De Nieuwe Taalgids. Jaargang 24
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nieuwe Gids. Mei.Henri van Booven publiceert opnieuw een fragment uit zijn boek over Leven en werken van Louis Couperus. - H.H.J. Maas vervolgt zijn artikel Na een halve eeuw; eenige opmerkingen over de cultureele beteekenis der beweging van 1880. - W. Kloos prijst de Problemen der poëzie van K.H. de Raaf. | |
[pagina 223]
| |
Junie.H.H.J. Maas vervolgt zijn artikel Na een halve eeuw. Eenige opmerkingen over de cultureele beteekenis der beweging van 1880. - Willem Kloos schrijft over Avonddauw van Hélène Swarth. | |
Groot-Nederland. Junie.In de rubriek Literatuur beoordeelt Frans Coenen o.a. de boerenromans van Antoon Coolen. | |
Leiding. Mei.Albert Verwey besluit zijn uitvoerige studie over Guido Gezelle. - P.N. van Eyck vervolgt zijn beschouwingen over Een Halve Eeuw Noord-Nederlandsche Poëzie met een ontleding van Albert Verwey's Verzamelde gedichten. - P. Geyl bepleit, in een artikel Wetenschap en Taalverzaking het gebruik van het Nederlands in wetenschappelike geschriften, in 't biezonder in proefschriften van beoefenaars der moderne talen. - P.N. van Eyck oordeelt ongunstig over de bundel Vernieuwingen van Henriette Roland Holst. | |
De Stem. Mei.Dirk Coster schrijft een Open brief aan Prof. Dr. C.G.N. de Vooys ter weerlegging van de taalkundige kritiek, onzerzijds op de aantekeningen bij ‘De Nederlandsche poëzie in 100 verzen’ geoefend. | |
De Socialistische Gids. Junie.Johan Winkler schrijft over Troelstra, Friesch dichter. - Henriette Roland Holst geeft het eerste gedeelte van een artikel over Guido Gezelle, ter herdenking van zijn honderdste geboortedag. | |
Stemmen des tijds. Mei.Drie literaire zelfportretten vindt C. Tazelaar in het werk van Jac. van Looy, Frederik van Eeden en Guido Gezelle. | |
Junie.De Literaire Kroniek van C. Tazelaar (Wahrheit und Dichtung) behandelt o.a. Kruisende wegen van A.M. de Jong. | |
Opwaartsche Wegen. Mei.W. Kramer wijdt een studie aan Guido Gezelle, met het opschrift: Sprekende trekken in de kunst van Guido Gezelle; W. ten Kate Jzn. schrijft over De spanning in het leven van Gezelle. | |
Junie.Behalve een groot aantal boekbesprekingen bevat deze afl. een Bibliographie van Karel van de Woestijne. | |
Roeping. Mei.Bernard Verhoeven begint een studie over Karel van de Woestijne. | |
Junie.Deze afl. brengt het slot van bovengenoemde studie. | |
[pagina 224]
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Desember.Een bijdrage van A. van Doninck behandelt De Legende der Marteldood van Ste Dimphna in de Dichtkunst. De schr. geeft een reeks liedekens, sinds de 16de eeuw aan de heilige van Gheel gewijd. - J. van Mierlo prijst Onze heerlijke Middelnederlandsche Woordkunst in een uitvoerig opstel. | |
Jan.-Febr.J. Mansion behandelt enige Plaatsnamen. - J. van Mierlo bespreekt Nog eens vs. 6 uit den Reinaert-proloog, uitgaande van de veronderstelling dat daar de naam Perrout gestaan zou hebben. - Maurits Sabbe geeft Nog eenige Gedichten op den Slag te Calloo (1638). | |
Paedagogische Studiën. Junie.A. Zijderveld vond in J.W. Muller's geschrift ‘De moedertaal en het Gymnasium’ aanleiding tot een beschouwing over Het Nederlands op het Gymnasium. | |
Eigen Volk II, afl. 3.H.H. Knippenberg vervolgt zijn artikel over Noordbrabantsche Folklore. - J. Rasch geeft een opsomming van de Centra voor Volkskunde in Nederland. | |
Afl. 4.A. Beets schrijft over Sleutelbus (sleutelbos) en sleutelschieten; J.A. Jolles over Nederlandsche schuttersgilden. - K. ter Laan geeft in Noord en Zuid Noord-Nederlandse parallellen van proeven van Volkshumor bij Cornelissen. | |
Vondelkroniek. Junie.Dit nieuwe tijdschrift, dat viermaal per jaar zal verschijnen, brengt in de eerste aflevering de volgende bijdragen: een opstel van J. van Ginneken over De techniek van Vondels vergelijkingen met een kijkje op een onbelichten kant van Vondels zinneleven. - G.J. Hoogewerff ontdekte De zangwijze van Vondels Konstantijntje, in een Italiaans muziekboek van Marco da Gagliano. Merkwaardig is, dat op deze wijze ook een Italiaans gedicht bestaat, op een moeder die haar pas gestorven dochtertje beweent. Het is niet onwaarschijnlik dat Vondel het lied met deze woorden gekend heeft. - J.F.M. Sterck publiceert Eenige notarieele akten betreffende Vondel en zijn familie. - B.H. Molkenboer toont in een artikel Een bewaard handschrift en een verloren schilderij aan, dat Vondels gedicht ‘Op de geluckige regeeringe van Leiden’ een bijschrift is bij een schilderij van Ferdinand Bol, voor het Leidse stadhuis. Daarmee staat ook de datering van het gedicht op 1664 vast. Verder biedt dit tijdschrift plaats aan Kanttekeningen die op de Vondel-studie betrekking hebben. C.d.V. |
|