belofte van het eerste deel wordt door de volgende bevestigd; zowel door de bekwaamheid en toewijding van de uitgevers als door de uiterlike verzorging wordt deze uitgave een standaardwerk.
De Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (1929-30) bevatten de toespraak van de voorzitter Dr. J.H. Kern over Onberaden taalijver, en de voordracht van Jozef Muls over De nationale beteekenis van Guido Gezelle.
Als onderdeel van de Liederen van Groot-Nederland verscheen Een Geestelijck Liedt-Boecxken van de bekende David Jorisz, uitgegeven met een interessante Inleiding van Dr. G.C. Hoogewerff.
Het spel van de Stathouwer heet een zestiende-eeuws rederijkerspel, dat de heer D.A. Poldermans uitgaf in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1930). Hij ontdekte het manuskript in een fragmentaries bewaard rederijkersarchief, berustend op het stadhuis te 's Gravenpolder.
Onder de titel Afrikaans Proza verzamelde Dr. J. Haantjes in een keurig boekje (Amsterdam - Uitgeversmaatschappij Holland - 1930) een aantal korte studies uit het tijdschrift ‘Opwaartsche Wegen’. De besproken prozaschrijvers zijn: Jochem van Bruggen, Sangiro en C.J. Langenhoven.
Boeken die men niet meer leest, is het opschrift van een bundel, waarin Dr. Jan Walch een 25-tal korte beschouwingen over boeken uit alle tijden, in bonte rij, bijeenbracht (Zutphen - W.J. Thieme - 1930). Oorspronkelik waren ze bestemd tot feuilletons in ‘Het Vaderland’.
Achter de Vuurlijn. Anton van Duinkerken, een van de meest talentvolle jongere Katholieke schrijvers, verzamelde in deze bundel (bij Paul Brand te Hilversum verschenen) een aantal studies over Nederlandse letterkunde, van de 16de tot de 20ste eeuw, ontstaan uit boekbesprekingen. Het laatste vijftal gaat over het hedendaagse streven van de Katholieke dichters in ons land.