De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Het Brugsche Livre des Mestiers en zijn navolgingen. In mijn geschiedenis van de Nederlandse taal deelde ik reeds mede, dat een nieuwe uitgave van dit merkwaardige boekje, bezorgd door Dr. Jan Gessler, zou verschijnen. Deze uitgaveGa naar voetnoot1) heeft de verwachtingen overtroffen. In zeer verzorgde druk, op mooi papier, bevat de kartonnen omslag zes afzonderlike boekjes: een inleiding in het Nederlands, dezelfde tekst in het Frans, een herdruk van de veertiende-eeuwse tekst, het vroeger door Hofmann von Fallersleben uitgegeven handschrift (Gesprächbüchlein), de Frans-Engelse bewerking (Ryght Good Lernyng), en de jongere, herziene tekst in de Antwerpse druk van 1501 (Vocabulaer om te leeren Walsch ende Vlaemsch). Na de studieën van Riemens en van Verdeyen behoeft niet meer uiteengezet te worden, van hoeveel belang dit boekje is voor de kennis van het onderwijs en de lexicografie, niet alleen in de Nederlanden.
Niederdeutsche Studien. Festschrift für Conrad BorchlingGa naar voetnoot2). In deze rijk voorziene bundel staan enige bijdragen waarop wij de aandacht van neerlandici willen vestigen. K. Schulte-Kemminghausen behandelt een spreekwoordenverzameling van Eberhard Tappe (1539), grotendeels aan Erasmus ontleend, waarin naast Westfaalse ook Hollandse spreekwoorden voorkomen. Belangrijker is een opstel van Walther Mitzka over Das Niederländische in Deutschland, waarin achtereenvolgens wordt nagegaan de invloed van de toneeltaal, de koopmanstaal, de zeemanstaal, de ‘weltliche Schriftsprache’, boerentaal, omgangstaal, schooltaal, kerktaal (van gereformeerden en Mennonieten), terwijl ten slotte de nawerking wordt besproken. - J.W. Muller geeft een beschouwing over Nnl. On(ge)tijdig; ontijg en ontig, ont, onter. - Een grondige en belangrijke dialektgeografiese studie van G.G. Kloeke, Zum Ingwäonismenproblem levert een kommentaar bij de toegevoegde kaart over het pronomen ons, waaruit op ‘ingwaeonies’ gebied, d.w.z. in dialekten langs de zeekust, de nasaal verdwenen is. De vraag of dit ‘ingwaeonisme’ in Westvlaanderen aan Friese, Saksiese of Engelse invloed toe te schrijven is, acht Kloeke nog niet rijp voor beslissing. | |
[pagina 154]
| |
Oe-relikten in Holland en Zeeland. Dit onderwerp behandelde M. Schönfeld in de Mededeelingen der Kon. Akademie van WetenschappenGa naar voetnoot1). Tegenover de meeste oe-relikten in Holland, door Kloeke aangewezen, staan andere onderzoekers scepties, omdat het ook jongere indringers uit Friese of Saksiese streken kunnen zijn. Op veiliger terrein is men bij de plaatsnamen, waarvan er door Schönfeld verscheidene met oe-relikten herkend zijn.
Goethe und Holland. In dit Goethe-jaar heeft J.H. Scholte, naar aanleiding van zijn herdenkingsrede te Weimar, een onderzoek ingesteld naar Goethe's invloed in Nederland, in het biezonder naar zijn betekenis voor het tegenwoordige geslachtGa naar voetnoot2). Na een histories overzicht volgt een uiteenzetting, gegrond op een enquête onder oudere en jongere tijdgenoten.
Jan van Ruusbroec de Wonderbare. Als uitgave van de Volks-universiteit ‘Herman van den Reeck’ te Antwerpen verscheen de Herdenkingsrede, die Willem de Vreese daar verleden jaar hield over Jan van Ruusbroec, ‘zijn beteekenis voor het Vlaamsche Volk in het verleden en in de toekomst’. De Vreese, die blijkens zijn beschrijving van de Ruusbroec-handschriften en de levensbeschrijving in de Biographie nationale in dit onderwerp geheel thuis is, geeft in kort bestek een duidelik overzicht van het leven en werken, en een inzicht in Ruusbroec's machtige invloed op tijdgenoten en nakomelingschap.
Over Wilma en haar werk. Onder deze titel verscheen een beknopt, met warme sympathie geschreven essay van Dr. J. Haantjes (Amsterdam - Uitgeversmaatschappij Holland - 1931) over de Christelike romanschrijfster Wilma Vermaat (geb. 1873), wier omvangrijk werk z.i. buiten de kring van haar geestverwanten te weinig gewaardeerd wordt. Hij beschrijft haar ontwikkeling, schetst de geestelike achtergrond van haar boeken en neemt haar in bescherming tegen sommige bezwaren, n.l. dat haar werk niet voldoende ‘werkelik’ zou aandoen en dat zij te veel plaats zou inruimen aan natuurbeschrijving. | |
[pagina 155]
| |
Studie- en schooluitgaven. In de reeks Dietse Letteren (Amsterdam - J.M. Meulenhoff) verschenen in 1931 twee nieuwe deeltjes: Vondel's Joseph in Dothan door Dr. C.G.N. de Vooys, met een nieuwe inleiding, en een toelichting, grotendeels gelijk aan die in de W.B.-uitgave, en Een bundel Falkland-schetsen, verzameld en toegelicht door Dr. A.C. Bouman. In Meulenhoff's Bibliotheek van Nederlandsche schrijvers bezorgde C.W. Wolthuis een bundel Nederlandsche gedichten voor de lagere klassen van H.B.S. en Gymnasium. In de reeks Lyceum-Herdrukken (Groningen - J.B. Wolters - 1932) gaf Dr. W.L.D. van den Brink een verkorte uitgave van Floris ende Blancefloer door Diederik van Assenede, met schaarse woordverklaringen en gemoderniseerde spelling. In de reeks Uit Nederlands Woordkunst (Tilburg - Uitgeverij ‘De Kempen’ - 1932) verscheen een nieuwe uitgave van Beatrijs, Middeleeuwse Marialegende, ingeleid en verklaard door Dr. Jos. Gielen, die zich van de bestaande uitgave (door Kaakebeen-Tinbergen) voornamelik onderscheidt door de uitvoerige Inleiding (blz. 7-35), waarin ook de latere bewerkingen van de legende ter sprake komen.
Kritische bibliographie van Cyriel Buysse gevolgd door een bibliographie over Cyr. Buysse. Als eerste nummer van een reeks ‘Kritische bibliographieën van Vlaamsche schrijvers’Ga naar voetnoot1) verscheen in zeer verzorgde, royale uitgave deze Buysse-bibliografie door Dr. Rob. Roemans, versierd met een portret in houtsnede en een facsimile van zijn handschrift. Als Bijlagen (blz. 105-124) zijn de merkwaardige satiriese Verslagen over den gemeenteraad van Nevele opgenomen, als proeve van onuitgegeven jeugdwerk (1885).
Een oud Mechelsch Bezweringsformulier uitgegeven, ingeleid en verklaard, door Dr. Frans M. Olbrechts. Als bekroonde uitgave van de Kon. Vlaamsche AcademieGa naar voetnoot2) verscheen deze grondige, voor de kennis van het bijgeloof zeer belangrijke studie. De brede Inleiding (blz. 1-88) wordt gevolgd door een nauwkeurige tekstuitgave met uitvoerige kommentaar (blz. 89-202). C.d.V. |
|