De Nieuwe Taalgids. Jaargang 24
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
De Nieuwe Gids. Aug.W. Kloos schrijft over de poëzie van Hein von Essen. | |
De Stem. Julie-Aug.Dirk Coster publiceert zijn rede over Guido Gezelle, bij de herdenking van de dichter; in Mei, te Amsterdam uitgesproken. - In het Critisch Bulletin beoordeelt Anthonie Donker werk van Menno ter Braak, Theun de Vries, vroeger en later werk van Arthur van Schendel en Karel Leroux de jongste roman van Antoon Coolen. | |
Leiding. Julie.Albert Verwey schrijft Een aanteekening over het begrip ‘volkslied’, naar aanleiding van Dr. C. Brouwer's proefschrift over dit onderwerp. - In de Literaire Kroniek beoordeelt P.N. van Eyck uitvoerig het hekeldicht en de bundel Het Vaderland van Gerard Wijdeveld. Dezelfde schr. beoordeelt De Raaf's Problemen der Poëzie, het Jaarboek Erts 1930 en verzen van D.A.M. Binnendijk en H.C. Kool. | |
Stemmen des tijds. Julie.Elise van der Ven-Ten Bensel bespreekt de verschillende theorieën en hypothesen Over oorsprong en beteekenis van den graal. | |
Aug.Het bovengenoemde artikel wordt in deze aflevering vervolgd en besloten. | |
Opwaartsche Wegen. Julie.P.H. Muller beoordeelt De Intocht van A.J.D. van Oosten en Het Stuivende Leven van Willem van Deest, die ‘diametraal tegenover elkaar’ staan. Dezelfde schr. geeft een Bibliographie van Karel van de Woestijne. | |
Aug.H. van der Leek beoordeelt de bundel Stille Opvaart, verzameld uit acht jaargangen van Opwaartsche Wegen. - J. van Ham bespreekt Alb. Verwey's jongste bundel De figuren van de Sarkojaag, onder het opschrift Een grafdicht voor Floris Verster. - K. Fokkema geeft een Friese kroniek 1928 en '29, over de gedichten van O. Postma en een overzicht van de jongste Friese litteratuur door D. Kalma. - J. van Ham beoordeelt Hélène Swarth's Avonddauw. | |
[pagina 269]
| |
Roeping. Julie.Wies Moens herdenkt Albrecht Rodenbach, bij de vijftigste verjaring van zijn dood. - Gerard Knuvelder ontwikkelt zijn bezwaren tegen de Gezelle-studie van Bernard Verhoeven, die in zijn historiese beschouwingen te veel op Belgicisties standpunt staat (De overwintering op het hollandse schiereiland). | |
Aug.Anton van Duinkerken schrijft over Menno ter Braak en de moraal, naar aanleiding van Het Carnaval der Burgers. | |
Het Boek. Julie.P. Leendertz Jr. vond de oorspronkelike tekst van Een bruiloftsdicht van Vondel, nl. dat voor Jacob Jacobsz. Hinlopen van 1618. Hij vergelijkt dit met Vondel's omwerking van 1644. | |
Vondelkroniek No. 2.B.H. Molkenboer schrijft over Augustinus en Vondel; H.F. Wijnman over Vondel's schooljaren, met de onderstelling dat de dichter in Utrecht bij een schoolmeester in de kost geweest is. - Jop Pollmann antwoordt ontkennend op de vraag: Berust Vondel's Konstantijntje op een oude zangwijze? Dezelfde strofen gebruikte Huygens reeds. - C.R. de Klerk toont aan dat Vondel's ‘Antidotum’ op een hoger plan staat dan men gewoonlik meent en dat de dichter zich niet mengt in ‘onvruchtbaar theologies geharrewar.’ - Een reeks interessante Kantteekeningen en Boekbespreking besluit deze aflevering. | |
Den Gulden Winckel. Mei.De afl. opent met een nagelaten studie van Karel van de Woestijne over Guido Gezelle. - G.H. 's Gravesande had een onderhoud met E. du Perron over Proza, Poëzie en Critiek. - Anthonie Donker schrijft over Witte Vrouwen van De Dichter Marsman. - Roel Houwink beoordeelt Vrouwen van Emmy van Lokhorst. | |
Junie.Anthonie Donker spreekt zijn bewondering uit voor Gorter's nagelaten werk, dat hij Een Hymne aan de Nieuwe Menschheid noemt. - Roel Houwink prijst de roman Adelaide van Gerard Walschap als een klein meesterwerk. | |
Julie.Anthonie Donker schrijft over Nyhoff's Vliegende Hollander, ‘een veronachtzaamde sage’. - Roel Houwink noemt de bekroning van Antoon Coolen's Het donkere Licht ‘een uitnemende beslissing.’ | |
Aug.A. Donker vervolgt het bovengenoemde artikel. - Roel Houwink beoordeelt Een nieuwe roman van Alie Smeding, nl. De Ontmoetingen van Rieuwertje Brand. - E. du Perron maakt bezwaar tegen Prof. Goris' oordeel over Slauerhoff. | |
[pagina 270]
| |
Vlaamsche Arbeid XXV, afl. 3-4.Victor J. Brunelair herdenkt Karel van de Woestijne. - Johan Winkler Jr. gaat de vriendschappelike betrekkingen na tussen Guido Gezelle en Johan Winkler Sr., die van 1881 dagtekenen. In de rubriek Nederlandsche Poëzie beoordeelt Jozef Muls de Louteringen van de Zeeuws-Vlaamse dichter Jan H. Eekhout. | |
Dietsche Warande en Belfort. Junie.C. Daenen wijdt een uitvoerig opstel aan de kunst van Dante en Henr. Roland Holst- Van der Schalk. Bij beiden vindt hij een ‘vereeniging van gemeenschapsgevoel en individualisme.’ - In de Kroniek over Vlaamse letteren bespreekt Marnix Gijsen Het Duistere Bloed van Lode Zielens. | |
De Vlaamsche Gids. Aug.André de Ridder wijdt een artikel aan het leven en het werk van Lode Opdebeek (1869-1930). Daarbij sluit zich aan Nog de stem van een vriend over Lode Opdebeek, door Edmond van Offel. | |
Studiën. Tijdschrift voor Godsdienst, Wetenschap en Letteren. Aug.J. Pollmann maakt Een paar opmerkingen over de dateering van Bredero's liederen. Hij toont aan dat Knuttel's datering vaak te subjektief is, en dat hij de gegevens, door de melodieën verschaft, verwaarloost. | |
De Socialistische Gids. Julie.H. Roland Holst besluit haar studie over Guido Gezelle. | |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde XLIX, afl. 3.Een voorjaarsbloem der Romantiek noemt J. de Vries een der ‘heldenbrieven’ van Lucretia van Merken, waarin merkwaardigerwijze Oud-Noorse sagenstof behandeld wordt. - J.W. Muller schrijft Over navolging in de 17de eeuw, inzonderheid naar of door Hooft en Vondel. - D.C. Tinbergen bespreekt De dichtvorm van het Leven ons Heren, waarin hij, als herinnering aan het Oud-Germaanse vers, bij gedragen voordracht telkens vershelften met twee accenten waarneemt. - C.G.N. de Vooys geeft een aantal Losse aantekeningen bij Eymael's uitgave van ‘Hofwijck’. | |
Verslagen en Mededelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Maart.J. Vercoullie bespreekt De Germaansche Etymologieën in den ‘Dictionnaire général’. - H.J. van de Wijer deelt een en ander mede Uit de geschiedenis van de spelling der Vlaamsche gemeentenamen. | |
[pagina 271]
| |
April.J. Salsman publiceert zijn voordracht over Poirters als hekeldichter. - J. Jacobs spreekt uitvoerig Over de herkomst van het ‘Oudwestvlaamsch’ Herbarium uit Köningsberg, om te betogen dat de daarin voorkomende plantennamen inderdaad West-Vlaams zijn. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Junie.F.J. Labuschagne geeft beschouwingen over Taal en Kultuur. - G. Dekker beoordeelt het Londense proefschrift van W.J.B. Pienaar over English Influence in Dutch Literature and Justus van Effen as Intermediary. - J.W. Pont publiceert een Lys van populêre plantname uit die distrik Kroonstad. | |
Neophilologus XV, afl. 4.K.J. Riemens bestudeerde Une remarquable grammaire franco-néerlandaise de la fin du XVIe siècle; nl. het Cort Onderwijs, van de bekende Pieter Heyns, in een Zwolse druk van 1605. | |
Germanisch-Romanische Monatsschrift. Julie-Aug.Leo Weis gerber behandelt in een artikel ‘Neuromantik’ in der Sprachwissenschaft de taalbeschouwing van E. Cassirer, W. Porzig en van hemzelf, die in de ‘Studien zur Geschichte der Sprach-philosophie’ van O. Funke tot één groep van ‘Neuromantiker’ gerekend worden. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Julie.P. Gerlach Royen bestrijdt in een artikel Een nieuwe lente en een nieuw geluid Van Ginneken's Maasbode-artikels tegen de ‘Kollewijners’. Hij toont aan dat V.G. ‘door zijn jongste zwenking feitelik zo goed als al zijn publikaties op nederlandse-taalgebied verouderd heeft verklaard’, terwijl hij tegelijkertijd zijn pleidooi voor een modern moedertaalonderwijs, als een ‘gedegen brochure’ ten volle handhaaft! - Jos. J. Gielen schrijft een uitvoerig artikel over De Wandelende Jood van Aug. Vermeylen. - Marc. Heyer O.F.M. toont in een artikel Van Roomse heiligen bij niet-Katolieke Vondel aan, dat de dichter reeds voor zijn bekering goed op de hoogte was van de levens der heiligen. | |
Eigen Volk. Julie.H.H. Knippenberg verklaart Eenige Limburgsche plaatsnamen. - Jozef Cornelissen vervolgt zijn artikel Iets over de folklore der ambachten. | |
Aug.A. Beets verklaart het spel Duitjen-op spelen, in de Camera Obscura genoemd. - Kerst Zwart verzamelde woorden uit de Volkstaal in de graafschap Zutphen (Ruurlo en Omstreken). | |
[pagina 272]
| |
Volkskunde XXXIV, afl. 4-6.Victor de Meijere geeft een uitvoerige, geïllustreerde studie over De Tooverij in Vlaanderen, over toveraars, toverheksen, aflezers en stuiters; hun praktijken en geheimen. - L. Beirens bespreekt het Volksgeloof en Weerwijsheid over de verschillende dagen van de week. - V. Verhaegen vervolgt zijn opstel over De Vlaamsche Volksspelen. - Victor de Meijere geeft een omschrijving van Volkskunst als uiting van gemeenschapskultuur: kunst die bij het volk ingang vindt kan folkloristies van belang zijn, maar is geen volkskunst. De afl. brengt een lange reeks boekbesprekingen, ook van buitenlandse werken op het gebied van volkskunde. | |
Leuvensche Bijdragen XXI, afl. 3-4.L. Grootaers en J.L. Pauwels publiceren een taalgeografiese studie, door een kaart toegelicht, over De ‘kaan’ in de Zuid-Nederlandsche dialecten. - W. de Vries vervolgt zijn tegen Kloeke gericht opstel over De uu-expansie. - Jan Grauls zoekt de Etymologie van Schampavie in het Spaanse scampa (la) via: maak u weg. | |
Bijblad, afl. 3-4.L. Grootaers kondigt de voltooiing van het Middelnederlandsch Woordenboek aan. - K. de Flou vertelt Over het ontstaan van het Woordenboek der Toponymie. - G.G. Kloeke en J. Leenen wisselen van gedachten over De Hollandsche expansie van uit Limburg gezien. Verder bevat de afl. een aantal boekbeoordelingen. | |
Indogermanisches Jahrbuch XIV (Jahrgang 1930).:de bibliografie over het jaar 1928 is de hoofdzaak (362 blz.); daarentegen ontbreekt om financiële redenen een ‘Zeitautaufsetz’. Verder een aantal ‘persönliche, wissenschaftliche en geschäftliche Nachrichten’, w.o. het verslag van een vergadering, in Maart 1930 onder voorzitterschap van Jespersen te Genève gehouden, met de bedoeling het probleem van een hulpwereldtaal nader tot zijn oplossing te brengen. | |
Museum. Mei.J.B. Schepers bespreekt het proefschrift van J. Haantjes over Gysbert Japiex. | |
Junie.J.W. Muller bespreekt de uitgave der Werken van Michiel de Swaen, door V. Celen, waarvan reeds vier delen verschenen. C.d.V. |
|