Groot-Nederland. Jan. Henri van Booven geeft opnieuw een fragment uit Leven en Werken van Louis Couperus.
Febr. J. Greshoff schrijft een Inleiding tot een kroniek der poëzie.
De Stem. Jan. Urbain van der Voorde wijdt een artikel aan Jacques Perk. - In de Poëzie-kroniek beoordeelt Anthonie Donker dichtbundels van Boutens (Bezonnen verzen), Kelk (Spelevaart) en J. Schotman (Cloisonné).
Febr. Het onderwerp van Donker's Poëzie-kroniek is Jac. van Looy als dichter.
Roeping. Febr. G. Knuvelder beoordeelt Gedichten van jongeren in 1931. Het werk van Paul Vlemminx en Louis de Bourbon acht hij onrijp; Het Verbond van Henri Bruning stelt hem teleur, maar van Chr. de Graaft (Alleenspraak) heeft hij goede verwachting. - Th. de Jager prijst de Rede van L.C. Michels over Johannes Stalpart van der Wiele, maar meent dat de dichter Stalpart aan deze geleerde ‘ontsnapt’.
Stemmen des tijds. Jan. In de Litteraire Kroniek prijst P.J. Molenaar de Letterkundige Studiën van J. Koopmans.
Opwaartsche Wegen. Jan. J. Haantjes komt terug op Een belangrik onderdeel van het manco-vraagstuk. Het opstel Christelike poëzie van J. van Ham is geschreven naar aanleiding van Risseeuw's bloemlezing Christelijke dichters van dezen tijd.
Febr. M. Beversluis' bundel De Bellenblazer wordt door Roel Houwink besproken onder het opschrift Op den tweesprong? - J. Haantjes beoordeelt de laatste roman van Wilma: De Kruisboom; J. van Ham beoordeelt Het zonnetje in het paradijs, een roman van Hendrika Kuyper-Van Oordt.
Den Gulden Winckel. Jan. De Kroniek der Poëzie, van J.C. Bloem, behandelt Drie generaties, nl. Gedichten van Jac. van Looy, Bezonnen verzen van P.C. Boutens en Spaansche Volksliederen van Hendrik de Vries. - Het onderwerp van de Kroniek van het Proza, door Roel Houwink geschreven, is De Stille Plantage van Albert Helman.
Febr. J.C. Bloem beoordeelt Socialistische gedichten van Henriëtte Roland Holst (Wij willen niet), François Pauwels (Een dag van leugen) en Garmt Stuiveling (Elementen). - Roel Houwink bespreekt David Drenth van Elisabeth Zernike.