De Nieuwe Taalgids. Jaargang 25
(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Uit de tijdschriften. (November-Desember).De Gids. Nov. De redaktie is ontevreden over de ministeriële aanschrijving omtrent de spelling: ‘'t is vis noch vleesch’: ‘het komt ons voor dat de Overheid met goed gevolg slechts voor een der uiterste, althans tegengestelde, standpunten zou kunnen opteeren: voor de radicale verandering - doch dit schijnt nauwelijks mogelijk dan in een tijd van algemeene crisis - of voor het behoud’. Waarom dan niet liever ‘een wijs laisser aller’?Ga naar voetnoot1) Des. J.J. Salverda de Grave weerlegt in een artikel Taalgeleerdheid en spelling de aanvallen van Van Ginneken op de ‘Kollewijners’. Deze ‘trad in het krijt, niet met pijl en boog, maar met heel zwaar geschut, dat hij losbrandde, niet op de vijand, maar enkel in de richting van de vijand, ver over hem heen, zodat de gretig toekijkende anti-vereenvoudigers zelfs niet meer konden zien waar de kogels neervielen, in een of andere vlakte waar zij in het zand smoorden.’ De schr. toont aan, dat Van Ginneken's ‘verrassende ommezwaai’ met allerlei begripsverwarring gepaard gaat, en stelt de vraag hoe de nieuwe beschouwing te rijmen is met al wat hij vroeger verkondigde en moeielik geheel verlochenen kan.
Nieuwe Gids. Nov. Khouw Bian Tie schrijft breedvoerig Over Kloos' theorie der dichtkunst; W. Kloos over J. Eigenhuis en Roel Houwink. Des. Behalve het vervolg van het bovengenoemde artikel herhaalt Kloos zijn beschouwingen Over de eenig-ware wijze van gedichten kritiseeren.
Groot-Nederland. Nov. F. van der Goes geeft Letterkundige Herinneringen aan de Hooft-feesten van 1881 en de geschillen over de toenmalige Warenar-vertoning. | |
[pagina 61]
| |
Des. Frans Coenen bespreekt zeer uitvoerig Een boek over tachtig, nl. het proefschrift van Anthonie Donker, waarvoor hij veel lof heeft. Toch meent hij dat de schr. in zijn karakteristiek van Van Eeden's dieper wezen en van Gorter's Mei niet gelukkig geweest is. Naar zijn smaak zoekt de auteur te veel ‘invloeden’. Dat de beweging van '80 ‘achteraf gebleken is een romantische beweging te zijn’ geeft hij ook niet geheel toe, al erkent hij dat deze beweging ‘wel een belangrijke romantische factor inhield.’
De Stem. Nov. Het Critisch Bulletin brengt o.a. een beoordeling van J. Slauerhoff's Schuim en Asch door Anthonie Donker. Des. Roel Houwink geeft een beschouwing Bij den herdruk van Karel van de Woestijne's ‘Modderen man’ over de aard van deze poëzie. In het Critisch Bulletin noemt A. Donker De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker ‘het hoogtepunt van den Hollandschen familieroman’. - Theun de Vries beoordeelt de Klein-Joodsche romans van Sam. Goudsmit.
Leiding. Nov. In een uitvoerige Literaire Kroniek prijst P.N. van Eyck Nine van der Schaaf als ‘een van de diepste en oorspronkelijkste dichters die ons land de laatste halve eeuw heeft voortgebracht.’
Stemmen des tijds. Des. De Literaire Kroniek van C. Tazelaar bestaat uit ‘een boekenfilm’, een reeks korte boekbesprekingen.
Opwaartsche Wegen. Nov. J. van Ham beoordeelt de Strofen en andere Gedichten van Roel Houwink; G. Kamphuis een bundel gedichten van Martin Leopold. - Leo van Breen prijst de ‘levenswaarachtigheid’ in de verzen van Beversluis' ‘Aanklacht’. Des. J. van Ham bespreekt de jongste bundels van Willem de Mérode: Esther en De steile tocht. - Tom de Bruin schrijft Over Marsman. - J. van Ham noemt de novellenbundel Vergezicht van Wilma ‘Christelik proza’. - W.A.P. Smit beoordeelt Het werk van Alie Smeding.
Roeping. Nov. Gabriel Smit prijst de Regionalistische Romankunst van Antoon Coolen, bij de verschijning van zijn Peelwerkers. - Het gevecht tegen het eigen hart, van Henri Bruning, geeft een beschouwing over Witte Vrouwen en De Vijf Vingers van Marsman. Des. Anton van Duinkerken begint een artikel met het opschrift Over den roem van Tollens, in schertsend-spottende toon. | |
[pagina 62]
| |
Den Gulden Winckel. Nov. Anthonie Donker beoordeelt in de Kroniek der Poëzie de laatste bundels van J. Slauerhoff en De figuren van de Sarkofaag van Albert Verwey. - Roel Houwink noemt Het fregatschip Johanna Maria, van Arthur van Schendel, en De Opdracht van Aart van der Leeuw ‘twee proeven van volmaakte schrijfkunst’. Des. Gerard van Eckeren beoordeelt De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker. - Anthonie Donker bespreekt de jongste bundels van een drietal Katholieke dichters: Jan Engelman, Willem ten Berge en Gerard Wijdeveld.
Dietsche Warande en Belfort. Nov. In een artikel De Vlaamsche Beweging: 1930 betoogt Leo Picard o.a. de noodzakelikheid van ‘volkomen linguistische eenheid’ met Nederland: ‘tegenover het Fransch staat het Vlaamsch nog steeds te veel als gewesttaal; het is onze taak daaraan een einde te maken.’ - Joris Eeckhout toont aan dat Urbain van de Voorde met zich zelf in tegenspraak komt, als hij spreekt Over ‘Gezelle's Eros’: daarin ziet Eckhout niets anders dan ‘priesterlijk liefdegevoel’ voor zijn leerlingen, waaruit nooit schuldbesef zou kunnen voortkomen. Des. Deze aflevering brengt het vervolg van de enquête over De Kritiek in Vlaanderen, met een zevental antwoorden. - Marnix Gijsen prijst in de rubriek Nederlandsche Letteren de roman Vrouwenkruistocht van Jo van Ammers-Küller.
Verslagen en Mededeelingen van de Kon. Vlaamsche Academie. Julie. A. Hegmans deelt enige Conjecturen mede. - Het onderwerp dat Herman Poort behandelde in de plechtige vergadering, luidt: Wat beteekent de Vlaamsche letterkunde voor Holland? - J. van Mierlo komt nog eens terug op de vraag: Was Hendrik van Veldeke een geboren Ridder? Tegenover Dr. Lyna houdt hij vol dat Hendrik geen geboren ridder zal geweest zijn, maar aanvankelik een rondreizend dichter, een speelman. Aug.-Sept. Deze aflevering bevat o.a. de uitgeschreven prijsvragen en een bijdrage van Karel de Flou over Het Nederlandsch in België (1814-1830).
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Okt. D.F. Malherbe verdedigt de Spelling van vreemde woorde in Afrikaans door een parallel met de Skandinaviese talen en het Italiaans-Spaans, die daarin niet minder ver gaan. - J.J. le Roux bespreekt Die kortverhaal as kunsvorm van F.E.J. Malherbe. | |
[pagina 63]
| |
Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde XLIX, afl. 4. Mej. S.A. Krijn bespreekt Staring's bewerkingen van de oud-noorse poëzie. - Jacoba van Lessen spreekt uitvoerig Over de etymologie van afkalven, dat zij in verband brengt met het werkwoord kavelen. - J.W. Muller geeft een Vondelianum; W. de Vries een ‘nalezing’ bij De verkleinuitgangen, waarin hij zijn opvattingen tegenover Kern handhaaft. - Van dezelfde schrijver is een bijdrage over n in de genitief en datief van Friese eigennamen. - A.A. Verdenius vervolgt zijn Aantekeningen bij Breero's Kluchten, waarbij zijn kennis van het Fries en de taal van andere kluchtschrijvers hem goed te pas komt. - J.H. Kern bespreekt de etymologie van ollen en oele. - J.W. Muller vermeldt Nog een verwant van Klaasje Zevenster. De aflevering wordt besloten met enige Kleine mededeelingen.
Vondelkroniek I, nummer 4. J.F.M. Sterck stelt de vraag: Wie was de regisseur van Vondels treurspelen? en antwoordt dat Vondel zelf zich blijkbaar met de uitvoeringen bemoeid heeft. Later hebben Jan Vos en Bidloo vertoningen er bij bedacht. - K.J. Riemens bespreekt Vondels schooljaren, waarschijnlik bij Willem Bartjens te Amsterdam. - H.F. Wijnman gaat de betrekkingen na tussen Vondel en de Anslo's. - B.H. Molkenboer vertelt iets over Gijsbrecht op Doornenburg? Een zeventiendeeeuwse bezitter van dit kasteel, naar hij meende afstammeling van Gijsbrecht, heeft daar herinneringen aan laten brengen, o.a. een nog bestaand schilderstuk. Aan het einde van deze aflevering vindt men interessante Kantteekeningen.
Neophilologus XVI, afl. 1. J.A. van Praag vermeldt Nederlandsche vertalingen van novellen van Juan Pérez de Montalbán. - H. Logeman geeft aanvullende en kritiese aantekeningen bij Bense's werk over Low-Dutch Elements in English.
Leuvensche Bijdragen XII, afl. 1. R. Kreemers vertelt over De Vereenvoudigde Spelling in het Engels. Bijblad. Deze aflevering bevat mededelingen omtrent Zuidnederlandsch Dialectonderzoek, met een uitgezonden lijst van dertig bloemennamen.
Volkskunde XXXV, afl. 1-3. L. Beirens geeft een bijdrage over Volksgeloof en Weerwijsheid. - Maria Th. de Wulf verzamelde Oude Vlaamsche Volksvertelsels. - A. Janssens deelt een en ander mede over De Folklore in Bestuur en Gerecht; J. | |
[pagina 64]
| |
Frère over ‘remediën’ van de Volksgeneeskunde. - V. Verhaegen vervolgt zijn bijdrage over De Vlaamsche Volksspelen, die aangevuld wordt door Jan Lemmes (Steksche verleggen). - Ten slotte nog Kleine vertelsels van Hemel en Aarde, Dokumenten van V.d.M. en Boekbesprekingen.
Eigen Volk II, afl. 10. T. Pluim vertelt over Volksgeloof in de Geldersche Vallei. - J. Schoo behandelt De Sage van Koning Ezeloor, die zijn Hof had te Voorburg. - Een kleine bijdrage van Alberta J. Portengen betreft de Volksgeneeskunde; een van J.R.W. Sinninghe de Soldatentaal. Afl. 11. Een bijdrage van J.A. Hubregtse is gewijd aan Zeeuwsche Folklore. - W. van Es verklaart Eenige Limburgsche Plaatsnamen. - Jozef Cornelissen bespreekt de uitdrukking Van den alf geleid zijn.
Paedagogische Studiën. Nov. A. Zijderveld maakt Enkele opmerkingen naar aanleiding van Dr. P. Gerlach Royen's brochure. Zijn bezwaren van taal-partikularistiese aard zal hij bij nadere overweging moeielik kunnen volhouden.
Berichten en Mededelingen van de Vereniging van Leraren in Levende Talen. Des. E. Kruisinga stelde een rapport samen over De opleiding van de leraar. - Het bestuur richtte een Adres aan de Minister van Onderwijs over de onhoudbare spellingregeling. - J.B. Schepers schrijft Over de ‘Verspreide Opstellen’ van Prof. A. Kluyver.
De Gulden Passer VIII, No. 3-4. F. Kossmann publiceert Vier sonnetten en een ode van Jan van der Noot, die hij achter een bundel met rederijkersverzen aantrof.
Museum. Des. F. Kossmann beoordeelt een Hamburger dissertatie van J. Koepp: Untersuchungen über das Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. C.d.V. |
|