Boekbeoordelingen.
Dr. K.H. de Raaf: Problemen der Poëzie. Beschouwingen over de beginselen der dichtkunst en het Nederlandsche vers van dezen tijd (Rotterdam - W.L. en J. Brusse - 1930).
Terecht heeft De Raaf in de titel uitgedrukt dat hij een reeks ‘beschouwingen’ geeft, want de vele korte hoofdstukjes zijn door een losse band verbonden. De bedoeling is, de vruchten van zijn lektuur over dit uitgebreide onderwerp en zijn eigen overdenkingen aan anderen voor te leggen en ter overweging te geven: vandaar de vele citaten. In het biezonder boeiden hem de geschriften van de Italiaanse aestheticus Benedetto Croce en het antagonisme van Henri Bremond, de auteur van La Poésie pure, die de inspiratie verdedigde, en Paul Valéry, die daartegenover de reflectie stelde als hoofdfactor. De ontwikkeling van deze tegenstelling vormt eigenlik de kern van dit boekje. Vooraf gaat een zeer beknopt overzicht van de ‘oudere kritiek’ en een aantal getuigenissen van dichters omtrent de wording van hun poëzie, voornamelik om aan te tonen dat volgens velen ‘het Onbewuste de alles beheerschende macht is.’
Voor Nederland geldt Kloos als de vertegenwoordiger, met een breedsprakige aanhaling uit de laatste tijd. Had Bilderdijk, met zijn ‘ontboezemings’-theorie hiernaast geen plaats verdiend? Dan zou tegelijk het gevaar van auto-suggestie gebleken zijn, wanneer de dichter gevoelt: ‘est deus in nobis’, want zowel bij Bilderdijk als bij de latere Kloos is waar te nemen, dat zulke ‘inspiratie’ ook slechte verzen te voorschijn kan brengen, die bij voldoende zelf-kritiek als waardeloos erkend zouden zijn.
In los verband volgen twee slothoofdstukjes: over Uitwassen onzer moderne poëzie, waarin de schrijver onomwonden zijn afkeer te kennen geeft van ‘grillige experimenten en embryonale probeersels’, als van Paul van Ostayen; en over Mr. Herman van den Bergh en zijn nieuwe tucht, die volgens de schr. ‘als Don Quichot vecht tegen een windmolen en open deuren intrapt’, wanneer hij in de vijfvoetige jambe een dwangbuis ziet. De Engelse poëzie en die der Tachtigers hebben immers bewezen hoeveel vrijheid van beweging de vijfvoeter de dichter laat.