De Nieuwe Taalgids. Jaargang 26
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe sage van Radulfus van Wijnen.Dr. Stracke op zijn tocht door oude KroniekenGa naar voetnoot1) heeft al veel wetenswaardigs aan het licht gebracht omtrent het hof te Wijnen, o.a. wees de schrijver op de belangwekkende sage van Wijnens derden graaf Radulfus. Deze rijdt ± 1020 naar een toernooi in Frankrijk, treft te Surques op zijn gebied herders aan, en, niet door hen herkend, vraagt hij, hoe men over den Graaf van Wijnen denkt. Dan hoort hij slechts booze woorden en de vloek over hem uitspreken, dat de diepe wateren der Seine hem neertrekken zouden. Daarbij wordt een godin aangeroepen, en van de rhytmische twee regels van den aanroep zegt Dr. Stracke: ‘Dit lijkt wel, alsof het een vertaling was van twee of meer verzen uit het origineele stuk, ook in verzen geschreven, en de geheimzinnige Rammisia (wel een wraakgodin uit ouden tijd) komt ons vermoeden tot zekerheid maken.’ Dr. Stracke citeert n.l. (p. 136): Conclamant socii vocemque loquuntur eandem:
Annuat, et dicunt, precibus Rammisia nostris.
uit caput 18 van Lambertus Ardensis, Historia Comitum Ghisnensium. Nu heeft Dr. Stracke een zeer begrijpelijke verlezing gemaakt: er staat n.l. niet Rammisia, maar Ramnusia. Daarmee verdwijnt alle geheimzinnigheid, want R(h)amnusia is de bijnaan der Nemesis. Deze klassieke godin sluit volkomen aan bij het noemen van Hercules, Hector en Achilles, welke Radulfus trachtte te evenaren op zijn manier, en het citeeren van Aeneïs VI 854: ‘debellare superbos’. Of er onder dit M.-Lat. kleed een Germaansch epos schuilt, wordt wel heel twijfelachtig. Afgezien van Ramnusia, zou de aanroep in den grond niets meer zijn dan een ritueele aanroep. De sage van Radulfus is, zooals zij daar voor ons ligt, er een van eenvoudige vorm door Lambertus, die gaarne zijn geleerdheid en smaak ten toon stelde, opgesmukt. Bonn. Marie Ramondt. |
|