzegen over de verschillende beoordeling van het Katholieke openluchtspel, j.l. Pinksteren opgevoerd. - M. Molenaar bespreekt Gezelle's Eros van Urbain van de Voorde. - G. van Rooyen beantwoordt de aanval van Duinkerken.
Vragen van den Dag. Junie. P. Leendertz toont zich ingenomen met de Grondbeginselen van Van Ginneken, blijkens zijn artikel De spellingstrijd in nieuwe banen.
De Vlaamsche Gids. Junie. Een opstel van Omer Van Audenhaege over Tony Bergmann geeft een ‘geslachtsboom’ van de gehele familie Bergmann en biezonderheden over de ontwikkeling en het letterkundige werk van de bekende Vlaamse schrijver.
Tijdskrif vir Wetenskap en Kuns, X, afl. 3. J.J. le Roux bestrijdt opnieuw Malherbe in een artikel Nogmaals vorm en inhoud.
Den Gulden Winckel. Mei. In de Kroniek van het Proza beoordeelt R. Houwink de roman Het leven dat wij droomden van Maurice Roelants. - M. Mok schrijft over een drietal bundels Revolutionnaire Poëzie. - N.J. Beversen noemt de Inleiding tot de hedendaagsche Nederlandsche letterkunde van Roel Houwink ‘een slechte handleiding’. Junie. J.C. Bloem beoordeelt onder het opschrift Vorm of vent drie bundels essay's, van J. Greshoff, M. Nijhoff en D.A.M. Binnendijk. - Houwink's Kroniek van het Proza is gewijd aan C.J. Kelk's biografiese roman Jan Steen. | |
[pagina 222]
| |
Eigen Volk. Mei. J. Rasch ontleent aan een Franse studie een Nieuw overzicht van al wat Volkskunde omvat. - J.R.W. Sinnighe geeft aanvullingen bij Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk. - Jozef Cornelissen geeft Enkele beschouwingen over Brabantsche familienamen. Junie. J.H.P. Jacobs stelt de vraag Wat gebeurt er met het Maastrichtsch? waarbij hij wijst op de invloed van het algemene Nederlands en het onvermijdelike verdwijnen van oude woorden.
Haagsch Maandblad. Mei. Een kort opstel van J.L. Walch, getiteld Onze jongste dichters, is voor het grootste deel een overzicht in vogelvlucht van de oudere generatie.
Studiën. Tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Mei. II. Duurkens besluit zijn artikel over Die Eerste Bliscap van Maria, waarin de biezonderhden van de opvoering en de aesthetiese waardering ter sprake komen.
Vondelkroniek, III. No. 3. Ter gelegenheid van de Amsterdamse Universiteitsfeesten wijst B.H. Molkenboer op Vondel's gedicht De inwijding van 1632, dat hij afdrukt en toelicht. - J.F.M. Sterck houdt, tegenover P. Maximilianus vol, dat De oorspronkelijke Gijsbreght een vertoning van de mis zou bevatten. - G.A. Nauta geeft Kantteekeningen bij Den Gulden Winckel. Verder bevat de aflevering een aantal Boekbesprekingen.
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Jan. J. Jacobs bestudeerde Een litteraire Brusselsche tongval uit de 13e eeuw in een Brabantse rekening van 1298. - Amaat Joos geeft een verhandeling Over de Spreekwoorden, met een groot aantal voorbeelden. - Lambrecht Lambrechts schrijft over Een Vlaamsche Vorm van de Brabançonne.
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde LI, afl. 2. Jan de Vries vervolgt zijn Studiën over Germaansche mythologie met een afdeling over Franeker en Vroonlo. - A. Beets verklaart overtuigend de uitdrukking Een vaantje in 't gelag, waarin vaan devier streepjes zijn, die aanwijzen dat men voor vier ‘maten’ in het krijt staat, en dus ook een bepaalde portie bier. - J.F. Vanderheyden toont aan dat Potter zijn vier graden van liefde aan een Latijnse bron ontleende. - B.H. Erné bestudeerde De rijmen in drie kluchten uit de zestiende eeuw, en gaf op grond | |
[pagina 223]
| |
daarvan een kijkje in de techniek van de rederijkerskunst. - G.A. Nauta schrijft nog eens over Blictri; W. de Vreese verklaart het woord faberdom als begeleidend gezang.
Tijdschrift voor Taal en Letteren XX, afl. 2. Gerard Brom geeft enige Aantekeningen bij Revius. - H.H. Knippenberg besluit zijn artikel Bilderdijk herdacht als dichter. - J.F. Vanderheyden ontdekte Nog een Nederlandsch ‘Vado mori-gedicht’ in een Brussels handschrift. - Jos. J. Gielen behandelt nog eens De g-h-wisseling in het Zeeuws. Een aantal Boekbesprekingen vormen het slot.
Neophilologus. Junie. Het derde gedeelte van A.W. de Groot's studie over Rhythmus behandelt achtereenvolgens de duur van de ritmiese periode, het aantal dalingen van een ritmiese periode, in verschillende soorten van taal en in de muziek, en ten slotte de samenhang van heffingen en dalingen, de zogenaamde ‘voeten.’ Leuvensche Bijdragen XXIII, afl. 3 en 4. Bijblad. J.F. Vanderheyden bespreekt o.a. de uitgave van K. Boudewijns' Prieelken der Gheestelijker Wellusten. - Jan Gessler beoordeelt de Toponymie van Opwijk door J. Lindemans, en Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk door J. Cornelissen. - J. Leenen beoordeelt Palatalizering van û in 't Westlauwers Fries, door W. de Vries.
Levende Talen. Junie. J. van Dam publiceert als ‘proeve van taalvergelijking’ zijn voordracht over Nederlands en Duits, waarin op karakteristieke trekken van de beide talen gewezen wordt, in verband met de verschillende volksaard.Ga naar voetnoot1) - W.L.M.E. van Leeuwen vervolgt zijn bestrijding van Zijderveld's litterair-pedagogiese beschouwingen in een artikel Ideaal en Practijk. - J.B. Schepers bespreekt Bilderdijk's ‘Afscheid’, in het biezonder wegens de slotkoepletten, waarvan Kluyver's opvatting hem niet bevredigt. - F.G.A. Stemvers wijst, naar aanleiding van Hooft's Galathea, op het belang van varianten: de oorspronkelike lezing van dit gedicht verdient z.i. de voorkeur boven de latere omwerking. - A.J. Schneiders maakt een korte opmerking over ‘Onze Taaltuin’, en stelt een paar vragen over Elckerlijc. | |
[pagina 224]
| |
Onze Taaltuin. Mei. G.S. Overdiep behandelt de Inversie in Couperus' Iskander. - Jac. van Ginneken geeft een beschouwing met aardig materiaal, over Namen en Bijnamen. - G.S. Overdiep schrijft over Syntaxis en Dialectstudie, om te betogen dat tot nu toe bij dialektstudie ten onrechte de syntaxis verwaarloosd werd. - Een taalkaartje, met beknopte toelichting, is gewijd aan het woord asch. - Jac. van Ginneken beoordeelt het eerste deel van de grote Vondel-uitgave. Junie. Jac. van Ginneken noemt ‘de kosmies-organiese of mystieke denkvorm’, die hij bij Hadewijch ontdekte: Het wieledenken van Hadewijch. - G.S. Overdiep schrijft over Het onderwijs in het Friesch. - Het taalkaartje gaat de verbreiding van pakken = grijpen, nemen na. Jac. van Ginneken somt de verschillende Phonetische wetenschappen op. - G.S. Overdiep vervolgt het artikel Syntaxis en Dialectstudie. - B.H.J. Weerenbeck prijst Van Ginneken als verdediger van Een nieuwe strooming in de taalwetenschap. - G.S. Overdiep beoordeelt Van Ginneken's Grondbeginselen van de schrijfwijze der Nederlandsche taal. - Jac. van Ginneken bespreekt o.a. de Gezelle-uitgave, een boek over de taal van Gezelle (nl. van R. van Sint Jan), twee nieuwe dialektgrammatica's en de dialectatlassen van Blancquaert.
Dietsche Warande en Belfort. Junie. In een rede Gezelle herdacht gaat Marnix Gijsen na, wat Gezelle voor de Vlaamse opleving betekent, en wat hij in de toekomst kan zijn. - G. Walschap wijst op de betekenis van Vermeylen. - Interessant is de kritiese rubriek Ringsteken van Pertinax.
Museum. Mei. C.G.N. de Vooys wijst op het belang van de Mnl. mediese vaktaal, in een bespreking van het Boeck van Surgiën van Meester Thomaes Scellinck, uitgegeven door Prof. E.C. van Leersum. Junie. A. Kluyver beoordeelt een boekje van Walther Steller: Die Krisis des gesprochenen Wortes, met voorstellen om de Duitse spelling te vereenvoudigen. - G. Engels beoordeelt de Zeventiende-eeuwsche Syntaxis van G.S. Overdiep. C.d.V. |
|