De Nieuwe Taalgids. Jaargang 25
(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
Frederik van Eeden en Henriette Roland Holst.De toekomstige geschiedschrijver onzer letteren, die de politiekdogmatiese geschillen van onze tijd met per-spectiviese wijsheid heeft leren bezien, zal wellicht groter overeenkomst tussen deze dichter-figuren vinden dan de tijdgenoot. De fijnere gradaties van ‘Tachtigers’ en ‘Negentigers’ zullen hem ontgaan, en hij zal, met de dichteres-zelve,Ga naar voetnoot1) spreken van één generatie. Beiden zijn ‘op de kentering der tijden’ geboren en beseften dat. Beiden zijn hervormers krachtens hun de wereld toegewend dichterschap; vaak het geweten van hun tijd. In beiden leeft het romanties verlangen, dat nooit uitsterft, naar een gelukkiger mensheid, en het gezicht van dit land van Hart's BegeerteGa naar voetnoot2) heeft beider rusteloze en veelzijdige arbeid gewekt en gestuwd. Zou een Taine der toekomst niet aanvangen met te wijzen op gelijksoortige locale milieu-invloeden: het Hollandse landschap, in zo menig natuurdicht verheerlikt; de zee, die hun zingend vermogen wakker riep? Zij zingt den kroonzang aller wereldzangen,
de ͡op zandig veld neerdonderende zee.Ga naar voetnoot3)
Want de stem der zee is de moederzang
van alle vage en halfbewuste willen,
alle begeeren dat zijn doel niet kent.Ga naar voetnoot4)
.... in u, land van vereff'ning, aandacht en gepeinzen
.... raakt menschengeest aan 't wankloos Zijn het naast.Ga naar voetnoot5)
en de dichteres, meer voluntaristies: De lijnen van uw land en van uw water
wekken in ons onpeilbare gedachten,
verlengen zich tot eindeloos begeeren.Ga naar voetnoot6)
| |
[pagina 245]
| |
Aanvankelik een gelijksoortige evolutie: de zelfbevrijding van individualisties estheticismeGa naar voetnoot1) tot ethiese gemeenschapszin. Windekind moet wijken voor Marcus. Het mediterend streven naar zelfvolmaking en zelfgenietende hoge klare rust leidt tot bewustwording van morele roepingGa naar voetnoot2) en verantwoordelikheid. De Sonnetten en Verzen in terzinen geschreven spiegelen de Wistikfase der dichteres. Het ‘wereldverachtend zich samensnoeren’ wordt afgewezen: de mensheid en haar weedom roept. De natuur in al haar heerlikheid opent alle vrede waar wij naar zuchten
zoo 't hart maar denke' aan menschen-lot betoomt.
Maar dit is nu het diepste en edelst leven
niet meer, dit opgaan in het groene veld
alsof wij tot het onbewuste hooren;
vogelenlied en het geruisch van dreven
voldoen geen hart dat luisterde in den horen
der menschheid, naar de groote stem die zwelt.Ga naar voetnoot3)
Het louter literaire dichterschap zou beiden onbevredigd laten. Ook het a-morele naturalisme, in roman- en toneelvorm, wordt door beiden verworpen.Ga naar voetnoot4) Zo vinden dan beiden bevrediging in de deelneming aan de sociale strijd. Van Eeden is daarbij vooral Angelsaksies georienteerd: Ruskin, Thoreau, BellamyGa naar voetnoot5); daarnaast ook Proudhon, Tolstoi en Oppenheimer. Zijn twee voordrachten Waarvan leven wij? (1898) en Waarvoor werkt gij? (1899) vormen zijn oorlogsverklaring aan de kapitalistiese maatschappij.Ga naar voetnoot6). Terzelfder tijd vindt Henriette Roland Holst haar bijbel | |
[pagina 246]
| |
in Marx' Das Kapital en haar innerlike bevrijding in aansluiting bij de S.D.A.P. Het machtig boek lag open op haar schoot,
een berg van weten, zwaar om te beklimmen;
maar wie het volbrengt ziet de vrijheidskimmen
lachenGa naar voetnoot1).
Van Eeden heeft op wijsgerige gronden het Marxisties socialisme steeds verworpen en daarvan herhaaldelik getuigd.Ga naar voetnoot2) Zoo heet het in Glückliche Menschheit opnieuw van het histories materialisme: ‘Mir hiess dies die Wahrheit auf den Kopf stellen, das Höhere durch das Niedrigere erklären und der Welt jeden Sinn und jede Bedeutung nehmen’.Ga naar voetnoot3) Integendeel, meende de dichteres in haar Pluizer-fase: De wereld draaide langzaam onderstboven
en kwam op zijne voeten recht te staan.
. . . . . . . . . . . . . . . .
Een groote hand zette de dingen recht
die lang stonden verwrongen en verbogen.Ga naar voetnoot4)
En het veelomstreden ‘machtig’, ja ‘heilig’ boek is voor de dichter-wijsgeer ‘een duister, verward, onleesbaar boek.’ In zijn studie Nieuwe Nederlandsche dichtkunst zegt hij van Herman Gorter en Henriette Roland Holst: ‘.... ze hebben zich naief en kinderlijk verslaafd aan een grof en gevaarlijk soort intellectualisme. Men kan het een dichter vergeven als hij uit onreedelijken afkeer teegen een woordvoerder als Marx het socialisme verfoeit, - maar hier zagen wij inteegendeel twee dichterlijke fijne kinderen in argeloos vertrouwen meeloopen met dien ruuwen sterken kaerel, in den wilden stroom van partijgeest, van haat en hartstocht, zonder het licht van éthische wijsheid, zonder mystiek geloof.’Ga naar voetnoot5) En verder: ‘Zij publiceerden werk van groote ongelijkheid, met glinsteringen van vroeger schoon, vermengd met leelijke smakelooze dingen, die niets met Poëzie uitstaande hebben. Alleen een diepe schok, die hen totaal verneedert, hun intellectueelen trots verbrijzelt en hen teeder-deemoedig en vroom- | |
[pagina 247]
| |
geloovig maakt, kan hun wellicht de zuivere gelijkmatige schoonheid van hun jeugdwerk terug doen vinden.’ Hoe psychologies-juist is deze voorspelling gebleken ten opzichte der dichteres van Verzonken Grenzen en Verworvenheden! Inmiddels uitgetrokken als werker in de droge
karige velden van dit middelhooge
zien wij haar bij het licht van het nieuwgewonnen geloof het ontleedmes der literair-economiese critiek hanteren, o.a. in haar studie Maatschappelijke oorzaken van Middeneeuwsche en moderne mystiekGa naar voetnoot1) en haar brochure Socialisme en Literatuur. Maeterlinck, Ibsen, Tolstoi e.a. worden histories-materialisties ‘verklaard’. Maeterlinck noemt zij de dichter der stervende reactionaire bourgeoisie, een dichter van schimmen, die vol droefheid de ondergang van het burgerlik idealisme verbeeldde, in zijn drama's de gevoelens van angst, onmacht, onbewustheid en onzekerheid vertolkte en verheerlikte, en in vaag mysticisme machteloos liefhebberde in occulte proefnemingen. Ibsen ziet zij als de dichter van de kleinburgerlike drang naar het grootkapitalisme; zijn vrouwenfiguren als spookachtige gestalten, voor wie de burgerlike liefde heeft afgedaan, maar die, geen andere nog kennend, lijden aan al het onharmoniese, vage en dogmatiese tegelijkertijd, van wie oude vormen afwerpt, en nieuwe nog niet bezit. Tolstoi, bewonderd als machtig epies kunstenaar en geprezen om zijn zedelike ernst en waarachtigheid, moest als hervormer in reactionaire zin falen. Zijn idealen van broederlik gemeenschapsgevoel en deemoedige religieuse overgave pasten bij de economiese achterlikheid der toenmalige Russiese boerenklasse. De lange en pijnlike crisis in Tolstoi's innerlik bracht zij in verband met de ontzaglike crisis der Russiese maatschappij: de vervanging der warenproductie door het kapitalisme. Een hoogmoedig intellectueel fanatisme is in deze geschriften niet te miskennen, een geforceerdheid en verbetenheid, die aandoet als de zelfsuggestie van een nog labiel nieuw-gelovige, ‘die zijn god zonder wonderen belijdt,’
en het beeld dringt zich op van een onverzettelike Pluizer, sectie verrichtend op een te eerbiedigen lichaam. | |
[pagina 248]
| |
Het menselik hart is vreemd. Hoe konden in het zielerijk der dichteres gelijktijdig oppermachtig heersen: Dante, die zij levenslang zou vereren als haar grootste heldGa naar voetnoot1), schoon haar verstand hem verwerpen moest als de verdoemer van het ideaal aller verdrukten in de middeleeuwen: het Christelik CommunismeGa naar voetnoot2); èn Marx, wiens vurige drang naar gerechtigheid haar moest aantrekken, maar wiens rationalisme haar innerlik vreemd moest blijven? En hoe was haar histories-materialisme überhaupt te rijmen met haar uitgesproken heldenverering, waaraan we Thomas More, Jean Jacques Rousseau, De Held en de Schare en Tolstoi te danken hebben? De natuur bleek sterker dan de leer, en ondanks de aanvaarding van dat ‘dor intellectualistisch stelsel’ blijft Van Eeden haar prijzen, daar zij het heete bloed heeft der groote dichter-strijders en haar leven gericht is op een waardig en dichterlik dadenleven. De spanning, bij beiden, tussen droom en daad, soms tot tot tragies conflict leidend, vindt telkens zijn weerslag in hun literaire scheppingen. In De Broederveete vertegenwoordigt Iwan de droom, Peter de daad. ‘Iwan is de dweper, de idealist,’ zegt hij in zijn toelichting tot deze tragedie. ‘Hij is een rechtvaardiger, hooger en edeler natuur dan Peter, hij is wijzer, dieper van begrip. Maar zijn werk is ijdel, omdat hij zijn vermogens verkeerdelijk meet, en de harmonie van zijn wezen niet beheerscht’.Ga naar voetnoot3) Is het niet, of hij hier anticipeert op de mislukking van eigen practies dadenleven? In De Idealisten zien we de droom in de lachspiegel der armzalige werkelikheidGa naar voetnoot4). Als Vico Muralto profeteert hij de komst van de organisatoriese Heros der Daad, de nieuwe Sootèr der Mensheid, die hij zelf niet kon zijn, die hij in Amerika vergeefs zoekt en als Sirius opnieuw wensvervullend droomt. Bij Henriette Roland Holst is het dualisme tussen droom en | |
[pagina 249]
| |
daad een telkens terugkerend Leitmotief, inzettend met De Nieuwe Geboort, naklinkend in Verworvenheden. Het met strijd en smart gewonnen inzicht: Want Droom en Daad kunnen niet samen wonen;
zij maken samen de wereld rijk,
maar niet één grond kan dragen tegelijk
die planten van uiterste harte-zonenGa naar voetnoot1)
wordt telkens prijsgegeven, tòt de grote omkeer, met de verzuchting: Wat heb ik veel geofferd aan de daden!
Hoe ontzwierf ik mij zelve' op verre tochten,
hoe bitter en hoe lang heb ik gevochten
tegen mijn diepste zijn, hoe vaak 't verraden.Ga naar voetnoot2)
Wanneer Van Eeden als literaire figuur vereenzaamd staat en zijn practiese hervormingspogingen hebben gefaald, wanneer de uitstoting van Henriette Roland Holst uit de S.D.A.P. tot een innerlike crisis voert, rijst voor beiden het beeld op van de grote middeleeuwse banneling. In Dante spiegelen zij eigen aard en lot. Wie dreef mij uit? mijn held, wat was mijn schuld?
Wanneer is 't tij der ballingschap vervuld?Ga naar voetnoot3)
En zij eert Dante als ‘liefste van allen, sterkste broeder, die onverschrokken voor mij henenschrijdt.’ Want ik wil mijn donk're tranen verkeeren
tot parelhelle glansen van gezang
om uw hoofd mee t' omwinden en te eeren
boven de groeven van uw maagre wangGa naar voetnoot4).
Waarin schuilt hun congenialiteit met de grote Middeleeuwer, ‘'t zij dan zóó ongelijk van maat en macht’?Ga naar voetnoot5)
In zijn mateloos verlangen naar liefde en eenheid, reeds in | |
[pagina 250]
| |
jeugd ontwaakt?Ga naar voetnoot1) In zijn rusteloos najagen van een wereldomspannend politiek ideaal? In zijn zelfgevoel en bewustzijn van hoge dichterroeping? In zijn wijsheid en diepte, zijn karakterkracht, zijn tederheid naast onverzettelike haat? Zijn mystiek schouwen van het goddelike? Zijn taalmacht en plasties kunstenaarschap, zijn weidse fantasie? Zijn intellectuele hartstocht? Het accent zal wel verschillend moeten vallen bij beiden. Door hun ganse oeuvre is die Dante-verering te volgen, tot in de geliefde sonnet- en terzinevorm. In Het Lied van Schijn en Weezen, het ‘hecht woordgestel’, dat echter bezwaarlik een eenheid kon worden; in het voorspel tot Minnestral, in het vers Aan de groote dichtersGa naar voetnoot2), terwijl zo menig beeld uit De Vrouw in het Woud, Het Feest der Gedachtenis, Tusschen twee werelden herinneringen wekt aan de Divina CommediaGa naar voetnoot3). Beider heldenverering culmineert in een Messias-verwachting. Van Eeden droomt van de Held-Organisator. ‘Zijn geboorte is aanstaande, en wel spoedig, zoo zeker als de geboorte van een meerderheid van zonen na een mannenmoordende oorlog. Want het ras heeft hem noodig.’Ga naar voetnoot4). Henr. Roland Holst smeekt zijn komst af aan het slot van haar laatste bundel lyriese verzen, Vernieuwingen, waarin zij getuigt van haar geloof in een ethies religieus socialisme: Kom Geest; blaas uwen wil, uw adem in
enklen van ons, al is het er maar één.
. . . . . . . . . . . . . . . .
Grif in vuurteekens op zijn wang uw wil;
werp in zijn gebaar uw wekkende kracht;
stort in zijn reednen uit uw heilgen gloed.Ga naar voetnoot5)
| |
[pagina 251]
| |
Dat zulke uitingen de ineenstorting veronderstellen van vurig begeerde idealen is duidelik. De stemming van diepe depressie, van weer aansluipende melancholie is te beluisteren in de verwante verzen: De Staf: Onrust en donker alomme,
Bang als een doove-en-stomme,
tastend als blind ga ik omme -
Waar is mijn staf?Ga naar voetnoot1)
en: Alles dof en duister,
een wereld zonder getoover....
Is van den ouden luister
geen vonk meer over?Ga naar voetnoot2)
Ook in hun dramatiese en epiese verbeeldingen vinden we, als reactie op innerlike spanningen, doorlopend een nauweliks verhulde zelfopenbaring. Kalff spreekt in zijn Van Eeden-biografie van ‘rehabilitatie-drama's’Ga naar voetnoot3) (Minnestral, IJsbrand, De Idealisten). Voor de aandachtige lezer zijn ook Thomas More, en de biografieën van J.J. Rousseau, GaribaldiGa naar voetnoot4), zelfs van Tolstoi, evenzovele zelfonthullingen. In VerworvenhedenGa naar voetnoot5) staat een, in dit verband, merkwaardig vers: Wat beeldt ge, bevende klanken?
Bewegingen in 't zielsgebied,
of lot van menschen? - Ik weet het niet.
Groeien van binnen-uit uw ranken?
Zijt ge als wat men door vensters ziet?
‘Wij beelden wat verborgen ligt
en het lot van menschen beide;
niet meer van elkaar te scheiden
zijn ze, dan van 't oog het licht.
| |
[pagina 252]
| |
De ziel geeft gestalte en kleur
aan ieder uiterlijk verschijnen,
het hart vormt en vervormt de lijnen
van elk feitelijk gebeur.’
Bij dit zelfinzicht zal een crities oordeel als ‘zeer tendentieuze en de historie zoet geweld aandoende biografieën’Ga naar voetnoot1) de lyriese dichteres weinig zeggen. Het schrijven hunner dramatiese verbeeldingen, de ervaringen bij de opvoering daarvan opgedaan (of de deceptie bij nietopvoering) bracht beiden wellicht tot nadere bezinning op de toestand van het huidige toneel en hervormingspogingen ook op dit gebied. Van Eeden gaf zijn inzichten in het voorwoord van verschillende drama's en in enige artikelen, later opgenomen in Studies V (Oog en Oor; Drama en Muziek; Hollandsche Dramatiek). Vooral de inleidende en steunende rol der muziek, haar verhouding tot het gesproken woord, hadden daarbij zijn aandacht. H. Roland Holst schreef tot zelfverheldering een uitvoerige studie Over dramatische kunst, waarin zij de wording naging van enkele grote bloeitijdperken, en de wetmatigheid trachtte op te sporen der maatschappelik-geestelike levensverschijnselen op dit terrein, in verband met de onbevredigende toneeltoestanden van het heden. (Voorrede). Bij de opvoering van haar recente spel Kinderen van dezen tijd zijn haar opvattingen aangaande stilering, spreekkoor, groepenplastiek, muziek toegepast. Dit lekenspel getuigt van haar bezorgdheid voor en vertrouwen in de jeugd, symptoon van geloof in het leven, zoo essentieel voor elk hervormer, en dat zij in Verzonken Grenzen extaties belijdt. Hetzelfde geloof in de jeugd toonde eens Van Eeden, die zoo overtuigd sprak van een opvaart, een anastrophe der mensheidGa naar voetnoot2), en in zijn Oopen brief aan de padvinders en Aan de vrije jeugdGa naar voetnoot3) het jonge geslacht tot die daadwerkelike critiek op de maatschappij opwekte, waartoe hij het oudere vergeefs had opgeroepen. Het zou weinig moeite kosten aan de hand van vroegere en | |
[pagina 253]
| |
latere uitingen beide auteurs met zichzelf in tegenspraak te brengen, te minder daar zij in elke fase hunner evolutie met zulk een zelfverzekerdheid en hartstocht hun inzichten verkondigden. Totdat, na Van Eeden's overgang tot de Moederkerk en die der dichteres tot het psychologies gefundeerde ethiesreligieuse socialisme beiden openlik vroegere overtuigingen verloochenden. ‘en veel wat ik in deeze verzen sprak
zou ik nu dwaling en verdwazing heeten’Ga naar voetnoot1)
zegt Van Eeden aan het slot zijner ‘witte verzen’, waarin hij de essentie zijner gewonnen levenswijsheid neerlegde. En in haar VerworvenhedenGa naar voetnoot2) belijdt zij: ‘'k ben van den waan genezen
die loochent, o Leven, dat gij mysterie zijt.’
Zooals in VernieuwingenGa naar voetnoot3): En mijn waan wierp ik in de schare, ontzinden
zaaier gelijk, die doormengt het zaad
van ed'le tarwe met giftig gewas.
Haar vroeger hooghartig dogmatisme heeft plaats gemaakt voor ruimer waardering van anderer inzichten. Dat oude exclusivisme betreurt zij: ‘Ons woord en ons gebaar weerd' af vol hoon
al wat vroeg te worden binnengelate' uit
and're sferen. Wij noemde' elk geluid blaten
waarin niet klonk 't metaal van onzen toon.’Ga naar voetnoot4)
En zo brengt de groothartige vrouw aan Van Eeden op zijn zeventigste verjaardag, na lange veronachtzaming, een late hulde. De ‘zwijgende versmading’, die Kalff harerzijds ten opzichte | |
[pagina 254]
| |
van de dichter had geconstateerdGa naar voetnoot1), bleek althans niet langer te bestaan. ‘Van alle Nederlandsche letterkundigen van Uwe en mijne generatie - ik bedoel hen, die thans zestig jaar of ouder zijn, - zijn Gij en ik wellicht degenen, wier innerlijk streven in vele opzichten het meest verwant is,’ schrijft zijGa naar voetnoot2). En omtrent zijn critiek op het Marxisme en zijn eigen opvatting van het socialisme erkent zij: ‘Thans pas zien velen van ons datgene, waarop Gij ons ruim dertig jaar geleden opmerkzaam maaktet. Toen konden we het niet zien, omdat onze oogen verblind waren door dogmatisme. Uw blik was vrijer, doordat Uw denken ruimer, filosofischer was. Ge vielt minder dan wij ten offer aan de wanen van een tijdperk.’ Zij accentueert hier het overeenkomstige in beider streven naar maatschappelike hervormingen. Artistiek zijn er natuurlik ook grote verschillen tussen hun dichterphysionomieën. Beider organies volgroeide persoonlikheid kenmerkt zich door een eigen geluidGa naar voetnoot3). ‘Niet mijn de makkelijke en onbenepen
wellende sprakingen’
heette het al in een harer eerste sonnetten; haar stem: ‘zoo diep en zwaar voor een vrouwe-stem’.Ga naar voetnoot4)
Het overmachtig uitstromend gevoel doorbreekt telkens het richtende metrum. Ritme en strofenbouw zijn soms van buitengewone vrijheid, vergeleken met Van Eeden's meer bezonken melodieuse ritmen en overwogen strofenbouw. Naast zijn verwikkelde zielstruktuur en overbewustheid haar zuivere klaarheid en argeloosheid. Zijn occultisme verwerpt | |
[pagina 255]
| |
zij, maar ze erkent het Mysterie. Humor en satire, zoo karakteristiek voor Van Eeden, die als knaap Multatuliaan was, ontbreken in haar werk, zijn onbestaanbaar met haar ethies, vaak profeties pathosGa naar voetnoot1). Maar bij deze en meer verschillen: grote, volle menselikheid. Ook de cultuur-historicusGa naar voetnoot2) der toekomst zal, als alle dogmatiese geschillen en persoonlike animositeiten lang vergeten zijn, beiden eren als rusteloos strevende geesten, tragiese representanten van een moeizaam worstelende tijd. Heerenveen. S.M. Noach. |
|