De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Imperativus voor praeteritum.Onlangs werd mijn aandacht gevestigd op een interessante overeenkomst tussen het Russies en het Nederlands, die hierin bestaat, dat het in beide talen mogelik is, om, in een bepaalde stijl altans, het praeteritum aan te duiden met een imperativus. Te meer aanleiding bestaat er om van dit verschijnsel eens publiek mededeling te doen, omdat er zeer kort geleden ter verklaring van het Russiese een gewrongen theorie is opgesteld, die dunkt mij, door het overeenkomstige Nederlandse alleen reeds voldoende weerlegd wordt. Omdat ik vermoed dat de meeste lezers van dit tijdschrift weinig belang zullen stellen in spesiaal Slaviese taalkwesties, heb ik bij de uiteenzetting van de zo juist genoemde theorie de grootst mogelike beknoptheid betracht. Ad. Stender-Petersen heeft in de Acta et Commentationes Universitatis Tartuensis (Dorpatensis) B Humaniora XVIII een verhandeling geschreven over resten van de aoristus in Slaviese talen, spesiaal in het RussiesGa naar voetnoot1). Hij betoogt daarin o.m. het volgende. In het algemeen is het waar, dat het verloren gaan van een vormkategorie ten gevolge heeft dat de korresponderende logies-grammatiese kategorie eveneens verdwijnt, en omgekeerd. Toch is het volgens hem mogelik dat de betekeniskategorie niet verloren gaat, maar overgaat op vormen, die met de verdwenen in uiterlik overeenkomen. Een voorbeeld hiervan zou dan zijn te vinden bij een bepaald gebruik van de imperativus in het RussiesGa naar voetnoot2). De 2de pers. sing. imperat. kan, vooral in een enigszins levendige taal dienen tot omschrijving van het praeteritum (alle personen, uitgezonderd de 2de). B.v.: ‘Barin twoj prikazal mne otnesti k ego Dune zapisočku, a ja pozabud͡gde Dun͡a-to ego žiwët,’ letterlik vertaald: ‘Jouw mijnheer heeft mij bevolen een briefje naar z'n Doenja te brengen, maar ik: vergeet! (imperat.), waar die Doenja van hem woont.’ ‘Slučis že tak, čto kak naročno w to wrem̑a, kogda gospoda činowniki i bez togo naχodilis̑w zatrudnitelnom položenii, prišli | |
[pagina 126]
| |
k gubernatoru razom dwe bumagi,’: ‘Gebeure het (imp., dus: ‘daar gebeurde het’) juist in die tijd toen de heren ambtenaars zich toch al in een lastige positie bevonden, dat er tegelijkertijd twee stukken bij de goeverneur binnenkwamen.’ ‘Tol̑ko wdrug ona kak poskol̑znis̑, da nawznič̑, da i perelomi sebe nogu,’: ‘Maar ineens zij glijd! (imp.) zoo uit, en achterover, en breek! (imp.) haar been.’ Stender-Petersen meent nu, dat we hier niet met een oorspronkelike imperatief te doen hebben, doch met een oude aoristus. Het is mij onmogelik het lange en ingewikkelde betoog waarmee hij dat aannemelik tracht te maken, hier in bizonderheden na te gaan. De auteur zegt trouwens zelf nadrukkelik dat zijn gehele uiteenzetting een hypotheties karakter draagt. Hij onderstelt, dat in de periode, waarin de aoristus aan het verdwijnen was, de aoristus-vormen van de verba op -iti samenvielen met imperatiefvormen, wat wel aan te nemen is, aksent en intonatie leveren hier geen onoverkomelik bezwaar op. Naar analogie daarvan zou dan ook bij andere groepenverba waar aorist en imperatief oorspronkelik geheel verschillend waren, de aorist ‘foutievelik’ als een imperatief gevormd zijn. Zoo zou het dan mogelik zijn, dat de imperativus de functie van de aoristus overnam. Zelfs al zou er overigens tegen deze beschouwing weinig bezwaar zijn, toch blijft het moeilik in te zien hoe op die wijze de imperativus praeteritumfunctie zou krijgen. Daarvoor zijn deze kategoriën toch wel al te verschillend. Tenzij men aanneemt (wat Stender-Petersen juist niet wil) dat er in bepaalde gevallen een psychologies verband is tussen imperativus en praeteritum. Maar dan is Stender-Petersen's hele betoog overbodig. Misschien is Delbrück (Vergleichende Syntax der indogermanischen Sprachen II, p. 397) op het juiste spoor, als hij vermoedt dat zinnen als: ‘Izdali uwidit lešča da i χwati ego zubami’ het oorspronkelike tiepe zijn van deze formatie. ‘Uit de verte ziet hij een brasem en (toen was het) pak hem (imp.) met de tanden’ = ‘Uit de verte ziet hij een brasem en daar pakte hij hem met de tanden’.
Nu bestaat ook in het Nederlands een geval waarin de imperativus dient tot aanduiding van een praeteritum. De imp. van het verbum ‘laten’, verbonden met een infinitivus heeft dikwels praeteritumbetekenis. | |
[pagina 127]
| |
B.v.: ‘Ik meende dat hij veertien dagen geleden naar Indië was vertrokken en laat hij daar vanochtend voor me staan!’ ‘We hadden afgesproken elkaar in de vestibule van de Schouwburg te ontmoeten en laat die ezel nu de hele afspraak vergeten hebben!’ Zeer dikwels wordt in deze zinnen gebruik gemaakt van de z.g. dativus ethicus. B.v.: ‘Alles was klaar voor de voorstelling en laat me nu op het laatste ogenblik het toneel in elkaar zakken.’ Uit de voorbeelden blijkt duidelik, dat deze constructie gebruikt wordt wanneer men iets meedelen wil dat plotseling, onverwacht plaatsgreep. Vooral het onverwachte is belangrijk. B.v.: ‘De brandweer rukte uit met grootmateriaal, in razende vaart kwam de auto het plein oprijden en laat me daar niets aan de hand zijn!’ Het Woordenboek der Nederlandsche Taal s.v. laten, geeft geen voorbeelden van dit gebruik, toch is het meen ik, tans zeer verbreid en niet tot bepaalde lokale of sosiale kringen beperkt. Het is zeer wel mogelik, dat het afkomstig is uit de volkstaal, maar op het ogenblik is het zeker doorgedrongen tot wat men ‘de algemene spreektaal’ pleegt te noemen en wordt, voor zover mij bekend, niet als minder beschaafd gevoeld. Waar het een zozeer tot de spreektaal beperkt gebruikGa naar voetnoot1) betreft, is het moeilik met enige zekerheid het ontstaan ervan vast te stellen. Samenhang met het concessieve en adhortatieve gebruik van ‘laten’ is er zeker. Opmerkelik is het, dat nu juist de boven besproken Russiese constructies met de hier vermelde Nederlandse in verschillende opzichten overeenkomst vertonen. In de het eerst geciteerde Russiese voorbeelden kan men de imperativus zeer goed met ‘laat me....’ vertalen, men geeft aldus de gevoelswaarde in heel veel gevallen juist weer. Ook in het Russies is de constructie beperkt tot een min of meer levendige taal, zij het dan niet tot de spreektaal. Ik zou dit gebruik van de imperativus in beide talen niet eenvoudig parallel durven noemen, maar de overeenkomst leek mij treffend genoeg om vermeld te worden. Iets analoogs uit het Frans, Duits of Engels is mij onbekend. F.C. Driessen. |
|