De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
De Duitsche invloed op het Wilhelmus van Nassouwe.In 1851 wees Prof. van VlotenGa naar voetnoot1) op een Duitsch gedicht, dat den dichter van het Wilhelmus tot voorbeeld zou gediend hebben. Hij zag, in navolging van Dr. Schotel, bij de opgave van de zangwijs, in ‘Na de wijse van Charles’ geen drukfout voor ‘Na de wijse van Chartres’, maar dacht aan een gedicht, dat op Keizer Karel V was gemaaktGa naar voetnoot2); een meening, die hij later nog eenige malen heeft uitgesprokenGa naar voetnoot3). Dat lied staat in een handschrift (het zoogenaamde Heidelberger handschrift Palatinus 343), dat onbekend was gebleven aan o.a. de verzamelaars van Des Knaben WunderhornGa naar voetnoot4), doch vrij spoedig na die uitgave (1806-08), in 1817, gaf J.J. Görres (‘der in diesem Falle seiner Aufgabe nicht ganz gewachsen gewesen’) in het licht: Altteutsche Volks- und Meisterlieder aus den Handschriften der Heidelberger Bibliothek, waarvoor Palatinus 343 zijn hoofdbron werd, en waarin ook het door Van Vloten bedoelde gedicht voorkwam. In 1869 is het gedicht opgenomen in het vierde deel (bl. 5, Nr. 421) van R. von Liliencron, Die historischen Volkslieder der Deutschen; en in 1905 is het geheele handschrift uitgegeven door Arthur Kopp als Band V van Deutsche Texte des Mittelalters, hrsg. von der Königlich Preuszischen Akademie der Wissenschaften onder den titel: Volks- und Gesellschaftslieder des XV. und XVI. Jahrhunderts. I. Die Lieder der Heidelberger Handschrift Pal. 343. Doordat men ‘Na de wijse van Charles’ voor een drukfout | |
[pagina 114]
| |
hield voor ‘Na de wijse van Chartres’, is dat geheele gedicht op Karel V wat naar den achtergrond gedrongen en heeft men te weinig gelet op uitdrukkingen in het Wilhelmus die met uitdrukkingen in dat gedicht overeenkomen. Van Vloten schreef in 1851: ‘Marnix moet het ook bij zijne samenstelling als tegenhanger voor oogen hebben gehad, zooals ieder bij de minste kennisneming blijken zal,’ doch hij heeft de reminiscenties niet bepaald aangewezen. Niet alleen echter heeft dit gedicht, meer gedichten uit Pal. 343 hebben o.i. invloed op het Wilhelmus gehad. Als men in Nr. 57 in het tweede couplet leest (vs. 10-18) - we zullen verder steeds naar de uitgave van Kopp citeeren -:
Ga naar margenoot+Keiser Karl ausz Hispania,
ein edler furst ausz Osterreich,
er ist von keiserlichem stammen,
wo findet man seins gleich?
in zuchten und in ehren
Ga naar margenoot+ist er ganz wol erkhandt,
darnoch thut er sich kheren
wann er das reich sol mheren
und aller fursten landt,
dan denkt men bij ‘Hispania’ dadelijk aan den vorm ‘Hispaengien’ (‘den Coninck van Hispaengien’) in vs. 7 van het Wilhelmus, een vorm die in de Geuzenliederen zeer zelden voorkomt en althans niet eerder dan in een lied van ongeveer 1573 ([Amsterdam en Enckhuysen in gesprek])Ga naar voetnoot1), zoodat die vorm in dat lied en in jongere liederen overgenomen kan zijn naar het Wilhelmus. Vgl. nog Nr. 60 van Pal. 343, vs. 41: ‘Hispani hatt uns geben vier frummer Keiser reich’. Vs. 12 van het geciteerde couplet: Er ist von keiserlichem stammen,
doet denken aan vs. 33-34 van het Wilhelmus: Edel en Hooch gheboren
Van keyserlicken stam;
waarbij men ook nog vergelijken kan vs. 10-12 uit Nr. 58 van Pal. 343: | |
[pagina 115]
| |
In wardt kurzlich verheuratt
ein freulein was hochgeborn
von keiserlichem stammen.
Vs. 9-11 van het Wilhelmus: In Godes vrees te leven
Heb ick altijt betracht
Daerom ben ick verdreven....
herinnert, wat constructie betreft (nevenschikkend zinsverband; in den eersten zin bepaling voorop), aan vs. 14-16 van het Duitsche lied: in zuchten und in ehren
ist er ganz wol erkhandt,
darnoch thut er sich kheren....
Nr. 60 van het handschrift is het lied dat Van Vloten bedoelde. Opdat men zien kan dat het Wilhelmus er veel overeenkomst mee heeft, schrijven we het over. Toen we het in de uitgave van Kopp lazen, viel ons dadelijk de overeenkomst met het Wilhelmus op. We herinnerden ons toen, dat Prof. van Vloten een Duitsch prototype voor het Wilhelmus had aangewezen. Na onderzoek bleek ons, dat Prof. van Vloten hetzelfde lied bedoeld had. 1.
Jetzundt so woln wir singen
ausz frischem freyem muett,
will Gott, uns wirt gelingen,
wir sthent in seiner huett;
Ga naar margenoot+es kompt in teutsche lande
das junge edel bluett
Keiser Karel genant,
Gott geb im alles guett.
2.
Teutsch landt soll sich jetz freuwen
Ga naar margenoot+des edlen keisers zeit,
das gutt wirt er verneuwen -
der Turk zu felde leidt -
was recht ist, wirt erloben
der edel keiser gutt,
Ga naar margenoot+er wirdt wenden sein toben,
rechen der Christen blutt.
| |
[pagina 116]
| |
3.
Es ist war, niht erlogen
was alte gesungen han,
wir sein darmit erzogen:
Ga naar margenoot+das kummen soll ein man,
sein schwert alwelt sol zwingen,
zu ihm sol zuflucht han
wer guettes ist verbringen -
das ist der keyser fronn.
4.
Ga naar margenoot+Gott hatt durch in geplaget
seiner feindt untren grosz,
er ist noch unverzaget,
sein schwert das furt er blosz,
darin wirdt sich verschneiden
Ga naar margenoot+wer guetts verachten will,
die armen bringt in leiden
und schreitt uber das zill.
5.
Er thutt nit wie tirannen:
so es in glicklich ghett,
Ga naar margenoot+alle welt wellens verpannen
mit freuel und unrath;
er will sein glickh zum friden
wenden und eynigkeit
in des reiches geliden:
Ga naar margenoot+darzue ist er bereidt.
6.
Hispani hatt uns geben
vier frummer keiser reich:
Carolus, noch in leben,
nie fandt man sein geleich;
Ga naar margenoot+uns wol helfen sein guette
dasz Gottes wort werdt erkhandt,
regier unser gemuette
durch ausz durch alle land.
7.
Trayanum wol mit rhume
Ga naar margenoot+und Theodosum weisz,
Alphonsum treuw und frumme -
all sampt voll ehr und preisz -
haben gefuert grosz kriege
und das reich grosz gemert,
Ga naar margenoot+erlanget grossen siege,
als man es lesen hërt.
| |
[pagina 117]
| |
8.
Her Gott, gnedigleiche
gib genadt, barmherzigkeit,
den fursten und dem reiche
Ga naar margenoot+verstandt und dein weyszheit;
weyl sie jetz seint beysamen
zu Augspurg auf dem tagGa naar voetnoot1)
zu ehren deinem namen,
dein hilf in nicht versag!
9.
Ga naar margenoot+Solt diser tag vertruckhen
ohn frydt und einigkeyt,
die warheyt nit furtrucken
die an dem tage leidt,
so wirdt Gott hefftig straffen
Ga naar margenoot+die schuldig weren dran,
der keyser wirt verschaffen
das warheit furgang hann.
10.
Bitt Gott, ir jungen, alten,
jetzsundt in disser zeit
Ga naar margenoot+er woll sein wort erhalten
durch sein gerechtigkeyt;
dem Teufel wel er weren,
mach seiner tickh ein endt,
das man sein wort mög hören
Ga naar margenoot+durch alle reiches stendt.
11.
Und das auch alle strassen
in dem heyligen reich
werden sicher gelassen
von raub und mordt geleich -
Ga naar margenoot+und ein guett regimende
in teutscher nation
durch alle reyches stende -
lob sey Gott im höchsten thronn!
Zooals men ziet hebben de verzen 2, 4, 6, 8; 14 en 16 de rijmen ‘muett : huett: bluett : guett’; ‘gutt : blutt’, welke invloed kunnen gehad hebben op het rijm van het Wilhelmus in vs. 2 en 4: ‘bloet : doot’. ‘Oorkont’ en ‘bekant’ in vs. 104 van enkele redacties van het Wilhelmus kunnen zijn ontstaan doordat den dichter het | |
[pagina 118]
| |
woord ‘erkhandt’ in vs. 46 van het Duitsche lied en in vs. 15 van het andere Duitsche gedicht (geciteerd couplet) bijgebleven was. Vs. 45-46 van het Duitsche lied: uns wol helfen sein guette
dasz Gottes wort werdt erkhandt,
en vs. 73-80 (strophe 10): Bitt Gott, ir jungen, alten (enz.),
vooral vs. 79: das man sein wort mög hören....
zijn te vergelijken met vs. 109-110 van het Wilhelmus: Tot Godt wilt u begheven
Syn heylsaem Woort neemt aen.
In vs. 76 staat ‘gerechtigkeyt’, welk woord men terugvindt in vs. 120 van het Wilhelmus. Vs. 16 van het Wilhelmus: In mynen RegimentGa naar voetnoot1)
is wellicht overgenomen naar vs. 85 van het Duitsche gedicht: und ein guett regimende,
terwijl dan ‘guett’ overgegaan is naar vs. 14, twee regels ervoor, en voor ‘Instrument’ is gekomen (‘als een goet Instrument’). In Nr. 62 van het Heidelberger handschrift staat, in vs. 15: landt, leut hatt man verderbt.
Vgl. Wilhelmus, vs. 12: om Landt om LuydGa naar voetnoot2) ghebracht.
Het is moeilijk aan te nemen, dat het Wilhelmuslied gedicht is door iemand die de bedoelde Duitsche liederen niet gekend heeft. Verschillende uitdrukkingen in die liederen schijnen den dichter van het Wilhelmus bijgebleven te zijn. Hierbij zij nog aangeteekend, 1o dat zulke liederen, hoewel het van het door | |
[pagina 119]
| |
Prof. van Vloten bedoelde gedicht niet bekend is, op vliegende blaadjes, als uitgaven in plano, zijn verschenen, afzonderlijk of met z'n tweeën of drieën, dus dat zij algemeen verspreid kunnen geweest zijn; en 2o, dat men voor onze Geuzenliederen rekening zal te houden hebben met buitenlandsche liederen, die door vluchtelingen en bannelingen, en door soldaten - van de huurtroepen - (enkele Duitsche liederen zijn door lansknechten gemaakt, ook Hollandsche; zie Nr. 23 in Kuiper, Geuzenliedboek (I, bl. 43-44) vs. 61-65; vgl. echter Kalff, Het Lied in de Middeleeuwen, 1883, bl. 626-627) - naar verschillende landen kunnen overgebracht zijn. Dit zou men o.a. zeggen aan het gedicht op den dood van Egmont en HoornGa naar voetnoot1). In couplet 15 van dit lied staat: O Duckdalf met u ghenooten,
Syt ghy niet sadt van tbloet
Ga naar margenoot+Dat ghy in Napels hebt vergoten,
En voor Mets soo menich man goet:
Waren dat niet schelmsche wracken,
Dat ghy den onghelesten kalck
Int broot hebt doen backen,
Ga naar margenoot+O Nero, Verrader end Schalck;
waarbij Dr. Kuiper aanteekende (bl. 66): ‘Deze regel [vs. 116] ziet op de mislukte poging Mets op de Fransen te hernemen in 1552. Maar waarop de zinspeling van de ongebluste kalk doelt, is me niet bekend. Ik heb het verhaal elders niet gevonden;’ terwijl het zeer waarschijnlijk is, dat het niet op een historisch feit, Alva betreffende, zal betrekking hebben, maar eenvoudig onder invloed van een buitenlandsch lied gedicht zal zijn, daar men in Nr. 61 van het Heidelberger handschrift, couplet 10, leest: Man mischt uns den kalk wol under den wein,
das muesz der landtskne(c)ht trinkhen sein,
damit thun sie uns vergeben,
also kumpt mancher landtsknecht
im UngerlandtGa naar voetnoot2) umb sein leben.
L. Koch. |
|