De Nieuwe Taalgids. Jaargang 25
(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||||||||||
De weerspiegeling der historie in de taal van Hulst en Hulsterambacht.Bij 't onderzoek der taal van Hulst en Hulsterambacht vallen er drie merkwaardige verschijnselen te konstateren, die alle voor 'n groot deel hun verklaring vinden in de geschiedenis van stad en streek. Zij hebben betrekking op:
Zonder op 't vraagstuk der verhouding van taal en historie in 't algemeen te willen ingaan, geloof ik, dat de behandeling hiervan een merkwaardig feit toevoegt aan die reeks, die door 't dialektonderzoek reeds gevormd is. Men zal n.l. zien, dat een komplex van krachten werkzaam was en is, een komplex waarin de verhouding van Stad en Land de grootste rol speelt niet alleen, maar ook in onderscheiden historiese perioden tot andere resultaten voert. Terwijl in de Middeleeuwen de invloed der taal van Hulst t.o.v. 't Ambacht er door bevorderd werd, wordt zij er tans door tegengewerkt. I. De algemene taaltoestand in de stad Hulst. Het is reeds 'n vijftal jaren geleden dat ik de verschijnselen die hierop betrekking hebben, onderzocht. De snelle groei der stad naar 'n minder geïsoleerde toestand toe, alsook de emancipatie der arbeidende bevolking gevoegd bij de invloed van de moderne tijd in het algemeen, heeft tengevolge gehad, dat in die taaltoestand tendenzen zijn gaan werken, die naar meer of minder revolutionaire veranderingen voeren. Nog is, wat volgt, goed waarneembaar; of dit over een tiental jaren nog het geval zal zijn, betwijfel ik. Teneinde het inzicht in de situatie te vergemakkeliken vereenvoudig ik het grondplan der stad tot een sirkel. De buitenste sirkel is die der wallen, de binnenste omsluit ruim de Mart. Deze driedeling is histories ontstaan; concentries om de Mart heen zijn twee kringen waarneembaar met een duidelik te konstateren toename van Hulsters dialektmateriaal en een afname van invloed van 't Algemeen Nederlands. | |||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||
Hulst is centrifugaal gebouwd. Al de talrijke straten en straatjes lopen uit op de Mart òf de drie hoofdstraten, die naar de Mart voeren. In omgekeerde richting lopen zij dood tegen de wallen. In 't schetskaartje is aangegeven hoe drie taalkringen te onderscheiden vallen: I (die het minst), III (die het meest), en daartussen II (die meer dan I maar minder dan III, de invloed van het Algemeen Nederlands onderging. Nu zijn er in I nog drie delen te onderscheiden: ,n boog a (die het zuiverst de volkstaal van Hulst bewaarde), 'n boog b (die minder goed konserveerde) en 'n boog c (die men vrijwel gelijk kan stellen met II). Hoe dit alles verklaren? Hoe is 't mogelik, dat op zo'n klein terrein (in drie kwartier wandelt men de fraaie wallen rond!) 'n waarneembare driedeling kon ontstaan? En waarom in I. weer die typiese afscheiding? De historie geeft het antwoord Zij leert ons twee feiten: 1o dat de krachtigste invloeden van buitenaf, natuurlikerwijze eerst uit Vlaanderen (door de Gentse Poort, 2) en daarna uit Holland kwamen (door de Dubbele Poort, 1). De hoofdverkeersweg verbindt deze twee poorten via de Mart, buigt zich om c en raakt b; wel raakt hij ook a, maar z'n richting keerde zich van a af, welke boog anderzijds door | |||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||
de voor ons doel onbetekende weg naar Grauw werd begrensd; a lag (en ligt nog) geïsoleerd. 2o In c (vrijwel gelijk aan II!) lagen tot vóór een tiental jaren uitgestrekte tuinen, die tans in 'n nieuwe stadswijk zijn herschapen; daar wonen ambtenaren, meer ontwikkelden, inkomelingen uit II. Een dergelijke ‘invasie’ in a en b is alleen reeds door terreingebrek buitengesloten. Men bedenke - wat de mogelikheid van Hollandse expansie via III betreft - dat de lagere standen vrij immuun waren en zijn voor invloed van de hogere. Dat vloeit voort uit de scherpe standenafscheiding, die in Hulst bestaat en die veel sterker is dan in stadjes van ongeveer gelijke grootte. Wie de taal der hogere standen zou napraten, zou voor iemand ‘met veel praats’ (‘trots’) worden aangezien en gemeden worden. Juist de jongere generatie evenwel, met z'n grotere invloed van lektuur en onderwijs hebben invloed van III, voor wat de Hollandse expansie betreft, overbodig gemaakt. De hier genoemde isoglossen hebben betrekking op de klanken van Hulsters taal (straks te bespreken) en op syntaktiese eigenaardigheden. Voor deze laatste 'n kleine toelichting: in I zal men de dubbele ontkenning gebruiken: (ik heb) geen (senten) niet (meer); in II komt dit ook veelvuldig voor, veel minder echter in III. Presies eender is het gelegen met de herhaling van het pronomen: 'k ĕb əkik ('t niet gedaan) - gij ĕ gij (daar niks over te zeggen; en met 't gebruik van 'n eigenaardige datiefkonstruktie: ik kocht mij een boek, en ging lezen. Misschien vraagt men zich af: zijn deze twee driedelingen in dit oude stadje nu wel zo zeker aan Hollandse invloed te wijten. In punt II en III komen we daar nader op terug, maar speciaal voor Hulst wijs ik op de volgende drie feiten: 1. Bij het invullen der lijsten van de Zeeuwse Vereniging voor Dialektonderzoek is 't me opgevallen, hoe vaak Hulsters taal Algemeen Nederlandse woorden kent en gebruikt, voor woorden, die op de lijsten staan opgegeven als in gebruik zijnde in Z. Vl. O.D. (d.w.z. ook in Hulsterambacht). 2. Zeer sprekende feiten zijn in archiefstukken te vinden. In de notulen van 't St. Sebastiaansgilde van Hulst, schrijft dezelfde thesaurier (nl. J. van Dortmond) vóór 1790 steeds sting, daarna steng. 'n Enkele maal gaat de natuur nog boven de kultuur; zo schrijft hij b.v. in 1790 nog 1 × sting tegenover 4 × steng. Daarna evenwel behoudt hij het Hollandse ‘steng’. Zo treffen we in een afschrift der eerste notulen van het St. | |||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||
Sebastiaansgilde van Lansweirde aan 18 × gulde tegenover 19 × gilde. Een latere hand heeft van ‘gulde’, wat hij blijkbaar ‘fout’ altans niet ‘mooi’ vond, ‘gilde’ gemaakt. 3. Juist het Protestantse deel der bevolking (nog geen 10 %), spreekt 't zuiverst Algemeen Nederlands. Nu is 't uit de geschiedenis der stad voldoende bekend, dat de Protestanten bijna zonder uitzondering, inkomelingen uit 't Noorden zijn. Zij wonen 't meest in II. II. De klanken van het dialekt der stad Hulst in hun verhouding tot die van de dialekten van Hulsterambacht. Ter verduidelijking van de situatie geef ik eerst weer 'n schetskaartje. We hebben de klankverschillen nagegaan met behulp van enkele onderwijzers, meest allen geboren en getogen in de op het schetskaartje aangegeven plaatsen. Aan de hand van Dr. W. Schothorst's dissertatie ‘Het Dialect van de N.W. Veluwe’ (Utrecht 1904) werd de ontwikkeling der West-Germaanse klanken gevolgd, eerst in Hulst, daarna in St. Jansteen, Clinge, Nieuw Namen, Grauw, Lamswaarde, Kijkuit (soms) en Ter Hole. | |||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||
Laat me hieraan nog toevoegen, dat er ook 'n groot verschil in het gebruik der aanspreekvormen bestaat: in de Stad komen Brabantse en Hollandse vormen (u, gij, ge, jij, je, gullie) veelvuldig voor; op 't Land evenwel is er een chaos van echte Zeeuws-Vlaams-dialektiese aanspreekvormen, met zéér weinig invloed van Brabants of Hollands. Men ziet: op deze korte afstanden (St. Jansteen en Ter Hole liggen ± 1 K.M. van Hulst) zijn aanmerkelike klankverschillen te konstateren. Dit is te meer opvallend omdat Hulst voor Hulster Ambacht in alle opzichten een centrum was en is. Men dient dit te bedenken, als men vergelijken gaat met de verhouding tussen andere steden en hun omgeving. Voor Hulsterambacht was en is niets anders mogelik dan zich te orienteren naar Hulst. Gaat men nu de typiese verschillen na, dan zal men konstateren: 1. Bij het onderscheid, genoemd in 2, 3, 6 en 9 neemt Hulst een bemiddelende plaats in tussen Hulsterambacht en 't Algemeen Nederlands (d.w.z., in de historie: Hollands). Vlaamse invloed zou aannemelik kunnen zijn voor 'n enkel geval, maar voor een verschil als in 6 en 9 kan dit niet worden aangenomen. Evenmin brengt 't Brabants ons uit de moeilikheid. Zonder twijfel hebben we hier met Hollandse invloed te doen. Zeer w.s. zijn ook 2 en 3 ontstaan door Holl. invloed: 't aangrenzende Oost. Vl. kent n.l. deze Hulsterse vormen niet. Intussen is autochtone ontwikkeling voor deze 2 gevallen mogelik. 2. In 4, 7 en 8 is een Brabantse invloed aannemelik. Deze invloed is dan ongetwijfeld veel jonger dan de Hollandse; zij dateert uit de laatste tijd. Vooral in 't onderwijs spelen Brabanders de grootste rol. Speciaal 4 en 7 wijzen m.i. met zekerheid op Brabantse invloed. Misschien kan men de mening zijn toegedaan, dat ik te ver ga. Maar er zijn in het voorgaande toch ook onomstotelike feiten van Hollandse (en Brabantse) expansie aangewezen. Wie de geschiedenis van stad en streek kent, verwondert zich daarover niet. Integendeel, het zou verwondering moeten wekken, indien | |||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||
géén Hollandse invloed te bespeuren is, òf indien deze in Hulsterambacht groter zou zijn dan in Hulst. III. De Franse woorden. Bij 't invullen der lijsten van de Zeeuwse Vereniging voor Dialektonderzoek, is het me opgevallen - ik vermelde 't reeds - hoe Hulst vaak zuiver Nederlandse woorden kent en gebruikt, die in Hulsterambacht niet gebruikt worden. Dat geldt ook voor de Franse woorden. Ontleningen die door hun vorm en betekenis op hoge ouderdom wijzen, komen b.v. voor in Hulsterambacht, maar niet in de stad. Voor Hulst en Hulsterambacht heb ik in de loop der jaren in totaal ongeveer 1750 Franse woorden genoteerd.Ga naar voetnoot1) Dit materiaal betreft vnl. min of meer in gebruik zijnde woorden der Volkstaal. De woorden zijn aldus gerangschikt: 1. worden gegeven de Franse woorden volgens de sociale taalgroepen: de taal der boerderij, der schilders, van loodgieter en koperslager; de taal der smeden, bakkers, wagenmakers, klompenmakers, schoenmakers, timmerlieden, rijwielreperateurs, kleermakers, metselaars, slagers, de taal van de molenaar, der duivensport, van 't biljartspel, van 't muziekleven, der kinderspelen en - liederen, en der wielersport. Hierbij moest ik konstateren, dat er zo goed als geen verschil bestaat tussen Stad en Land. Wel trof me een andere merkwaardigheid: hoe snel n.l. deze sociale talen in de 20e eeuw veranderden. Zonder enige twijfel geschiedde dit door Nederlandse invloed. In een opstel ‘Het onderzoek van vaktalen’ heb ik dat b.v. aangewezen voor de taal der schoenmakers en der boeren.Ga naar voetnoot2) Deze noordelike invloed werkt o.m. ook in 't vervangen der Franse woorden door Nederlandse. Aangezien deze invloed via onderwijs en vakpers werkt, blijft zij niet beperkt tot één gebied maar is zowel in de Stad als op het Land in dezelfde mate merkbaar. 2. Na de sociale taalgroepen volgen de overige Franse ontleningen in alfabetiese volgorde. Onder iedere letter is in drie groepen aangegeven; a. welke woorden in Hulst, Hulsterambacht en het Algemeen Nederlands voorkomen; b. welke woorden alléén in Hulst voorkomen en c. welke woorden wèl op 't Land (eventueel ook in 't Algem. Nederlands) maar niet in de Stad voorkomen. Deze indeling doet ogenblikkelik zien: 1o. dat vele | |||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||
ontleningen gemeenschappelik bezit zijn van 't Alg. Nederlands en de taal van Hulst; gedeeltelik komt dit doordat zowel Hulst en Hulsterambacht als 't ganse Noordelik Nederland door dezelfde kultuurvloed zijn overstroomd; voor 'n deel evenwel vindt dit zonder twijfel z'n oorzaak in 't feit dat Franse woorden niet direkt van 't Frans (dus vanuit het Zuiden), maar via het Noorden, via het Algem. Nederlands zijn ontleend. M.a.w. een zeer groot deel der le groep onder iedere letter moge uit het Zuiden zijn gekomen (‘Zuiderlingen’ zou ik ze willen noemen), een ander, kleiner deel is ongetwijfeld te danken aan Noord-Nederlandse, Hollandse, expansie (‘Noorderlingen’). Ook in de sociale taalgroepen horen heel wat Noorderlingen tuis. Een gedeelte hiervan is gemakkelik te determineren. Begrijpelik is, dat Zuiderlingen meer langs mondelinge weg zijn overgenomen; Noorderlingen meer langs schriftelike weg. Dit is hoorbaar aan de klank en 't aksent. Zijn ze zowel uit 't N. als 't Z. overgenomen, dan vormen zich paren als: Józef - Ʒozέf, fortuin - fortyn, karákter - karaktέ.r, Belg - bέls, korsét - korsé.i, boekét - buké., pá.stər - pastóor, mótor - motór. - Een ander middel ter determinatie is de betekenis: produkten, die men hier uitsluitend uit het Noorden betrekt, hebben als naam 'n Noorderling. Daartoe behoren heel wat woorden uit sociale taalgroepen. D.e.t. zijn echte Zuiderlingen, de woorden, die in m'n woordenlijsten met O. (d.w.z. gebruikt door ouderen), staan aangegeven. Zij worden meestal door 'n zuiver Nederlands woord vervangen, en het jongere geslacht gebruikt alleen het laatste, al kènt het de oudere ontlening nog wel. Daartoe behoren woorden als: materieel (Jongeren: materiaal); fi. lé. i (= filet; J.: bieske); maſón (J.: mof); attaque (J.: beroerte); enz. 2o. Door deze indeling wordt op eenvoudige wijze geïllustreerd hoe Hulsters taal in sommige opzichten een sterker invloed van 't Frans ondergingGa naar voetnoot1), veroorzaakt door z'n geografiese ligging. Groep b onder iedere letter toont dit duidelik aan. Dat deze groep ver uit het kleinst is, zal wel niet verwonderen: ongeveer 50 woorden, tegenover ongeveer 1025 in groep a en 170 in groep c. Wat het lot dezer groep zal zijn? Of ook deze op de duur bestand zullen zijn tegen Hollandse (of andere) expansie? Daarvan valt niets met zekerheid te zeggen, al is een vermindering van deze groep eer te verwachten dan een vermeerdering. Deze | |||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||
groep is trouwens van 't minste belang; zij kan 'n illustratie zijn der konserverende kracht van het eigene. 3o. Anders staat 't weer met groep c, welke woorden omvat, die op een verschil met de woordenschat van Hulsterambacht wijzen. Het Land moet dus hierin sterker Franse invloed hebben ondergaan, of wel zijn het woorden, die eenmaal voor 't merendeel ook in de stad gesproken zijn, maar tans door Algemeen Nederlandse woorden zijn teruggedrongen. De geschiedenis leert, dat het veiliger is het laatste te onderstellen.
* * *
Ik konstateer dus: 1o. in de stad Hulst een duidelik merkbare invloed - in verschillende graden - van het Algemeen Nederlands (en Brabants: in veel mindere mate!) 2o. een opmerkelik verschil tussen de taal van Stad en Land, zowel wat klankstelsel als wat woordenschat betreft. Ook hierin spiegelt zich ongetwijfeld voor 'n deel N. Nederlandse (Hollandse) invloed af. Naast enkele hypothesen hieromtrent, staan ook enkele onbetwistbare feiten. Leggen we naast deze taalfeiten nu de gegevens der historie. We zullen dan bemerken, dat bovenbedoelde onderstellingen en feiten, berusten op een natuurlike stand van zaken. Daartoe een beknopt overzicht der geschiedenis van stad en streek, voorzover ‘taalkundige’ krachten daaruit geboren werdenGa naar voetnoot1). De politieke toestand leidde vóór ongeveer 1300 tot verfransing van Vlaanderen, en derhalve ook van Hulst en Hulsterambacht. Verfranste graven en verfranste edelen waren oorzaak, dat de taal van hof en bestuur 't Frans was. Eerst Lodewijk van Male (1346-1384) laat vele keuren in het Vlaams opstellen. Zelfs Gent en Brugge gebruikten tot in de 13e eeuw nog het Frans als bestuurstaal. Ook de ekonomiese toestand leidde tot deze gevolgen: drukke handelsreizen o.a. naar Champagne, maakten 't gebruik van 't Frans noodzakelik en op jaarmarkten was zeer lang de Franse taal voorgeschreven voor schuldbrieven en zegels. Daarbij kwamen dan nog kerkelike toestanden, die tot verfransing leidden: vele Franse kloosters hadden uitgestrekte bezittingen in Vlaanderen. Eerst ongeveer 1300 vragen de Vlamin- | |||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||
gen een eigen diocees, ‘quod maxima pars comitatus habet in usu ydionem theutonicum.’ Hulst en Hulsterambacht werden, door hun geografiese ligging alleen reeds, in deze invloedssfeer getrokken. Vooral kerkelike krachten hebben de Franse vloedgolf naar deze streken gestuwd. Wel behoorden Hulst en Hulsterambacht tot het bisdom Utrecht, maar de Hulsterse heren van Maelstede hadden het ‘jus patronatus’ over de parochiekerk der stad; en Wulfaert en Gerard van Maelstede droegen dit over aan de Deken en 't kapittel der Kollegiale Kerk van Kortrijk, welk kapittel zeer veel eigendommen in deze streek bezat, die de Kortrijkse Heren in de 15e eeuw jaarliks met veel feestvertoon kwamen verpachten. Datzelfde kapittel kreeg 't patronaatsrecht over Hontenisse. Zo werden ook reeds in 1264 de heerlikheid van Saeftinge en de parochie van Sint Jan ten Steene door scheidsrechterlike uitspraak onder de jurisdictie van Doornik gebracht. Veel sterker krachten werkten van uit de abdijen, die hier enorme uitgestrektheden bedijkt of gekocht hadden. Zo de Benediktijnerabdijen van Sint Baafs en Sint Pieter van Gent. Dit was reeds van vóór 1000 het geval. Ook de abdijen van Drongen, Ter Doest en Duinen (bij de Franse grens) bezaten hier gronden, evenals de zuiver-Franse abdij van Cambron (te Castenau in Henegouwen). Ook politiek was er een levendig verkeer tussen Stad en Land van Hulst en Vlaanderen; de Zeeuws-Vlaamse adel was eigenlik Vlaams; volgens een keure van 1242 moest de baljuw der Vier Ambachten van buiten deze streken komen. Ieder jaar op 29 Aug., of in 't oktaaf daarvan trokken vier mannen naar de graaf, om nieuwe schepenen ter benoeming voor te dragen. In de naaste drie jaar mochten deze vier niet opnieuw deze taak vervullen. Ekonomies bestond er eveneens 'n druk verkeer met Gent: in 1325 werden Hulst en Gent door 'n kanaal verbonden. Hulst kreeg in 1180 van Philips van den Elzas vrijdom van alle tollen (behalve van die te St. Omer). Welke betekenis kon dit gehad hebben, indien de handel weinig betekend had? Tot in de 14e eeuw staat dus histories vast: 1o. Hulst en Hulsterambacht liggen in de Franse invloedsfeer. 2o. Hulst was èn politiek èn ekonomies èn kerkelik het centrum voor 't Ambacht. In Hulst immers zetelde de baljuw van 't Ambacht, Hulst was de mart-plaats, alleen in Hulst mochten lange tijd de gelovigen uit 't Ambacht ter kerke gaan. | |||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||
In de 14e eeuw komt er evenwel verandering. De band met Vlaanderen wordt losser. Gent en Hulst liggen meermalen overhoop: vanaf 1326 tot ongeveer 1350 werden de Vier Ambachten door Gent bezet. Opnieuw geschiedde dit door de Witte Kaproenen onder Jan Hyoens in 1379. In 1381 werden de Vier Amb. door Gent stelselmatig verwoest. Dit werd herhaald in 1385 door de Franse koning Karel VI. In 1452 of '53 werd Hulst door de Gentenaars platgebrand; in 1488 en '89 werd verwoed gestreden bij Hontenisse; 't Ambacht werd in 1488 en '89 bij vergeefse aanvallen op de stad, door Gent gebrandschat. En in 1491 werd Hulst nogmaals geplunderd. Deze burgerstrijd deed niet alleen de verhouding Hulst-Gent, maar ook de verhouding Stad-Ambacht grondig veranderen. Wat voordeel had 't Ambacht van deze krijg, zelfs indien Hulst de overwinning behaalde? Immers geen enkel! 't Was de stad die al deze rampen over 't Ambacht neertrok. Deze kloof werd uitgediept door de godsdienststrijd. In 1578 deden de Gentse Kalvinisten onder van Deynse - die reeds in 1566 als hoofd der beeldstormers in Hulst en Axel was opgetreden - 'n aanval op de stad; 28 Junie werd de uitoefening van de katolieke godsdienst op lijfstraf verboden. Een achtergelaten bende beroofde kerken en kloosters van Stad en Land; predikanten werden aangesteld. Na vele wederwaardigheden kwam de Stad in 1645 definitief in 't bezit der Republiek: de katolieke godsdienst werd voorgoed verboden en alle kerken hun ontnomen. Toch bleef de overgrote meerderheid katoliek; de protestanten waren meest inkomelingen, en 't geringe aantal dat uit afvallige katolieken bestond, sloot zich gemakkelik hierbij aan. Belangrijk waren de gevolgen hiervan in taalkundig opzicht: Hollandse invloed kwam binnen met de protestanten, (ook al door hun konnekties met het Noorden) die daarenboven allen leidende funkties uitoefenden; in 't Ambacht groeide 't wantrouwen in en de afkeer van de Stad, van waaruit de onderdrukking kwam. Zo heeft de historie een zeer onvriendelike verhouding tussen Stad en Land doen ontstaan, een verhouding, die ik in die mate nergens anders weet te bestaan. Rivaliteit tussen twee plaatsen is heel gewoon, maar hier is veel meer dan dat aanwezig. Een bekend filoloog, die hier eens 'n bezoek bracht, had dadelik gelegenheid dit te konstateren. Hoe Hulsters taal - veel meer dan die van 't ‘Land’ (= | |||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||
Ambacht) - vreemde invloed wel moest ondergaan, illustreert ook nog 't volgende feitelike gegeven uit 't Hulsters archief. In 'n tableau de Population van 1808 tot 1812 lees ik, dat Hulst toen 2012 inwoners had; An 7 had het er 1150. Dat is dus in 'n negental jaren bijna een verdubbeling. Daarvan móet wel 'n groot deel toegeschreven worden aan inkomelingen. Trouwens in bedoelde Tableau staan aangegeven 80 Franse, 339 Zeeuws-Vlaamse en 156 Noord-Nederlandse inkomelingen. Met deze taalfeiten naast de gegevens der historie, kan ik mij alleen het volgende verloop als het meest-natuurlik voorstellen: tot in de 14e eeuw ondergaan Stad en Land gelijke invloeden van Vlaanderen (en daardoor van 't Frans); Hulsters taal beïnvloedt h.w.s. die van het Land;Ga naar voetnoot1) vanaf deze tijd, maar vooral in de 15e eeuw, ontstaat een zodanige afscheiding tussen Stad en Land, dat 't Land daardoor voor ‘Stadse’ invloeden vrijwel immuun wordt. Deze afscheiding wordt - en dan voorgoed - bevestigd en verscherpt door de godsdienstige en politieke toestanden der 16e en 17e eeuw. Hulst ondergaat van die tijd af natuurlikerwijze veel Hollandse invloed (en in de jongste tijd ook Brabantse); deze invloed uit zich zowel in klankstelsel als in woordenschat. Het minst wordt de syntaxis er door geraakt. Ofschoon - evenzeer als in de Middeleeuwen - Hulst hèt centrum van 't Land is, weerstaat dit laatste aan z'n invloed, 'n gevolg van de meer dan rivale mentaliteit ,die er heerst. Anders zal 't geval misschien wel staan, als we 'n eeuw verder zijn. De tegenwoordige invloed van 't Nederlands komt immers overal. Wat daarvan het gevolg zal zijn? In ieder geval: in deze streek vertoont zich het feit, dat de omgeving ener stad aan de invloed daarvan weerstaat; een feit tegenovergesteld aan wat door Frings, Schrijnen, Kloeke, van Ginneken e.a. is gekonstateerd nl. de (meestal kringsgewijze) invloed, die door 'n stad over z'n omgeving wordt uitgestraald.
Hulst. Jos. J. Gielen. |
|