De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit den treure.In de Woordenlijst volgens de Vries en te Winkel, in die van Van Dale en in die der Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Spelling wordt de hierboven geschreven zegswijze uitentreuren gespeld, m.i. ten onrechte. In het tijdschrift Noord en Zuid hebben J. te Winkel en van Helten de herkomst van de uitdrukking besproken - de eerste zeer uitvoerig - en door een groot getal voorbeelden toegelicht. Over de geschiedenis er van zijn beide geleerden het eens: oorspronkelik heeft men aangeduid dat iets zonder treuren geschiedde, dat wil zeggen (volgens de oudere betekenis van treuren) zonder loom of mismoedig te zijn of te worden, dus niet 't werk opgevend en vandaar onverdroten, volhardend, onverpoosd. Over de afleiding van 't eerste gedeelte der zegswijze bestaat tussen hen enig verschil: te Winkel (o.l. II, blz. 203-214) verklaart | |
[pagina 140]
| |
daarin uit als betekenend buiten, zonder, gevolgd door een datief; van Helten (o.l. III, blz. 92-94) houdt uiten voor 't overblijfsel van een oudgermaans woord ûtan, voortlevend in het Deense uden en het Zweedse utan, beide betekenend zonder. Dit verschil doet hier weinig ter zake, al verkies ik de verklaring van te WinkelGa naar voetnoot1). De voorbeelden door van Helten aangehaald uit zeventiendeeeuwse schrijvers, en ook enige citaten (waaronder een uit Bilderdijk) die Dr. C.H. Ph. Meyer de goedheid had mij in het apparaat van het Woordenboek te tonen, zijn gespeld uit den treuren. Het heeft mij verwonderd dat de schrijvers van de genoemde artikels zo weinig hechten aan de gewijzigde betekenis die de zegswijze in onze tijd heeft. Te Winkel vermeldt wel dat in oudere tijd (nog in de zeventiende en achttiende eeuw) uit den treuren toegepast werd op handelingen zowel van vrolike als van droevige aard, en dat de uitdrukking tans ‘gevaar loopt de beteekenis van vervelend te krijgen’ (o.l. blz. 211), maar hij hoopt door zijn opstel die ‘taalverbastering’ (hij schreef dit in 1879!) te verhinderen (o.l. blz. 204). Stoett plaatst eenvoudig achter het woord onverpoosd, tussen haakjes, tot vervelens toe. Toch lijkt het mij de moeite waard de oorzaak van die overgang tot een uitsluitend ongunstige betekenis na te gaanGa naar voetnoot2). Stellig heeft daartoe bijgedragen dat treuren meer en meer gebruikt is in de zin van droevig zijn, klagen, maar daarnaast neem ik aan de invloed van een veel gebruikte uitdrukking die in oorsprong wel verschillend is, maar in vorm er zeer op gelijkt en een ongunstige betekenis heeft: ik bedoel uit den boze, oorspronkelik een citaat aan het N. Testament (Ev. Matth. V, 37) ontleend, maar ook voorkomend in gemeenzaam gesprek (voorbeelden in het Woordenboek i.v. boos, kol. 486/487). Op grond van het bovenstaande meen ik dat men in geen geval uitentreuren, en liefst uit den treure, moet schrijven. Dit | |
[pagina 141]
| |
doende volgt men niet alleen de uitspraak der beschaafde omgangstaal, die èn de Vries en te Winkel èn de Vereenvoudigers tot richtsnoer nemen, maar men duidt daarmee m.i. ook de herkomst van de uitdrukking aan; zeer zeker niet de verst verwijderde, maar wel de dichter bij onze tijd staande. Is 't niet van evenveel belang te weten wie onze ouders en grootouders waren, als het leven te kennen der Nederlanders uit veel vroeger eeuwen?
Wassenaar. D.C. Hesseling. |
|